Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd het Landelijk instituut sociale verzekeringen verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werd het Landelijk instituut sociale verzekeringen nog een aantal specifieke vragen gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen berichtte dat het verslag geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen. De reactie van verzoeker gaf aanleiding het verslag op een enkel punt aan te vullen.Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:1. Feiten1.1. Verzoeker ontvangt sinds 11 mei 1983 uitkeringen ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW). Verzoeker woonde aanvankelijk in Vught. Dit bracht met zich mee dat het districtskantoor Tilburg van het toenmalige Gemeenschappelijke Administratiekantoor (thans Gak Nederland BV; hierna: Gak) met de gevalsbehandeling in het kader van verzoekers arbeidsongeschiktheidsuitkeringen was belast. Verzoekers verhuizing naar Eindhoven – medio 1992 – bracht in deze situatie geen verandering.Dit ondanks zijn verzoek aan het kantoor Tilburg om de gevalsbehandeling aan het kantoor Eindhoven over te dragen. Sinds juli 1995 zijn verzoekers medische aangelegenheden ondergebracht bij het Gak te Eindhoven. Administratief gezien bleef verzoeker echter vallen onder het districtskantoor Tilburg van het Gak. Op 18 september 1995 had verzoeker bij het Gak te Eindhoven een gesprek met verzekeringsgeneeskundige H. in verband met zijn arbeidsongeschiktheid. Tijdens dat gesprek werd verzoeker geconfronteerd met de mededeling dat er relevante gegevens uit zijn medisch dossier ontbraken. Van de zijde van H. werd verzoeker echter meegedeeld dat zou worden geprobeerd de ontbrekende gegevens boven water te krijgen en dat hierop op een later tijdstip zou worden teruggekomen. Tijdens een tweede onderhoud met H. op 23 oktober 1995 deelde verzekeringsgeneeskundige H. verzoeker mee dat hij de desbetreffende gegevens niet kon meewegen in zijn beoordeling, omdat het Gak te Tilburg hem had meegedeeld dat de volledige gegevens over de periode 1982-1990 ontbraken.1.2. Kantoor Eindhoven van het Gak deed bij brief van 8 maart 1996 bij het arrondissementsparket te Den Bosch aangifte van verdenking van uitkeringsfraude. Verzoeker werd verdacht van overtreding van de in de artikelen 91 van de Organisatiewet sociale verzekeringen (Osv), 78 van de Algemene arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en 80 de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) neergelegde inlichtingenplicht. Bij zijn brief aan het arrondissementsparket had het Gak een zogenaamd afloopbericht gevoegd met het verzoek dit ingevuld te retourneren.1.3. Naar aanleiding van deze aangifte deelde de Fraude Recidive Registratie van de BVG-Opsporingsdienst verzoeker bij brief van 19 maart 1996 het volgende mee:"...Hierbij geven wij u te kennen dat u met onderstaande gegevens bent opgenomen in het Fraude Recidive Registratiesysteem. Sofinummer: xxxxxxxxx Dhr/Mevr. : (verzoeker; N.o.) Geb.datum : xx/xx/xx Het doel van deze registratie is alle, bij de verschillende bedrijfsverenigingen, geconstateerde gevallen van fraude centraal te registreren en zodoende mogelijke recidive te onderkennen. Registratie vindt plaats na constatering van fraude door de bedrijfsvereniging. Daarbij wordt (nog) geen rekening gehouden met een eventuele uitspraak van de arrondissementsrechtbank..."1.4. Deze brief was voor de (destijds) gemachtigde van verzoeker aanleiding zich op 17 april 1996 schriftelijk tot de BVG-opsporingsdienst te wenden met het volgende verzoek:"...Tot mij wendde zich (verzoeker; N.o.) terzake van het feit dat hij is opgenomen in het fraude recidive registratiesysteem. Cli nt is door deze