Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd de Belastingdienst/Ondernemingen Tilburg verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De Belastingdienst/Ondernemingen Tilburg berichtte dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:1. Feiten1.1. In 1995 stelde de Belastingdienst/Ondernemingen Tilburg (hierna: de Belastingdienst) bij verzoeker een boekenonderzoek in. Omdat dit boekenonderzoek voor beide partijen niet bevredigend verliep, droeg de Belastingdienst twee andere belastingmedewerkers (S. en B.) op het boekenonderzoek voort te zetten. Op 3 juni 1996 deelden deze belastingmedewerkers verzoeker schriftelijk mee dat op 3 juli 1996 op het adres M-straat XX het boekenonderzoek zou worden voortgezet. Het doel van het onderzoek was de aanvaardbaarheid vast te stellen van de aangifte inkomstenbelasting 1994 en de aangiften omzetbelasting over 1995.1.2. Verzoeker schreef de beide medewerkers van de Belastingdienst bij brief van 15 juni 1996 het volgende:"...Bij deze zal ik bij mijn accountant informeren naar de administratie op grond waarvan hij tot de aangifte is gekomen. Mocht er nog administratie van de afgelopen jaren in zijn bezit zijn, dan zal ik deze, als U dat wenst, op (het belastingkantoor; N.o.) bezorgen. De administratie van de afgelopen jaren, die op het verzoek van Uw collega op (het adres van de vroegere praktijk van verzoeker; N.o.) aanwezig diende te zijn, zal daar misschien nog wel zijn, doch deze kan ik U niet bezorgen daar de eigenaar van dat pand bij onze laatste confrontatie mij met een mes achterna heeft gezeten. Derhalve beroep ik mij op overmacht. Bij deze machtig ik U, om via de eigenaar van het pand (...), in het bezit te komen van de administratie van de afgelopen jaren. Tevens deel ik U mede dat het adres M-straat XX door de eigenaren van dat pand niet ter beschikking wordt gesteld voor Uw bezoek. Niet voor een paar dagen, niet voor een paar uur, helemaal niet. Deze mensen, die pogen mij te helpen, zijn de laatste maanden al teveel geconfronteerd geworden met allerlei instanties en incassobureaus. Ik hoop derhalve, dat U dit adres ook tot de privacy van die mensen laat..."1.3. Op 23 oktober 1996 had verzoeker in aanwezigheid van zijn belastingadviseur met betrekking tot het boekenonderzoek een onderhoud met belastingmedewerker S. De desbetreffende belastingmedewerker nam van verzoekers belastingadviseur de boekhouding in ontvangst.1.4. Verzoeker schreef op 23 oktober 1996 de Belastingdienst het volgende:"...Achteraf, achteraf, achteraf voel ik me op een ontiegelijke manier genaaid. Niet door U. U vroeg mij over Belgi . En ik heb Uw vragen beantwoord. Achteraf beginnen er een paar zaken op zijn plaats te vallen. U vroeg namelijk naar het beroep van mijn accountant en of hij daarvoor uitkwam. Ten tweede had U een aantal namen. En ten derde kon men mijn academie-adres niet traceren. Laat ik met het derde beginnen. Er wordt een correspondentie gestuurd naar een academie waar wij niets mee te maken hebben en zij niet met ons. Zoals ik U al vertelde is de sfeer tussen de regulieren en het "alternatieve" circuit in die mate, dat de docenten van de Europese Academie, zijnde artsen, door de Raad der Geneesheren (een soort tuchtcollege) op het matje werden geroepen. Zij mochten geen les geven aan homeopathen of acupuncturisten, of zouden uit hun beroep geplaatst worden of een strafmaatregel in die mate. De directeur van die academie heeft daarom meteen alle banden met zowel de homeopathie alswel met de acupunctuur verbroken, anders was hij zijn docenten kwijt. Als hij dan iets in die trant schrijft dat ik valselijk gebruik maak van zijn adres, begrijpt U die achtergrond. Maar zoiets leidt wel tot een onnodige controverse. Toen U aan mijn accountant die vraag stelde, herinnerde ik mij dat de man van St. ook iets deed in die richting van boekhouding, daar hij mij toentertijd voorstelde om voor mij de boekhouding van de academie te doen. Ik werk liever met registeraccountants. Maar toen U zijn naam vernoemde ging mij op de terugweg een lichtje branden: "Hebben zij U misschien een brief geschreven over frauderen etc. door mij. Want eenzelfde aanklacht werd afgelopen jaar door de vierdejaars studenten, waaronder zij, hier bij de gerechtelijke politie en belastingen gedeponeerd. Ik zal U in ieder geval de bescheiden toekomen, maar ik voel me wederom ontiegelijk genaaid, en een ander woord heb ik daar niet voor. Want U begrijpt het al: ik heb ook hier bij de politie een verklaring moeten afleggen, ook hier heeft een accountant bij de belastingen moeten komen. En ook bij jullie zit mijn accountant er bij. Wie betaalt die rekeningen? Ik en niemand anders. Ik en
