Een huurder ontving verscheidene brieven van de Huurcommissie om een nader onderzoek in zijn woning uit te voeren. De aanleiding hiervoor was een verzoekschrift dat zijn verhuurder bij de Huurcommissie had ingediend om de huurprijs van zijn woning te verhogen na herstel van gebreken.
De huurder berichtte de Huurcommissie verschillende malen dat hij niet bekend was met een uitspraak van de Huurcommissie tot tijdelijke huurverlaging voor zijn woning op grond waarvan een `herstel van gebreken' - procedure kan volgen. Om die reden hoefde de Huurcommissie volgens de huurder het verzoekschrift van zijn verhuurder niet te behandelen en kon naar zijn mening een voorzittersuitspraak volgen, in plaats van een zitting. Hij weigerde daarom de onderzoeken in zijn woning. Daarnaast verzocht hij de Huurcommissie om hem een kopie van de uitspraak tot tijdelijke huurverlaging te sturen die zijn verhuurder met zijn verzoekschrift aan de Huurcommissie mee had gestuurd. Deze had hij niet ontvangen. De Huurcommissie heeft deze kopie niet aan de huurder gestuurd.
In de uitspraak van de Huurcommissie die volgde op de zitting naar aanleiding van het verzoekschrift van de verhuurder, verklaarde de Huurcommissie het verzoekschrift `herstel van gebreken' niet ontvankelijk. De reden was dat de Huurcommissie niet bekend was met een verzoekschrift van de huurder om een uitspraak tot tijdelijke huurverlaging te doen.
De huurder klaagde bij de Nationale ombudsman dat de Huurcommissie hem onvoldoende had geïnformeerd in de verzoekschriftprocedure `herstel gebreken', gestart door zijn verhuurder. Daarnaast klaagde hij erover dat de Huurcommissie onvoldoende actie had ondernomen op zijn signalen dat het verzoekschrift van zijn verhuurder niet ontvankelijk verklaard moest worden.
De Nationale ombudsman stelde de Huurcommissie in zijn onderzoek naar de klacht van verzoeker (huurder) onder meer de vraag waarom verzoeker geen kopie van de eerdere uitspraak tot tijdelijke huurverlaging was gestuurd. Daarnaast vroeg hij de Huurcommissie wat zij met de informatie die verzoeker aan de Huurcommissie had doorgegeven had ondernomen en of zij het achteraf juist achtte dat de zitting was doorgegaan.
De Huurcommissie kon niet verklaren waarom zij verzoeker geen kopie van de uitspraak had gestuurd. Informatie in een verzoekschriftprocedure werd normaal gesproken toegezonden aan de andere partij. Verder gaf de Huurcommissie aan dat zij een voorzittersuitspraak zou hebben gedaan als zij de informatie van verzoeker dat hem geen uitspraak tot tijdelijke huurverlaging bekend was in een eerder stadium onderzocht zou hebben.
De Nationale ombudsman was van oordeel dat de Huurcommissie het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking had geschonden door verzoeker niet de informatie te verstrekken die de verhuurder met zijn verzoekschrift had meegestuurd. Daarnaast oordeelde hij dat de Huurcommissie het evenredigheidsvereiste had geschonden. De reden daarvan was dat verzoeker de zitting van de Huurcommissie bespaard had kunnen blijven als de Huurcommissie tijdiger actie had ondernomen op de informatie van verzoeker en verhuurder.