opneming bijzonder verontwaardigd, de reden waarom hij mij heeft verzocht zijn belangen in deze te behartigen. Cli nt betwist dat er een constatering van fraude heeft plaatsgevonden. Ik verzoek u derhalve aan te geven waar deze registratie op berust..."1.5. In antwoord hierop liet het Gak te Eindhoven gemachtigde van verzoeker bij brief van 24 april 1996 het volgende weten:"...De Fraude Recidive Registratie Bedrijfsverenigingen is een sinds 16 februari 1994 gevoerde persoonsregistratie ten behoeve van alle bedrijfsverenigingen. Het doel van de registratie is te kunnen beschikken over gegevens die noodzakelijk zijn voor een juiste toepassing door de bedrijfsverenigingen van de Richtlijn uitkeringsfraude van het Openbaar Ministerie (Staatscourant 1993, 31). De registratie bevat onder meer gegevens over personen aan wie wegens uitkeringsfraude een administratieve maatregel of boete is opgelegd en werknemers ten aanzien van wie aangifte is gedaan bij het openbaar Ministerie terzake van uitkeringsfraude (artikel 5 Privacyreglement Fraude Recidive Registratie Bedrijfsverenigingen). Van het handelen van (verzoeker; N.o.), is bij proces-verbaal aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie te 's-Hertogenbosch onder nummer 3209.001. Ik stel vast dat de opname van zijn gegevens in het registratiesysteem conform de richtlijnen heeft plaatsgevonden en dat verwijdering daarvan uit het registratiesysteem thans niet zal plaatsvinden..."1.6. Verzekeringsarts H. van het Gak, kantoor Eindhoven, deelde verzoeker bij brief van 22 mei 1996 het volgende mee:"...Naar aanleiding van uw mondelinge verzoek (...), bevestig ik bij deze dat ik tijdens een van de gesprekken die ik onlangs met u voerde in verband met de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling, u heb medegedeeld dat in uw medische dossier alle relevante medische informatie over de periode 1982 tot 1990 ontbreekt. Ondanks onze inspanningen via regio kantoor Tilburg alsnog de ontbrekende informatie te verkrijgen is dit niet gelukt. Ik heb u dienaangaande tijdens ons gesprek al ingelicht. Bij de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling is uitgegaan van de wel aanwezige gegevens..."
1.7. Bij uitspraak van 24 september 1996 van de Politierechter te 'sHertogenbosch werd verzoeker vrijgesproken van het plegen van uitkeringsfraude, zoals hem dat naar aanleiding van de aangifte door het Gak van 8 maart 1996 ten laste was gelegd. Een en ander was voor verzoeker aanleiding om tijdens een gesprek dat hij op 7 oktober 1996 voerde met een tweetal medewerkers van het Gak, de verwijdering van zijn gegevens uit het Fraude Recidive Registratiesysteem aan de orde te stellen. Daarbij kwam tevens het vermiste gedeelte van verzoekers medisch dossier ter sprake. In vervolg hierop deelde het Gak te Eindhoven verzoeker bij brief van 8 oktober 1996 het volgende mee:"...Zoals in het onderhoud op 7 oktober j.l. met de heer K. en mij is toegezegd, is van mijn kant kantoor Tilburg telefonisch benaderd. Met name is gevraagd aan mevrouw S. wat de consequenties zijn van de uitspraak van de Politierechter te 's-Hertogenbosch naar aanleiding van de zitting op 24 september j.l. Mevrouw S. wees erop dat het een uitspraak betrof van een andere rechterlijke instantie die een uitspraak heeft gedaan in een strafrechtprocedure. Van deze uitspraak krijgt het GAK, c.q. de afdeling Bezwaar en Beroep geen bericht. De aanklager is namelijk de Officier van Justitie. De Politierechter heeft u dus vrijgesproken van een strafbaar feit m.b.t. het informeren van de Bedrijfsvereniging. Dit heeft voor het GAK in principe geen consequenties voor de zaak c.q. zaken die bij de arrondissementsrechtbank speelt c.q. spelen. Het GAK is