niet zij die weer een of andere brief of aanklacht hebben neergelegd. Want wat doet U als blijkt dat die aanklacht c.q. brief ten onrechte is? Want wat ik in Belgi doet gaat niemand iets aan, ook niet de belastingen. Al spit ik heel Belgi ondersteboven omdat ik zo graag tuinier. Niemand van de belastingen heeft daar iets mee te maken, zolang ik daar geen extra inkomsten uit over hou. En ik geloof dat ik al genoeg shit ben tegen gekomen door allerlei valse aanklachten. Zulke mensen moesten met hun kop tegen de muur kapot slaan. Want waarom vindt U die afschrijving van een medicijnenvoorraad onlogisch? Dat zij beperkt houdbaar is, zal voor U geen probleem zijn om dat aan te nemen. Vanaf het begin van de praktijk staat er op de balans een voorraad van een soortgelijk bedrag. Al vanaf 1984 doet deze accountant mijn boekhouding. Als er in 1992 (?) een controle omzetbelasting wordt uitgevoerd, dan mag men toch aannemen dat Uw collega ook de voorraden heeft bekeken. Wat hij ook gedaan heeft. Nu echter dient U een controle uit te oefenen. Want van ineens een goede praktijk blijft er niet veel over. De oorzaak weet U. Die is aannemelijk, en zelfs bij de Tilburgse politie te controleren. Maar waarschijnlijk heeft U van die Goirlese kornuiten een brief gekregen, dat ik in Belgi de belastingen tilde. En een gewaarschuwd man telt voor twee, want dan komt op een gegeven moment mijn verhaal toch in een ander daglicht te staan. Zo erg dat u zelfs aan de afschrijving van een voorraad medicijnen gaat twijfelen. Het is juist wat (de belastingadviseur; N.o.) zegt: moet hij dan volgend jaar afboeken omdat ze dan over de houdbaarheidsdatum is? Of mag hij ze nu afboeken? Of had dat in '93 moeten gebeuren toen de praktijk kelderde door de dood van mijn zoon en de beschuldiging van doodslag? Ik heb Uw collega ontvangen. U kent mijn verhaal. Voor u is dat niet wezenlijk. Het is zijn woord tegen mijn woord. Voor mij met hetgeen toen onlangs gebeurde wel, en waarom zou ik zoiets verzinnen of op dat idee gekomen kunnen zijn? Ik heb hetgeen hij vroeg gedaan: de complete boekhouding op de praktijk gedeponeerd. En een brief naar de directeur van uw kantoor gestuurd. Er zouden andere collega's komen. Door verdere omstandigheden, reeds aan u bekend, ben ik nu niet meer bij machte om U datgene te geven, waardoor U alles kunt napluizen. Maar een aantal dingen kunt U wel napluizen. Dat de voorraad al vanaf 1984 rond die prijs schommelt. Dat Uw collega waarschijnlijk ook een schatting van de voorraden heeft vermeld. Dat medicijnen e.d. aan bederf onderhevig zijn.
En bij die Goirlenaren eens kijken hoe die reageren als U hen de "tip" geeft om bij de Belgische belastingdienst de klacht neer te leggen, die zij bij U hebben neergelegd. Hun reactie kan voor u dan een eye-opener zijn, hoe de vork in de steel steekt. En bij Uzelf nagaan of U die afschrijving ook zo vreemd had gevonden als U van hen geen brief of zo had bekomen. Ik zal zoals beloofd U met spoed de gevraagde papieren bezorgen. Ik hoop dat U achter de afwerking spoed wilt zetten..."1.5. Bij brief van 1 november 1996 diende verzoeker bij het hoofd van de Belastingdienst de volgende klacht in:"...Bij deze in het kort mijn verhaal. Tot 1993 is er niets aan de hand, maar bij het overlijden van mijn zoon tijdens de bevalling word ik in diskrediet gebracht door een anoniem telefoontje. Daarop begint het O.M. te reageren en ik word beschuldigd van doodslag op mijn eigen zoon. Uiteindelijk resulteert dat in 1996 in het oordeel "totaal geen bewijs". Ook tot die tijd had ik alleen maar prettige contacten met de belastingen. Zelfs nog na die tijd kreeg ik diverse goede adviezen. Nu heeft mijn accountant gezien het feit dat ik al een paar jaar niet meer gefunctioneerd heb, en mijn praktijk wegens bovengenoemde omstandigheden heb moeten sluiten, een aantal in zijn ogen normale handelingen uitgevoerd als het afschrijven van de medicijnen die aan bederf onderhevig zijn. (...) Nu het laatste contact. Mijn accountant zit daar voor Jan Joker. Er worden allemaal vragen gesteld over mijn activiteiten in Belgi . Er blijkt zelfs al een dossier aangelegd te zijn waarbij de belastingdienst achter mijn rug reeds ge nformeerd heeft. Betalen jullie direct ook mijn advokaat als een van de mensen waarbij U ge nformeerd heeft een klacht indient, dat ik oneigenlijk gebruik maak van zijn adres? Dan zeg ik (de controlemedewerker; N.o.) dat hij niet bij R dient te informeren, daar ik verwacht geld terug te krijgen van de belastingen fl. 8.000,- (altijd kreeg ik exact datgene terug wat mijn registeraccountant had berekend) en daarmee de huur van dit jaar kan betalen wat nog dient te gebeuren. Bovendien wenst ook een universitair bestuur geen betrokkenheid wanneer een buitenstaander gerommel met de belastingen heeft. Zijn antwoord daarop dat het nog wel even kan duren voordat ik dat geld krijg. Op de terugweg begint mij een lichtje te branden. Deze zaak stinkt. Van te voren nooit problemen gehad met de belastingen, en nu ineens zo behandeld worden, dat klopt niet. Ik doe U daarom de
