2011/370: Klacht over klachtprocedure Officier van Justitie

Rapport

Verzoeker klaagt erover dat de officier van justitie te Den Haag de sepotbeslissing in zijn strafzaak heeft gemotiveerd met de sepotcode 02 (onvoldoende bewijs) in plaats van 01 (ten onrechte als verdachte aangemerkt).

U. was werkzaam als ambtenaar van politie en was een collega van verzoeker. U. werd als verdachte aangemerkt voor het valselijk opmaken van een proces-verbaal van aanhouding. Uit zijn eerste verhoor als verdachte kwam naar voren dat verzoeker, als leidinggevende van U., aanwezig was geweest bij gesprekken over de aanhouding en over het opmaken van het proces-verbaal van aanhouding. Verzoeker werd vervolgens ook als verdachte aangemerkt. Verzoeker gaf in zijn verklaring onder andere aan argwanend te zijn geweest. Ook gaf hij aan dat hij het de verantwoordelijkheid vond van de van dienst zijnde wachtcommandant. Na de afronding van het strafrechtelijk onderzoek had de officier van justitie de strafzaak tegen verzoeker geseponeerd met sepotcode 02. Verzoeker was van mening dat hij ten onrechte als verdachte was aangemerkt en dat daarom sepotcode 01 gebruikt had moeten worden.

Bij het voorleggen van de klacht aan de officier van justitie stelde deze zich op het standpunt dat er voldoende gronden waren geweest om verzoeker aanvankelijk als verdachte aan te merken. Wat de situatie na het onderzoek betrof kon niet gesteld worden dat voldoende aannemelijk was geworden dat verzoeker onschuldig was. De sepotcode 02 werd niet gewijzigd.

De Nationale ombudsman kwam na onderzoek tot het oordeel dat de beslissing van de officier van justitie voldeed aan het motiveringsvereiste en dat de officier van justitie de strafzaak terecht met de sepotcode 02 had afgedaan. Weliswaar was de betrokkenheid van verzoeker bij het valselijk opgemaakte proces-verbaal van aanhouding niet vast komen te staan, maar de afgelegde verklaringen hadden de tegen verzoeker gerezen verdenking ook niet weggenomen. De Nationale ombudsman was daarom van oordeel dat de gedraging van de officier van justitie, die onder verantwoordelijkheid valt van de ministier van Veiligheid en Justitie, behoorlijk was en dus de klacht niet gegrond.

Verzoeker had ook een viertal klachten over de klachtenprocedure, namelijk:

-dat hij niet in de gelegenheid was gesteld zijn klacht mondeling toe te lichten;

-dat de klachttermijn met twee weken was overschreden;

-dat in de klachtafhandelingsbrief niet was vermeld binnen welke termijn hij bij de Nationale ombudsman kon klagen en

-dat de klacht door dezelfde officier van justitie tegen wie de klacht was gericht, was beoordeeld.

Met uitzondering van de klacht dat dezelfde officier van justitie tegen wie de klacht zich richtte ook de klacht had behandeld, werden de klachten over de klachtenprocedure gegrond geoordeeld.

Instantie: Officier van Justitie te Den Haag

Klacht:

officier van justitie heeft de tegen verzoeker ingestelde strafzaak geseponeerd met sepotcode 2 in plaats van sepotcode 1

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Officier van Justitie te Den Haag

Klacht:

de klacht is door dezelfde officier beoordeeld tegen wie de klacht was gericht

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Officier van Justitie te Den Haag

Klacht:

verzoeker is niet in de gelegenheid gesteld de klacht mondeling toe te lichten

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Officier van Justitie te Den Haag

Klacht:

de klachttermijn is met twee weken overschreden

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Officier van Justitie te Den Haag

Klacht:

in de klachtafhandelingsbrief is niet vermeld binnen welke termijn bij de Nationale ombudsman kan worden geklaagd

Oordeel:

Gegrond