nog steeds van mening dat aan u onverschuldigd uitkering is betaald en dat het teveel betaalde teruggevorderd moet worden. In deze zaak heeft u beroep aangetekend dat wordt behandeld door de S.V. (Sociale Verzekerings-) Rechter. Uit de woorden van mevrouw S. kan derhalve opgemaakt worden dat de uitspraak van de Politierechter niet tot een reactie c.q. wijziging van GAK-zijde zal leiden ten aanzien van de nog lopende procedures. Indien u van mening bent dat de uitspraak in de strafrechtprocedure wel consequenties moet hebben, dan adviseert zij u om de betreffende uitspraak van de Politierechter onder de aandacht te brengen van de Arrondissementsrechtbank..."1.8. Op 16 oktober 1996 ontving het Gak te Eindhoven naar aanleiding van de vrijspraak van verzoeker van het arrondissementsparket te 'sHertogenbosch het zogenaamde afloopbericht retour.1.9. Op 31 oktober 1996 had verzoeker een onderhoud met de heer J., staf-arbeidsdeskundige bij het Gak te Tilburg. Tijdens dit gesprek kwam wederom de verwijdering van verzoekers gegevens uit het Fraude Recidive Registratiesysteem ter sprake.1.10. Bij brief van 5 januari 1997 deelde verzoeker genoemde staf-arbeidsdeskundige het volgende mee:"...Tijdens mijn bezoek aan u in Tilburg, waarbij wij enige grieven mijnerzijds t.o.v. de werkwijze van GAK Tilburg o.a. het niet nakomen van gemaakte afspraken hebben besproken, beloofde u mij hierop voor 28 november 1996 terug te komen. Op 28 november omstreeks 16.00 uur belde u mij op met de mededeling, dat u nog 14 dagen tijd nodig had om een en ander uit te zoeken, binnen deze termijn van 14 dagen wilde u een tweede afspraak met mij maken om deze zaak nogmaals door te spreken. Tot op heden, 5 januari 1997, heb ik niets meer van u of een van uw collega's vernomen..."1.11. Bij brief van 7 januari 1997 bevestigde M., Districtsdirecteur bij het Gak te Tilburg, de ontvangst van deze brief. Verzoeker werd daarbij meegedeeld dat inmiddels een onderzoek was ingesteld en dat hij zo spoedig mogelijk nader zou worden bericht. 1.12 Bij brief van 17 februari 1997, gericht aan de heer M., deelde verzoeker het Gak te Tilburg het volgende mee:"...In uw brief van 7 januari 1997 deelt u mij mede dat u mij zo spoedig mogelijk nader wilt informeren. De heer J. heeft mij inmiddels telefonisch zijn verontschuldigingen aangeboden en mij medegedeeld dat (u; N.o.) mij hierover nog schriftelijk zou benaderen. Tot op heden heb ik hierover (...) niets (...) mogen ontvangen..."1.13. Op 12 maart 1997 had verzoeker een onderhoud met de heer M. van het Gak te Tilburg. In dit gesprek werd door verzoeker onder meer de vraag aan de orde gesteld waar het verdwenen gedeelte van zijn dossier was en wie daarvoor verantwoordelijk moest worden gehouden. Daarnaast vroeg verzoeker nogmaals om verwijdering van zijn gegevens uit het Fraude Recidive Register. Bij brief van 24 maart 1997 bevestigde het Gak te Tilburg de tijdens dat gesprek gemaakte afspraken. De inhoud van deze brief luidt – voor zover hier van belang - als volgt:"Ten aanzien van uw verzoek om verwijdering van uw gegevens uit het fraude-recidive register (gezien de vrijspraak in de strafzaak) kunnen wij u mededelen dat wij dit verzoek hebben voorgelegd aan de daartoe bevoegde Regiomanager Opsporing, de heer B. (...). U ontvangt hierover op een zo kort mogelijke termijn nader bericht."1.14. Bij brief van 1 april 1997 berichtte de hiervoor genoemde regiomanager verzoeker als volgt:"...Op 25 maart ontving ik via ons districtskantoor Tilburg een afschrift van de uitspraak van de politierechter. Naar aanleiding van dit schrijven deel ik u mede dat ik aan de Fraude Recidive Registratie opdracht heb gegeven uw registratie daaruit met onmiddellijke ingang te