brief die ik hem geschreven heb U toekomen. Ik heb dat geld gewoon nodig om dit jaar de zaak boven water te houden, en hoop dan komend jaar door te breken. Tevens doe ik er een brief bij van mijn accountant in Belgi (...) ook daar heb ik bij de gerechtelijke politie moeten komen, een advokaat en accountant in dienen te schakelen wegens vermeende verduistering, oplichting en meer van die terminologie n. Deze klacht werd ingediend door ex-studenten van het vierde jaar die door de toestanden waar ik in 1993 in verzeild raakte opstapten. Waarschijnlijk om daardoor in de gelegenheid te komen een eigen academie op te zetten als ik verdwenen zou zijn. Nu blijkt door het gesprek met (belastingmedewerker S.; N.o.), dat degene die bij U een brief heeft gedeponeerd, maar dan samen met haar man, die daarbij zijn beroep heeft vermeld om een vertrouwenswaardige indruk te wekken, dezelfde is als die mij dit in Belgi geflikt heeft. Een concurrentiestrijd mag ver gaan, maar in hoeverre dient U neutraal te blijven? Men had ook eerst bij mij kunnen informeren, dan was de verstandhouding wederzijds respectvol en op een menswaardige manier gebleven..."1.4. Op 3 december 1996 deelde verzoeker de medewerker B. van de Belastingdienst schriftelijk het volgende mee:"...Tijdens ons telefoongesprek vertelde U mij dat er in wezen fl. 11.000,- uitgegeven waren die niet in de kas zaten en dat U tevens benieuwd was naar het geld waar ik dan van geleefd had. Ik heb u een concept doen toekomen van een van de huizen die verkocht werd. Ik zal derhalve zorg dragen voor de bankafschriften die voor u ontbreken. Daaruit zal blijken dat de twee huizen ongeveer zo'n 35.000 hebben opgebracht, waarvan ik 11.000 heb gebruikt om de lopende rekeningen te betalen en van het resterende bedrag heb ik geleefd. Dat hiervan niets in de boekhouding is terug te vinden lijkt mij logisch want die huizen zijn voor een deel mijn eigendom en de verkoop daarvan heeft in mijn ogen niets met inkomen te maken. Althans zeker niet met een inkomen vanuit de gevoerde praktijk. Maar misschien zit ik hierin verkeerd. Ik heb overleg met mijn accountant gehad en die trekt zich naar beider goedkeuring terug. Hij vindt het een geldverslindende business worden. Ook ik vind de handelwijze van uw kantoor incorrect. Hij zit daar voor Jan met de korte achternaam. Waarschijnlijk op grond van een valse aanklacht van mevr. St. en haar man, zijn jullie speurwerk in Belgi gaan verrichten. Ten eerste hadden jullie eerst een controle uit dienen te oefenen naar de waarheidsgehalte van die aanklacht en naar de motivatie van die mensen, dat had mij in ieder geval een hoop ellende, werk en kosten bespaard. Ik zelf heb eenzelfde aanklacht in Belgi
kunnen ontzenuwen, echter de kosten van een accountant en van de advokaat die ik daarbij ingeschakeld heb waren voor mijn rekening. In Nederland zit ik dan wederom met een accountant, en overleg de papieren van mijn Belgische accountant. En ik hoef u niet te vertellen wat het uurloon is van die mannen. Maar ik heb in deze toestanden geen zin meer. Voor die Belgische papieren was zijn aanwezigheid overbodig. Dat ik van een vriendin geld heb geleend om de tussentijdse fase te overbruggen tot dat het geld loskwam is een zaak tussen haar en mij. U kunt dan wel de opmerking plaatsen dat U dan ook wel de behoefte voelt om haar boekhouding te controleren, zij voelt die behoefte niet. Want hier gaat het om een zaak tussen mij en de belastingen en zij voelt er niets voor om daar enige medewerking aan te verlenen. Dat ik het geld nodig heb voor de investering omdat ik komend jaar weer aan de slag wil, en daar weer een salaris neer wil zetten wat riant mag heten, is mijn motivatie. Ik wil van uw kantoor echter de duidelijkheid of ik daar wel of niet op hoef te rekenen en wanneer. Uiteindelijk heb ik met de belastingen alleen maar positieve ervaringen gehad tot die valse aanklacht en hoop dat die verstandhouding zich op korte termijn weer mag en kan herstellen..." De Belastingdienst ontving deze brief op 15 januari 1997.1.7. Bij brief van 3 februari 1997 deelde belastingmedewerker S. verzoeker het volgende mee:"...Op 15 januari 1997 ontving de postkamer uw brief van 3 december 1996. Zonder alle details van uw brief te behandelen, vind ik het van belang hierop te reageren. Van (belastingmedewerker B.; N.o.) heb ik inmiddels begrepen dat het onderzoek zich bevindt in een fase, waarbij we tot afronding