verwijderen..."1.15. Naar aanleiding van de brief van het Gak van 24 maart 1997 en een telefoongesprek op 1 april 1997, schreef verzoeker op 2 april 1997 aan het Gak te Tilburg een brief, waarin hij verwees naar het onderhoud op 12 maart 1997 en waarin hij nogmaals zijn ongenoegen uitte over de gang zaken. Als bijlage bij deze brief voegde hij een kopie van de brief van verzekeringsgeneeskundige H. van 22 mei 1996 (zie 1.6.).1.16. Op 7 april berichtte de Fraude Recidive Registratie Bedrijfsverenigingen verzoeker dat zijn gegevens op diezelfde datum uit het Fraude Recidive Registratiesysteem waren verwijderd.1.17. Op 28 april 1997 had verzoeker een telefonisch onderhoud met L., staf verzekeringsarts bij het Gak te Tilburg. Bij brief van dezelfde datum vroeg verzoeker aan het Gak te Tilburg om een antwoord op zijn brief van 2 april 1997.1.18. Vervolgens deelde het Gak te Tilburg verzoeker bij brief van 1 mei 1997 het volgende mee:"...Naar aanleiding van uw brief is er uitvoerig overleg geweest over uw casus op het Gak Nederland bv, kantoor te Eindhoven d.d. 10-04-1997. Uit het overleg is duidelijk geworden dat de verzekeringsgeneeskundige visie van alle betrokken verzekeringsartsen betreffende uw casus door de jaren heen steeds eensluidend is geweest. In uw geval is doorlopend om medische redenen arbeidsongeschiktheid aangenomen, is er twijfel geweest of u duurzaam in staat zou zijn tot loonvormende arbeid in het vrije bedrijf. Analyse van de aanwezige medische rapportages in de diverse dossiers geeft een adequaat onderbouwde visie ten aanzien van uw beperkingen gedurende de periode van 1982 tot 1990. De overlegsituatie met kantoor Eindhoven betreffende uw casus is nog niet in een eindstadium. Op termijn ontvangt u via het directiesecretariaat van kantoor Tilburg daar nog verdere berichtgeving over..."1.19. Naar aanleiding van het telefonisch onderhoud op 28 april 1997 en de brief van 1 mei 1997, deelde verzoeker staf-verzekeringsarts L. van
het Gak te Tilburg, bij brief van 2 juni 1997 het volgende mee:"...Uw telefoontje heeft bij mij de indruk gewekt dat er mogelijk op korte termijn een doorbraak in deze onverkwikkelijke zaak te verwachten was, in uw brief spreekt u over "Op termijn". (...) Tot op heden heb ik niets meer van u of iemand anders binnen het GAK vernomen, (...). U heeft het in uw brief ook over de medische reden van mijn arbeidsongeschiktheid, ik wil u erop wijzen dat er mijnerzijds nooit enige twijfel is geweest aan de medische rapportages, mijn klachten gaan uitsluitend over de slechte en slordige administratieve kant van de zaak..."1.20. In antwoord op deze brief deelde staf-verzekeringsarts L. verzoeker bij brief van 4 juni 1997 het volgende mee: "...Ik ontving uw schrijven d.d. 02-06-1997 in goede orde. Aangezien de heer M., directeur Gak Nederland BV, kantoor Tilburg momenteel op vakantie is, adviseer ik u volgende week met ons kantoor kontakt op te nemen. (...) Aansluitend daaraan zal ik met de directie over uw casus overleggen..."1.21. Nadat verzoeker vervolgens telefonisch contact had opgenomen met het Gak te Tilburg, werd hij bij brief van 18 juni 1997 over het volgende ge nformeerd:"...Aansluitend aan ons telefonisch onderhoud van maandag 16-06-1997 kan ik u thans mededelen dat uw gevalsbehandelingsdossier overgedragen gaat worden aan ons kantoor te Eindhoven. De afhandeling van de nog lopende beroepszaak blijft tot de definitieve uitspraak van de rechtbank in beheer bij de afdeling Bezwaar & Beroep van het Kantoor te Tilburg. In verband met automatiseringstechnische aangelegenheden zal de dossieroverdracht van uw uitkeringsdossier vermoedelijk per 1-08-1997 gerealiseerd zijn..."2. Standpunt verzoekerHet standpunt van verzoeker staat verwoord in de klachtsamenvatting onder
Klacht
.3. Standpunt Landelijk instituut sociale verzekeringen3.1.Het Lisv verwees in zijn reactie op de klacht naar de bijgevoegde brief van het hoofdkantoor van Gak Nederland BV van 27 november 1997. Het Lisv deelde mee accoord te zijn met het standpunt zoals in deze brief verwoord. Het Gak deelde in deze brief het volgende mee:"...Allereerst zullen wij ingaan op het verzoek om verwijdering van de gegevens uit het Fraude Recidive Registratiesysteem en vervolgens op de vraag over het ontbreken van relevante medische informatie. * Verzoek verwijdering gegevens uit het Fraude Recidive Registratie systeem Al in april 1996 heeft (verzoeker; N.o.) via Das rechtsbijstand verzocht om verwijdering van een aantal gegevens uit het Fraude Recidive Registratiesysteem (FRR). Dit verzoek werd gemotiveerd geweigerd (...). Op 16 oktober 1996 hebben wij het afloopbericht ontvangen. Daarop is helaas niet gereageerd. Pas nadat (verzoeker; N.o.) de directie hierop attent heeft gemaakt in maart 1997, is op 1 april opdracht tot verwijdering gegeven, hetgeen op 7 april 1997 is ge ffectueerd. Een verwijdering op basis van een rechterlijke uitspraak 'vrijspraak' lijkt ons correct doch is nergens geregeld/voorgeschreven. Mogelijk is bij opzet van het FRR gekeken naar de wijze waarop binnen de politie/justitie strafbare gegevens worden geregistreerd en doet zich hier hetzelfde probleem voor. Resumerend kunnen wij stellen dat bedoelde verwijdering van de persoonsgegevens uit het FRR eerder had kunnen plaatsvinden. De klacht is op dit punt gegrond. (...) Er zijn geen redenen aanwezig om aan te nemen dat de weergave van de feiten door betrokkene in het door hem geproduceerde overzicht "inschrijving en verwijdering uit het frauderegister" niet correct zou zijn. De functie van het afloopbericht is dat hiermee het 'zakenvolg-systeem' van de opsporingsdienst (frauderegistratiesyteem) kan worden gevoed. Het betreffende product (proces-verbaal) wordt hierdoor afgesloten. Vervolgens wordt de uitkomst aan het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv) gerapporteerd. * Ontbreken van medische informatie Ten aanzien van de medische gegevens is op ons kantoor te Eindhoven uit het ter plaatse aanwezige dossier door de heer H. geconstateerd dat er medische gegevens ontbraken over de periode 1982-1990. Mogelijk door een communicatiestoornis is op kantoor Tilburg geen vraagstelling voor completering van de gegevens ontvangen. Op 2 april 1997 ontving het kantoor te Tilburg een brief van belanghebbende waarin gewezen werd op het ontbreken van medische stukken. Vervolgens heeft de heer L. op 10 april 1997 over deze kwestiecontact gehad met de heer G. van kantoor Eindhoven. Uit dit overleg is duidelijk geworden dat de verzekeringsgeneeskundige visie van alle betrokken verzekeringsartsen over deze casus door de jaren heen eensluidend is geweest. Van 1982 tot 1990 is doorlopend aangenomen dat er twijfels waren aan het vermogen tot duurzame loonvormende arbeid in het vrije bedrijf. Een analyse van de aanwezige medische rapportages in de diverse dossiers van belanghebbende (uitkeringsdossier), medisch dossier en procesdossier beroepszaak) gaf een adequaat onderbouwde visie ten aanzien van de beperkingen van belanghebbende gedurende de jaren 1982 tot 1990. Een belangrijke pijler in de medische oordeelsvorming is in 1982 de conclusie geweest van de heer P., psychiater. Hij heeft op verzoek van de heer G., GMD verzekeringsgeneeskundige, nader over (verzoeker; N.o.) gerapporteerd. In de stukken die zich in het dossier bevinden, wordt enkele malen gerefereerd aan voornoemd rapport van de heer P. De conclusie dat er een belangrijke reden is om belanghebbende op