zouden kunnen overgaan op het moment dat u de door hem gevraagde gegevens ter beschikking stelt. Het betreft dan met name de priv rekeningen waaruit blijkt dat u in uw onderhoud heeft kunnen voorzien zonder dat er sprake is van eventueel belaste inkomsten. Daarbij is niet van belang of het priv of zakelijke rekeningen betreft, omdat een ieder gehouden is desgevraagd aan de inspecteur de gegevens en inlichtingen te verstrekken welke voor de belastingheffing te zijnen aanzien van belang kunnen zijn. De gevraagde rekeningen, alsmede de gegevens inzake de Belgische aktiviteiten zijn nodig om een totaalbeeld te kunnen vormen over uw financi le positie in de afgelopen jaren. Ik verzoek u daarom alsnog de (...) gevraagde gegevens te overleggen. Mocht bij u
onduidelijkheid bestaan welke gegevens het specifiek betreft dan kunt u hierover kontakt opnemen(...). U refereert in uw brief en ook in een eerder stadium aan een aanklacht die zou zijn ingediend door mevrouw St. en haar man. Zonder hier verder op in te gaan, deel ik u mede dat van een aanklacht in welke vorm dan ook geen sprake is. Ik hecht er ten slotte waarde aan u mede te delen dat wat ons betreft de verstandhouding met u geen problemen oplevert en dat we met uw medewerking binnen afzienbare termijn tot afronding van het onderzoek hopen te kunnen overgaan..."1.8. Bij brief van 3 maart 1997 deelde belastingmedewerker S. verzoeker het volgende mee:"...Op 27 februari 1997 ontving de postkamer van de belastingeenheid Ondernemingen Tilburg uw brief van 3 december 1996. U hebt dezelfde brief reeds eerder verstuurd. Toegevoegd hebt u een verklaring van de notaris over de door u ontvangen gelden in verband met de verkoop van twee woonhuizen. Verder hebt u een drietal kopie n van bankafschriften (...) toegevoegd. Deze informatie is belangrijk voor de afronding van het onderzoek maar niet toereikend. (Belastingmedewerker B; N.o.) heeft u reeds in een eerder stadium verzocht aan te tonen dat een vriendin u geld heeft geleend om de periode tot juli/augustus 1995 te kunnen overbruggen. Dat hebt u tot op heden niet gedaan. U stelt in uw brief van 3 december dat de lening een zaak is tussen u en de betrokken vriendin. Op basis van artikel 47 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen geldt echter ook voor derden (in casu de vriendin) de verplichting tot het verstrekken van gegevens en inlichtingen welke voor de belastingheffing van belastingplichtige (in casu uzelf) van belang kunnen zijn. Ik verzoek u v r 1 april 1997 de gevraagde informatie te verstrekken. Voor alle duidelijkheid: het betreft informatie over de verstrekte lening waaruit ondubbelzinnig blijkt dat u gelden ter lening hebt ontvangen en voor welk bedrag..."1.9. Op 26 mei 1997 schreef verzoeker aan de Belastingdienst het volgende:"...Bij deze wil ik refereren naar uw brief van 3 februari 1997 en daarbij twee punten citeren. 1/ "...Waarbij wij tot afronding kunnen overgaan..." Nu is dit natuurlijk een rekbaar begrip of is alles in de vergetelheid geraakt? Ik weet het niet, wat ik wel weet is dat ik
meteen na het ontvangen van uw brief heb gereageerd, en nadat ik hierop niets heb vernomen mag aannemen dat alle gevraagde stukken nu eindelijk naar behoren op uw kantoor zijn. En dat de term "binnen afzienbare tijd" geen maanden meer in het vooruitzicht stelt. 2/ Blijkbaar hanteren zij in Belgi andere begrippen dan in Nederland want zij betitelen brieven van ex-studenten wel als een klacht. En mijn vraag aan U is dan ook of het mogelijk is om op grond van een dergelijke brief een klacht te deponeren wegens smaad, laster en valse aangifte. Want behalve de enorme rompslomp, de lange wachttijd, heeft dit mij ook nog een fikse rekening van mijn accountant opgeleverd. Natuurlijk is het uw plicht om alles na te gaan, maar zowel hij als ik werden uitgenodigd om uitleg te geven over de Nederlandse aangifte zoals die door mijn accountant was ingediend en werden enkel geconfronteerd met vragen over Belgi , waar hij noch ik verstand van hebben daar dit door een Belgische accountant bij de Belgische belastingen werd ingediend en goedgekeurd..."1.10. Op 21 juni 1997 wendde verzoeker zich schriftelijk tot het hoofd van de Belastingdienst, waarbij hij het volgende meedeelde:"...Bij deze geef ik mijn verontwaardiging over de onbeschofte manier waarop ik door uw belastingdienst wordt behandeld. Vorig jaar of is het reeds langer ontvangt uw dienst en de belastingdienst in Belgi een brief waarin staat dat ik zwart werk en frauduleus handel. In Belgi gaat men daar anders mee om. In Belgi dien ik bij de politie te komen om mijn kant van het verhaal te doen, de Belgische accountant die de boekhouding van de vereniging verzorgt, doet zijn kant van het