psychiatrische gronden als arbeidsongeschikt aan te merken, is door alle verzekeringsartsen die met de gevalsbehandeling bezig zijn geweest, overgenomen. In het dossier ontbreekt echter het voornoemd psychiatrisch rapport. Het is niet duidelijk of dit ooit in het dossier aanwezig is geweest. Aangezien de heer G. niet meer in onze dienst is, is contact opgenomen met de heer P. (...). Het is niet duidelijk geworden of dit psychiatrisch rapport daadwerkelijk naar ons is toegestuurd of dat destijds is volstaan met het toezenden van de conclusies. Voor de zorgvuldigheid hebben wij verzocht alsnog het rapport aan ons toe te zenden. Op uw vraag of alle relevante gegevens tussen 1982 tot 1990 ontbreken, dient dan ontkennend geantwoord te worden. Uit de aanwezige stukken is door de jaren heen een eensluidend verzekeringskundig standpunt te reconstrueren. Deze visie hebben wij ook aan belanghebbende bevestigd (...). Concluderend moeten wij stellen dat deze casus een zeer complexe materie betreft waarin over vele jaren niet alleen beoordelingen WAO spelen, maar ook aanleiding was tot handhavingsonderzoeken gevolgd door juridische procedures. Tijdens de loop van deze casus is natuurlijk een tijdige en goede wederzijdse communicatie van groot belang. In dat kader kunnen wij constateren dat beide partijen daarin te kort geschoten zijn..." Als bijlage bij zijn reactie zond het Gak een kopie van de brief van 14 mei 1997 die het Gak te Tilburg had gestuurd aan psychiater P. met het verzoek om toezending van de ontbrekende medische onderzoeksgegevens. In een telefonische toelichting op de reactie van het Gak, liet L., stafverzekeringsarts bij het Gak te Tilburg weten dat de ontbrekende informatie uit verzoekers medische dossier alleen de rapportage van psychiater P. uit 1982 betreft.4. Reactie verzoekerIn een telefonische reactie op de standpunt van het Lisv, zoals onder 3. weergegeven, liet verzoeker onder meer weten dat de informatie van het Gak dat de ontbrekende medische gegevens alleen de medische rapportage van psychiater P. betrof, onjuist was. Onder verwijzing naar de brief van H. van 22 mei 1996, handhaafde hij zijn standpunt dat alle medische gegevens over de jaren 1982-1990 ontbraken. Verder sprak verzoeker zijn verontwaardiging uit over het feit dat het Gak eerst na tussenkomst door de Nationale ombudsman toegaf dat het eerder had kunnen reageren op zijn verzoek om verwijdering van zijn gegevens uit het Fraude Recidive Registratiesysteem.5. Nadere informatie van H., verzekeringsarts bij het Gak, kantoor EindhovenDaarnaar gevraagd deelde H., verzekeringsarts bij kantoor Eindhoven van het Gak die verzoeker in het verleden een aantal malen heeft gezien voor een herkeuring in kader van zijn WAO-uitkering, telefonisch mee dat destijds uit verzoekers dossier een rapport van psychiater P. ontbrak. Verder verklaarde hij dat de conclusie op basis van dit rapport de enige medische informatie was die hij in verzoekers medische dossier over de periode 1982-1990 had aangetroffen. Naar zijn overtuiging zouden er echter meer medische rapportages moeten zijn, aangezien verzoeker sinds begin jaren tachtig arbeidsongeschikt is en hij destijds in het kader van de toekenning van zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering eveneens medisch was beoordeeld. H. wees erop dat daarover in het medische dossier niets was terug te vinden. Hij benadrukte echter dat een en ander niet in verzoekers nadeel heeft gewerkt. Ondanks het ontbreken van bepaalde medische gegevens, zijn alle deskundigen altijd eensluidend van oordeel geweest dat verzoeker volledig arbeidsongeschikt is, aldus H. 6. Nadere reactie Lisv In antwoord op een aantal nadere vragen verwees het Lisv in zijn reactie naar de brief van Gak Nederland BV van 18 februari 1998, met de inhoud waarvan het Lisv zich akkoord verklaarde. In zijn brief van 18 februari 1998 deelde Gak Nederland BV het volgende mee:"...1. Het Fraude Recidive Registratiesysteem (FRR) was oorspronkelijk opgezet door de FBV (Federatie van bedrijfsvereniging; N.o.) om te kunnen voldoen aan de eisen, neergelegd in de Richtlijn inzake
afhandeling van uitkeringsfraude uit 1993. Recidive in administratiefrechtelijke en strafrechtelijke zin was een aanvullende reden om proces verbaal op te maken in plaats van over te gaan tot administratieve afdoening. Met ingang van 1 februari 1998 is er een nieuwe richtlijn van kracht. Met de inwerkingtreding van deze richtlijn is recidive geen reden meer om over te gaan tot het opmaken van een proces verbaal. Binnen het Lisv is de conclusie getrokken dat de noodzaak om FRR te laten voortbestaan niet meer aanwezig is en is besloten FRR met onmiddellijke ingang niet meer verder te vullen en de raadpleegfunctie op te heffen. Dit besluit is ergens in mei 1997 genomen. Vanaf dat moment is het dus niet meer mogelijk gegevens op te vragen uit het systeem en gegevens aan te leveren voor registratie. De conclusie is dat we geen concrete acties meer ondernemen om een regeling voor verwijdering te ontwerpen. (...)3. In het gevalsbehandelingsdossier in Eindhoven bevinden zich twee expertises van psychiater P. d.d. 18-05-1983 en 14-11-1985. Daarbij zijn tevens enkele aanvraagbrieven voor expertises van de heer G., GMD-arts, aangetroffen die qua datum niet goed herkenbaar meer zijn. Daarmee zijn de relevante stukken, waarop destijds het medisch oordeel is gebaseerd, aanwezig.4. Ons standpunt dat er kennelijk maar n rapportage ontbrak, is achteraf niet juist geweest. Op verzoek van de heer L., staf-verzekeringsarts, heeft de heer P. meerdere relevante onderzoeksgegevens van belanghebbende opgestuurd. Deze bevinden zich inmiddels in het gevalsbehandelingsdossier. (...) Maatregelen om thans nog ontbrekende informatie boven water te halen, zijn hierdoor niet nodig..." 7. Reactie op het verslag van bevindingen In reactie op het verslag van bevindingen liet verzoeker weten dat het hem verbaast dat, ondanks het feit dat het Gak min of meer heeft toegegeven dat het niet al te correct met zijn gegevens is omgesprongen, er vanuit het Gak te Tilburg naar hem toe nog steeds geen uitsluitsel is gegeven over het hoe en waarom.
Beoordeling
I. . Ten aanzien van het verzoek om verwijdering van de gegevens uit het Fraude Recidive Registratiesysteem1. Verzoeker klaagt in de eerste plaats over de wijze waarop Gak Nederland BV (Gak), districtskantoren Eindhoven en Tilburg, zijn verzoek om verwijdering van een aantal gegevens uit het Fraude Recidive Register heeft behandeld.2. Uit het onderzoek door de Nationale ombudsman is gebleken dat verzoeker zijn vrijspraak en de door hem gewenste verwijdering van zijn gegevens uit het Fraude Recidive Register op 7 oktober 1996 heeft besproken met twee medewerkers van het Gak te Eindhoven en op 10 oktober met de staf-arbeidsdeskundige van het Gak te Tilburg. Het Gak bracht in zijn reactie naar voren dat het districtskantoor te Eindhoven op 16 oktober 1996 in vervolg op de vrijspraak van verzoeker het afloopbericht retour had ontvangen, maar dat daarop helaas niet adequaat was gereageerd. Pas op 1 april 1997 was, nadat verzoeker een en ander meermalen bij de districtsdirecteur van het Gak te Tilburg aanhangig had gemaakt, de opdracht tot verwijdering van zijn gegevens uit het Fraude Recidive Registratiesysteem gegeven. Het Gak erkende dat in het geval van verzoeker de verwijdering van zijn persoonsgegevens uit het Fraude Recidive Registratiesysteem eerder