verhaal, en als dan blijkt dat de klacht is ingediend door een aantal gefrustreerde ex-studenten c.q. leden van de vereniging dan wordt de zaak daar als afgedaan beschouwd. Nee, in Nederland is dat een ander verhaal. Daar had ik voor mijn praktijk als klassiek homeopaat een registeraccountant (...). Jarenlang werden zijn aangiften gewoon naar behoren en zonder problemen afgehandeld, echter deze keer wordt er bezwaar gemaakt op oneigenlijke gronden. Uiteindelijk worden wij na maanden uitgenodigd, en dan komt de Nederlandse aap uit de mouw: wat mijn accountant weet over mijn inkomsten in Belgi en/of hij wel een echte accountant is want iemand die die brief heeft geschreven draagt ook zo'n halve titel. Ik denk dat mijn accountant nog in zijn hele carri re nog nooit zo onbeschoft behandeld geworden is. En aan mij of mij die namen iets zeggen. Niente, niente meneer pastoor, mijn accountant weet niets over het hele Belgische gebeuren en heeft mij geadviseerd daarvoor een Belgische accountant te nemen. Het gezever over dat er problemen zouden zijn met zijn jaarverslag was dus bullshit. Dan blijkt dat de Nederlandse belastingdienst op diverse plaatsen informatie heeft ingewonnen maar niets heeft kunnen achterhalen. Nee, dat kan ook niet want de (stichting A naar Belgisch recht; N.o.) die ik als voorzitter leid is niet meer (dan) een ide le vereniging, een VZW, oftewel op zijn Nederlands een stichting zonder winstoogmerk. Ik reageer naar u, maar zo'n brief zal wel nooit bij de directeur zelf terechtkomen, echter de betrokken ambtenaar wordt van de boekhouding afgehaald daar men zelfs in Tilburg vindt dat er ergens zeer ver weg nog in een stoffige hoek een hoopje vergeetsel ligt wat de titel "fatsoensnormen" draagt en een ander persoon van uw kantoor zal de zaak afhandelen. Ik lever hem de papieren van de Belgische accountant en de goedkeuring daarvan van de Belgische belastingdienst. Echter dan is het nog niet afgewerkt. Want dan komt de vraag waarvan ik geleefd heb. Twee woningen verkocht (eigendom van mij en mijn broers en zusters), en die stonden niet op het jaarverslag. In mijn ogen was dat niet nodig want ik zie dat niet als inkomen omdat het mijn eigen geld is. Daarvan heb ik met moeite de bewijsstukken via de notaris en de bank kunnen overleggen, maar toen was de laatste vraag waar ik twee maanden mee had overbrugd. Met een lening. Dat bewijs moest ik binnen een paar weken leveren zo niet dan werd mijn aangifte op -0- gezet, en zowel dan zou het spoedig worden afgehandeld. Binnen een week het bewijsstuk geleverd. En sindsdien ook niets meer gehoord. Ik vind dit werkelijk ongehoord en ronduit onbeschoft. Al mijn correspondentie ten spijt dat ik als alles naar behoren op tijd af had kunnen werken met het geld wat ik diende te krijgen mij bij een collega in had kunnen kopen en weer opnieuw aan de slag had gekund waren aan dovemansoren gericht. Blijkbaar eenmaal een fraudeur of schuldige blijkbaar altijd een fraudeur of schuldige. Maar schuld hoeft in Nederland niet bewezen te worden. Wat heb ik geleverd:- het verslag van mijn accountant wat altijd klopte en correct werd behandeld; - het verslag van de Belgische accountant, en wie draagt die kosten ? en de goedkeuring van de Belgische belastingdienst; - de bedragen van de verkoop van de huizen; - een bewijs van een persoonlijke lening die voldaan werd na verkoop van een van de huizen; - verzoeken om het snel af te werken opdat ik mij door me in te kopen weer aan het normale arbeidsproces deel kan nemen, maar nee men heeft hopelijk een fraudeur. Een miljoenenkwestie, wel nee, macht daar draait het om. Men heeft iemand bij zijn veter die dat geld nodig heeft om zich weer terug in te kopen. En waarom deze ellende: heeft de belastingdienst ooit de mensen gehoord die een lasterlijke brief hebben geschreven. Nee, dan wordt er om de hete brei heen gedanst. In eerste instantie heeft men zich door zijn titel laten misleiden en als dan alles op een misverstand blijkt te berusten, zal men dat niet ruiterlijk toegeven. Nee in Belgi hecht men wel waarde aan het woord van de belastende partij en aan het verslag van een registeraccountant. In Nederland niet. Waarom hebben ze niet rechtstreeks bij mij die papieren van Belgi opgevraagd? Waarom dat achterbakse speurwerk? En wat zegt mijn Nederlandse accountant: dat geld die achtduizend gulden krijg je niet, want zij hebben werk verricht en dat gaan ze verrekenen. Het enige wat ik nu aan U vraag: geef mij onderhand maar duidelijkheid..."1.11. Belastingmedewerker S. deelde verzoeker bij brief van 30 juni 1997 het volgende mee:"...Bij deze bericht ik u over de voortgang van het boekenonderzoek en de afwerking van de aangifte inkomstenbelasting over 1995. Omdat ik 5 weken niet op kantoor aanwezig ben geweest heeft de beantwoording van uw brief van 26 mei 1997 enige vertraging opgelopen. De voortgang van het onderzoek door (belastingmedewerker B.; N.o.) is hierdoor echter niet belemmerd. De huidige stand van zaken is als volgt:- De aangifte Inkomstenbelasting 1995 is conform het aangegeven belastbaar inkomen van negatief f 20.577 geregeld. Het verlies zal verrekend worden met oude jaren. De verdere administratieve verwerking van de aangifte neemt nog ongeveer 6 weken in beslag - (Belastingmedewerker B.; N.o.) heeft het onderzoek afgerond tot aan de rapportage. Te zijner tijd ontvangt u een exemplaar van het rapport. Voor de verdere afronding is uw administratie niet meer benodigd. Ik verzoek u daarom kontakt met (belastingmedewerker B.; N.o.) of met mij op te nemen, teneinde een afspraak te maken voor het afhalen van uw administratie. Ik hecht er tenslotte waarde aan u nogmaals mede te delen dat bij ons geen klachten- of klikbrief aanwezig is, zoals u suggereert in uw voorlaatste brief en in uw brief van 26 mei jongstleden..."1.12. Bij brief van 28 juli 1997 deelde het hoofd van de Belastingdienst verzoeker het volgende mee:"...Op 30 juni 1997 ontving ik uw brief van 21 juni 1997, waarin u zich beklaagt over een aantal zaken. Ook op 30 juni 1997
stuurde (belastingmedewerker S.; N.o.) u een brief waarin hij aangeeft waarom u nog geen antwoord heeft gekregen op uw brief van 26 mei 1997. Verder beantwoordt hij uw vraag over de hoogte waarop uw inkomen over 1995 is vastgesteld en hij verzoekt u kenbaar te maken wanneer u uw administratie op wil komen halen. Tot op heden heeft u op deze brief nog niet gereageerd. Verder wil ik kort ingaan op uw andere grieven en klachten. Zoals u herhaaldelijk mondeling en schriftelijk is medegedeeld, heeft de Belastingdienst geen klikbrief over u ontvangen. Naar uw activiteiten in Belgi is gevraagd, omdat eventuele inkomsten die hieruit voortvloeien van belang zijn voor de belastingheffing in Nederland. (Belastingmedewerker M.; N.o.) is niet verder belast met het boekenonderzoek, vanwege de verstoorde relatie tussen u en hem. Het onderzoek is niet overgedragen vanwege zijn aanpak of vermeende uitspraken. U doet het voorkomen alsof de aan u gevraagde stukken en bescheiden steeds op korte termijn ter beschikking werden gesteld. In november 1996 verzoekt echter (belastingmedewerker B.; N.o.) om aanvullende informatie. Na een herhaald verzoek van (belastingmedewerker S.; N.o.) zijn op 10 maart 1997 uiteindelijk de gevraagde bescheiden ontvangen. Sinds het eerste verzoek is een periode van ruim drie maanden verstreken. Bovendien bent u gedurende de periode van november 1995 tot mei 1996 niet te traceren geweest. Uw adviseur was niet van uw woon- of verblijfplaats op de hoogte, noch had de Belastingdienst van u een adreswijziging ontvangen. U verwacht echter wel van mijn medewerkers dat zij van gemaakte planningen en afspraken afwijken op het moment dat u weer van zich laat horen. Op elke van uw brieven is binnen redelijke termijn gereageerd. Opbrengsten door verkoop van panden zijn niet van belang voor de bepaling van uw belastbaar inkomen, maar wel voor het maken van een vermogensvergelijking/kasopstelling. U bent niet rechtstreeks benaderd voor het verstrekken van gegevens vanuit Belgi , omdat u een hele periode voor de Belastingdienst niet aanspreekbaar was. Bovendien heeft uw adviseur, (...), aangegeven dat de kontakten het beste via hem konden lopen, gezien de slechte bereikbaarheid. De onduidelijkheid waarover u rept is inmiddels weggenomen door de brief van (belastingmedewerker S.; N.o.) van 30 juni jl.
Waarom de beantwoording op uw vraag op zich heeft laten wachten, heeft hij u in deze brief ook geschreven. Ik ben van mening dat de nodige zorgvuldigheid in acht is genomen. Van onfatsoen en onbeschoftheid is mij niets gebleken..."1.13. Met dagtekening 31 juli 1997 legde de Belastingdienst aan verzoeker de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1995 op. De aanslag had de Belastingdienst op nihil vast gesteld. Voorts had de Belastingdienst daarbij het voor verliesverrekening in aanmerking komende bedrag vastgesteld. Het aanslagbiljet werd niet aan verzoeker toegestuurd.1.14. Op 10 december 1997 zond de Belastingdienst het op 9 december 1997 opgestelde controlerapport aan verzoekers postadres toe.2. Standpunt van verzoekerHet standpunt van verzoeker staat verwoord in de klachtformulering onder
Klacht