had kunnen plaatsvinden. De onderzochte gedraging van de districtskantoren Eindhoven en Tilburg van het Gak is op dit punt dan ook niet behoorlijk.II. . Ten aanzien van het ontbreken van een aantal medische gegevens1. Voorts klaagt verzoeker erover dat in zijn dossier alle relevante medische informatie over de periode 1982 tot 1990 ontbreekt en dat het districtskantoor Tilburg van het Gak, ondanks zijn verzoeken daartoe, hem tot het moment van het indienen van zijn klacht hierover geen opheldering heeft verschaft. Verzekeringsarts H. van het Gak te Eindhoven heeft verzoeker het ontbreken van bedoelde gegevens bij brief van 22 mei 1996 bevestigd.2. Het Gak deelde in zijn eerste reactie op de klacht mee dat door H. destijds inderdaad was geconstateerd dat over de periode 1982-1990 informatie uit verzoekers dossier ontbrak. Verder gaf het Gak aan dat de ontbrekende informatie uit verzoekers medische dossier een rapportage uit 1982 van psychiater P. betrof, dat destijds op verzoek van G., verzekeringsgeneeskundige bij de toenmalige GMD, over verzoeker was uitgebracht. Omdat G. niet meer bij het Gak in dienst was en niet duidelijk was of dit psychiatrisch rapport destijds naar het Gak was toegestuurd of dat was volstaan met het toezenden van de conclusies, liet het Gak weten dat het op 14 mei 1997 psychiater P. om toezending van deze rapportage had verzocht. Het Gak benadrukte voorts in zijn reactie dat, ondanks het ontbreken van deze informatie, de betrokken verzekeringsartsen door de jaren heen altijd eensluidend van mening zijn geweest dat verzoeker niet in staat was tot het duurzaam verrichten van loonvormende arbeid in het vrije bedrijf.3. In een nadere reactie liet het Gak weten dat zijn standpunt dat er kennelijk maar n rapportage ontbrak, achteraf bezien niet juist is geweest en dat er op verzoek door psychiater P. meerdere relevante onderzoeksgegevens over verzoeker aan het Gak waren overgelegd, die in het dossier van verzoeker waren gevoegd. Verder wees het Gak er nog op dat psychiater P. twee expertiserapporten heeft opgesteld, te weten n daterend uit 1983 en n uit 1985.4. Vast staat dat over de periode 1982-1990 medische gegevens uit verzoekers dossier ontbraken. Eveneens staat vast dat verzoeker zowel mondeling (12 maart 1997) als schriftelijk (2 april 1997) aan het Gak te Tilburg om opheldering van deze kwestie heeft gevraagd. De gevraagde duidelijkheid heeft verzoeker echter niet gekregen. Wel heeft het Gak verzoeker bij brief van 1 mei 1997 meegedeeld dat in zijn geval doorlopend om medische redenen arbeidsongeschiktheid is aangenomen, kennelijk met de bedoeling om aan te geven dat het ontbreken van deze gegevens niet in verzoekers nadeel heeft gewerkt. Echter niet eerder dan naar aanleiding van het door de Nationale ombudsman ingestelde onderzoek heeft het Gak aangegeven om welke gegevens het in dit geval ging, waar deze gegevens zich bevonden en dat verzoekers dossier inmiddels weer compleet was. Aangezien het hier medische gegevens betrof en bovendien een verzekeringsarts van het Gak aan verzoeker het ontbreken van deze gegevens schriftelijk had bevestigd, kon het Gak niet volstaan met slechts de mededeling dat een en ander niet van invloed was op het oordeel over de arbeidsongeschiktheid van verzoeker. Het had veeleer op zijn weg gelegen verzoeker op adequate wijze ervan op de hoogte te stellen om welke gegevens het precies ging, zo mogelijk een verklaring te geven voor het ontbreken van deze gegevens en hem te informeren over eventueel te ondernemen stappen om deze gegevens weer boven water te krijgen. Dat het Gak dit heeft nagelaten, is dan ook niet juist. De onderzochte gedraging van het Gak, districtskantoor Tilburg, is niet behoorlijk.