.3. Standpunt van de Belastingdienst/Ondernemingen TilburgNaar aanleiding van de klacht deelde de Belastingdienst/Ondernemingen Tilburg het volgende mee:"...(Ik) zal (...) in de door u aangegeven volgorde ingaan op de geformuleerde klacht.1. Bij elke belastingplichtige ondernemer wordt met een zekere regelmaat een boekenonderzoek ingesteld. Hiervoor is geen bijzondere aanleiding nodig, op bepaalde signalen wordt echter wel actie genomen. In het geval van (verzoeker; N.o.) is en blijft hij ervan overtuigd dat er sprake is van een klikbrief over hem. Herhaaldelijk is hem de verzekering gegeven dat dit niet het geval is. Een bij derden ingesteld boekenonderzoek vormde de aanleiding tot een boekenonderzoek bij (verzoeker; N.o.). Hij is hierover niet ge nformeerd, omdat hij hiernaar nooit heeft gevraagd. Het is niet gebruikelijk dat de Belastingdienst aktief de aanleiding van een boekenonderzoek vermeldt.2. Naar de aktiviteiten van (verzoeker; N.o.) in Belgi is navraag gedaan zonder hem in eerste instantie te raadplegen en wel om verschillende redenen. - Een aanzienlijke periode, van november 1995 tot mei 1996, is (verzoeker; N.o.) onvindbaar geweest. In mei 1996 blijkt er eentijdelijk adres aan de M-straat XX te zijn. Op 15 juni 1996 schrijft (verzoeker; N.o.) dat dit pand niet bezocht mag worden als reactie op de aankondiging van het boekenonderzoek (brief van 3 juni 1996). Hij hoopt dat de Belastingdienst "dit adres tot de privacy van de mensen laat". Tevens verzoekt hij in die brief zijn post voortaan te sturen aan Postbus XXX. Via zijn adviseur, (...), wordt een afspraak gemaakt op 23 oktober 1996 om de boekhouding te mijnen kantore in te leveren, zodat de controle alhier kan worden voortgezet. -(De adviseur; N.o.) heeft telefonisch aangegeven dat de contacten het beste via hem konden lopen gezien de slechte bereikbaarheid van (verzoeker; N.o.). Samenvattend kan worden gezegd dat de contacten met (verzoeker; N.o.) moeizaam tot stand kwamen en op verzoek van zijn adviseur indirect zijn geweest. Tijdens het gesprek op 23 oktober 1996 is rechtstreeks aan (verzoeker; N.o.) gevraagd om toelichting op zijn aktiviteiten in Belgi .3. Met dagtekening 31 juli 1997 is de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1995 vastgesteld. In zijn brief van 30 juni 1997 aan (verzoeker; N.o.), maakt (belastingmedewerker S; N.o.), werkzaam op mijn eenheid, hiervan al melding. Op grond van artikel 8 van de Invorderingswet maakt de ontvanger de belastingaanslag bekend door toezending of uitreiking van het door de inspecteur voor de belastingschuldige opgemaakte aanslagbiljet. Toezending van het aanslagbiljet was niet mogelijk, omdat van (verzoeker; N.o.) slechts een postbusnummer bekend is. De ontvanger kan zich namelijk via een postbusnummer geen rechtsgeldige titel verschaffen op het moment dat ingevorderd moest worden. Tot uitreiking van een biljet wordt slechts in uitzonderingsgevallen overgegaan. Aangezien het bedrag van de aanslag f 0,- bedraagt en (verzoeker; N.o.) van het volgen van zijn aangifte op de hoogte was gebracht, is hiertoe tot op heden geen actie ondernomen. Voor wat betreft een afschrift van het openbaar deel van het controlerapport, het volgende. Op 30 juni 1997 is (verzoeker; N.o.) verzocht contact op te nemen en een afspraak te maken om
zijn administratie af te halen. In de veronderstelling dat hierbij dan tevens de slotbespreking van de controle plaats zou kunnen vinden heeft (belastingmedewerker B.; N.o.), controlerend ambtenaar, gewacht met het maken van zijn rapportage. De binnenkomst van uw brief heeft er inmiddels toe geleid dat op 10 december jongstleden het controlerapport is verstuurd aan (verzoeker; N.o.)..."4. Reactie van verzoekerVerzoeker deelde naar aanleiding van de informatie die de Belastingdienst had verstrekt, mee dat hij inmiddels het aanslagbiljet inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1995 had ontvangen. Het biljet was aan hem in persoon uitgereikt bij het ophalen van zijn administratie medio december 1997. Hij wachtte nu nog op de beschikking ter zake van de achterwaartse verliesverrekening.5. Nadere informatie van de Belastingdienst/Ondernemingen TilburgTelefonisch deelde de Belastingdienst/Ondernemingen Tilburg mee dat lopende het boekenonderzoek bij verzoeker nimmer in Belgi inlichtingen waren ingewonnen over verzoekers activiteiten aldaar. Deze gegevens waren bij de Belastingdienst reeds bekend voordat het boekenonderzoek bij verzoeker werd ingesteld. Tijdens het gesprek met verzoeker en zijn adviseur op 23 oktober 1996 is geprobeerd deze gegevens bij verzoeker te verifi ren. Voorts liet de Belastingdienst weten dat met dagtekening 30 januari 1998 de beschikking ter zake van de achterwaartse verliesverrekening aan verzoeker was toegestuurd. De Belastingdienst deelde nog mee dat hij de laatste van verzoeker gevraagde gegevens had verkregen op 10 maart 1997. Op dat moment verstrekte verzoeker namelijk de verklaring ter zake van de lening.
Beoordeling
1. De aanleiding tot het bij verzoeker door de Belastingdienst/ Ondernemingen Tilburg ingestelde boekenonderzoek1.1. Verzoeker heeft de indruk dat de Belastingdienst/Ondernemingen Tilburg de aanleiding om bij hem een boekenonderzoek in te stellen, heeft gevonden in een door de Belastingdienst ontvangen brief van een van verzoekers oud-cursisten. Hij heeft dit diverse keren aan de Belastingdienst schriftelijk meegedeeld. De Belastingdienst heeft daarop telkens ontkennend geantwoord, voor het laatst in de brief van het hoofd van de eenheid van 28 juli 1997. Verzoeker klaagt er thans over dat de Belastingdienst hem geen duidelijkheid verschaft omtrent de aanleiding tot het instellen van het boekenonderzoek.1.2. In reactie op de klacht heeft de Belastingdienst meegedeeld dat een bij een derde ingesteld boekenonderzoek informatie had opgeleverd die aanleiding gaf om bij verzoeker een boekenonderzoek in te stellen. Verzoeker was hierover niet ge nformeerd, omdat hij hiernaar nooit had gevraagd. De Belastingdienst merkte daarbij op dat het niet gebruikelijk is om actief de aanleiding voor het instellen van een boekenonderzoek mee te delen.1.3. Verzoeker heeft diverse keren aan de Belastingdienst kenbaar gemaakt dat hij de stellige indruk had dat de aanleiding voor het bij hem instellen van het boekenonderzoek een klik- of klachtbrief van een van zijn oud-cursisten was. De Belastingdienst heeft dit even zovele keren ontkend. De Belastingdienst had verzoeker echter, toen bleek dat hij door de ontkenning op dit punt niet was gerustgesteld, meer duidelijkheid moeten verschaffen over de werkelijke aanleiding voor het boekenonderzoek. Zo had het hoofd van de eenheid in zijn brief van 28 juli 1997 aan kunnen geven dat de werkelijke aanleiding de informatie was die was verkregen uit een ander door de Belastingdienst gehouden boekenonderzoek. De onderzochte gedraging is dan ook op dit punt niet behoorlijk. 2. De inlichtingen uit Belgi over verzoekers activiteiten2.1. Tijdens het gesprek van 23 oktober 1996 met verzoeker en zijn belastingadviseur hebben de beide bij het boekenonderzoek betrokken belastingmedewerkers geprobeerd een aantal gegevens over verzoekers activiteiten in Belgi bij hem te verifi ren. Verzoeker heeft daaruit afgeleid dat de Belastingdienst - zonder hem eerst zelf in de gelegenheid te stellen inlichtingen te verstrekken - navraag in Belgi had gedaan.2.2. In reactie op de klacht heeft de Belastingdienst meegedeeld dat nimmer tijdens het bij verzoeker ingestelde boekenonderzoek navraag in Belgi is gedaan naar zijn activiteiten. De informatie die de Belastingdienst over deze activiteiten had, was beschikbaar gekomen bij een door de Belastingdienst bij een derde verricht boekenonderzoek. In het gesprek van 23 oktober 1996 is rechtstreeks aan verzoeker gevraagd om een toelichting te geven over deze activiteiten.2.3. Nu niet is gebleken van het tegendeel, moet het ervoor worden gehouden dat de Belastingdienst uit hoofde van een ander boekenonderzoek beschikte over informatie omtrent verzoekers activiteiten in Belgi op het moment dat bij hem het boekenonderzoek werd ingesteld en dat tijdens het boekenonderzoek geen navraag in Belgi is gedaan. De klacht van verzoeker mist daardoor op dit punt feitelijke grondslag. De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.
3. De afwikkeling van het boekenonderzoek3.1. Op 3 februari 1997 deelde de Belastingdienst verzoeker mee dat het boekenonderzoek zich bevond in een fase waarin, nadat verzoeker de laatste door de Belastingdienst gevraagde gegevens zou hebben verstrekt, tot afronding van het onderzoek zou kunnen worden overgegaan. De Belastingdienst ontving de laatste van verzoeker tijdens het boekenonderzoek gevraagde gegevens op 10 maart 1997. Op 26 mei 1997 benaderde verzoeker de Belastingdienst met de vraag waarom het boekenonderzoek nog niet was afgerond. Met dagtekening 31 juli 1997 legde de Belastingdienst aan verzoeker de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1995 op. De Belastingdienst verstuurde het aanslagbiljet niet aan verzoekers postbusnummer; het werd in december 1997 aan hem in persoon uitgereikt. Op 10 december 1997 werd het controlerapport aan hem op zijn postadres toegezonden.3.2. In reactie op de klacht deelde de Belastingdienst mee dat het aanslagbiljet inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1995 niet aan verzoekers postbus was toegestuurd, omdat door toezending naar een postbusnummer de belastingontvanger zich geen rechtsgeldige titel voor invordering van de aanslag zou verschaffen. Tot uitreking van het biljet werd slechts in uitzonderingsgevallen overgegaan. In dit geval was geen actie ondernomen. Het bedrag van de aanslag was nihil. Wat betreft het controlerapport deelde de Belastingdienst mee dat de betrokken belastingmedewerker had gewacht met het maken van zijn rapportage in de veronderstelling dat wanneer verzoeker naar aanleiding van de brief van 30 juni 1997 contact zou opnemen voor het afhalen van zijn administratie, tevens de slotbespreking zou kunnen plaatsvinden. Naar aanleiding van de klacht had de belastingmedewerker inmiddels zijn rapportage opgesteld. Ter zake van de achterwaartse verliesverrekening deelde de Belastingdienst mee dat met dagtekening 30 januari 1998 de beschikking hierover aan verzoeker was verstuurd. 3.3.1. Op 10 maart 1997 ontving de Belastingdienst de laatste van verzoeker tijdens het boekenonderzoek gevraagde gegevens. Gerekend vanaf deze datum heeft het wat betreft de aanslagregeling ruim vier maanden geduurd voordat de Belastingdienst aan verzoeker met dagtekening 31 juli 1997 de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1995 oplegde. Wat betreft de verliesverrekening ging het, gerekend vanaf de dagtekening van de aanslag tot de dagtekening van de beschikking ter zake van de achterwaartse verliesverrekening, om een periode van zes maanden. Deze afhandelingstermijnen zijn te lang (zie ook