Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd het Landelijk instituut sociale verzekeringen verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tevens werd het Landelijk instituut sociale verzekeringen een aantal specifieke vragen gesteld. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen berichtte dat het verslag haar geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen. Verzoekster gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:1. Feiten1.1. Verzoekster ontving in december 1996 een brief van de Nieuwe Industri le Bedrijfsvereniging (hierna: de NIBv), gericht aan de leden-werkgevers aangesloten bij de NIBv en behorende tot de risicogroep Algemeen. In deze brief stond onder meer het volgende vermeld:"De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (...) heeft besloten om per 1 januari 1997 een andere berekeningswijze toe te passen voor het vaststellen van de hoogte van de reserves in het wachtgeldfonds. Dit heeft tot gevolg dat in het wachtgeldfonds van onze bedrijfsvereniging eind 1996 een aanzienlijk overschot in de reserves zal ontstaan.Naar aanleiding hiervan heeft het bestuur zich beraden over de wijze waarop een deel van dit overschot weer naar de bedrijfstak kan terugvloeien zonder dat dit leidt tot administratieve lastenverzwaring voor de werkgevers en zonder dat dit in de komende jaren aanleiding geeft tot grote schommelingen in de wachtgeldpremie. Met inachtneming van deze overwegingen heeft het bestuur besloten om voor de risicogroep Algemeen de wachtgeldpremie voor 1997 op 0,00% vast te stellen en daarnaast in 1997 een terugbetaling te doen (ten laste van het wachtgeldfonds) van 2,89% van het premieloon. (...) Het premiepercentage voor het wachtgeldfonds komt daarmee in 1997 voor de risicogroep Algemeen uit op –2,89% (...) Wat betekent dit concreet voor uw premienota 1997? De WW-premie is onderverdeeld in een wachtgeldpremie(wa) en een werkloosheidspremie(we). De hoogte van de wa-premie wordt door de bedrijfsvereniging zelf vastgesteld. De hoogte van de we-premie wordt door de Minister vastgesteld. In uw premienota voor 1997 is dus een negatieve wachtgeldpremie verwerkt van (...) –2,89% (...). Op uw premienota 1997 worden – evenals dit jaar – twee percentages genoemd voor de af te dragen ww-premie, te weten - een percentage zonder franchise - een percentage waarvoor een franchise geldt (werkgeversdeel ww-premie) Op het in uw premienota vermelde ongefranchiseerde percentage is reeds (...) 2,89% (...) in mindering gebracht als terugbetaling uit het wachtgeldfonds. Aangezien de wachtgeldpremie voor de helft is opgebracht door de werknemers, dient u ook de helft van de terugbetaling, d.w.z. (...) 1,445% (...) aan de werknemers ten goede te laten komen. Een praktische methode hiervoor is om (...) 1,445% (...) in mindering te brengen op het door u op het loon van de werknemer in te houden percentage van de ww-premie. Aangezien het werknemersdeel van de ww-premie voor 1997 is vastgesteld op 2,20% dient u, indien u behoort tot de risicogroep Algemeen 2,20 – 1,445 = 0,755% (...) op het loon van de werknemer in te houden als ww-premie. Het bestuur van de bedrijfsvereniging denkt met deze regeling tegemoet te zijn gekomen aan de wens van het bedrijfsleven om overreserves in sociale fondsen zo verantwoord mogelijk weer terug te sluizen naar diegene, die deze premies in het verleden hebben opgebracht."
1.2. Verzoeksters gemachtigde berichtte de NIBv, in reactie op het schrijven van december 1996, op 18 april 1997 onder meer het volgende:"In bovengenoemd schrijven wordt aangegeven dat door een andere berekeningswijze eind 1996 een aanzienlijk overschot in de reserves is ontstaan. Het bestuur heeft besloten de wachtgeldpremie voor 1997 op 0,00% vast te stellen en daarnaast in 1997 een terugbetaling te doen van 2,89%. Per 1 januari 1997 is het lidmaatschap (van de Nieuwe Industri le Bedrijfsvereniging; N.o.) van (verzoekster; N.o.) omgezet naar (een andere bedrijfsvereniging; N.o.). Als gevolg hiervan zou kli nte geen terugbetaling ontvangen van de in het verleden te veel betaalde premie. Wij kunnen ons niet voorstellen dat dit in overeenstemming is met de wens van het bestuur. Immers in voornoemd schrijven is gesteld, de overreserves op verantwoorde wijze terug te sluizen naar degenen die in het verleden de premies hebben opgebracht, dus ook (verzoekster; N.o.) en haar werknemers. De gekozen methodiek van terugbetalen heeft een niet verwacht en ongewenst bij-effekt. (Verzoekster; N.o.) dreigt nu de dupe te worden van het feit dat van bedrijfsvereniging is gewisseld. Het niet in aanmerking komen voor het terugbetalen ervaart men als uitermate onredelijk. Namens onze kli nte verzoeken wij u dan ook te bewerkstelligen dat in dit bijzondere geval de terugbetaling van te veel ingehouden premies zal geschieden in de vorm van een daadwerkelijke betaling. Wij stellen u voor dit te doen op basis van het premieloon ww over 1996 hetgeen in de afrekening is gesteld op f 239.322,00. De terugbetaling berekenen wij alsdan op 2,89% hiervan oftewel f 6.916,00. Voor de volledigheid merken wij op dat de helft van de terugbetaling in ieder geval ten goede zal komen van de werknemers."1.3. Het Landelijk instituut sociale verzekeringen (rechtsopvolger van de NIBv per 1 maart 1997; hierna: het Lisv) deelde verzoeksters gemachtigde naar aanleiding van zijn brief van 18 april 1997 op 27 mei 1997 het volgende mee:"...Voor de goede orde wijzen wij er overigens op dat uw aan het bestuur van de Nieuwe Industri le Bedrijfsvereniging (NIBv) gerichte brief door ons wordt beantwoord aangezien het Lisv per 1 maart jl. de wettelijke rechtsopvolger van de bedrijfsverenigingen is geworden.
Uw verzoek tot terugbetaling van wachtgeldpremies vloeit voort uit het feit dat in verband met overschotten in de reserves het bestuur van de voormalige NIBv heeft besloten om voor 1997 uit te gaan van een negatieve wachtgeldpremie ter hoogte van –2,89% van de verzekerde loonsom. Aangezien uw cli nte per 1 januari 1997 onder de voormalige (andere bedrijfsvereniging; N.o.) is gaan vallen – nieuwe indelingsbeschikking – kan van terugbetaling echter geen sprake zijn. Uw cli nte valt immers per genoemde datum niet langer onder de risicogroep 'algemeen' van de NIBv. De wachtgeldfondsen worden via een omslagstelsel gefinancierd waardoor de WW-uitkeringslasten in een bepaald jaar worden betaald door de in dat jaar aangesloten werkgevers (en werknemers). Uit deze systematiek volgt dat ook voor teruggave van premiegelden in enig jaar hetzelfde geldt. Een en ander is in lijn met de solidariteitsgedachte die aan de grondslag van deze financieringssystematiek ligt..."2. Standpunt van verzoeksterVoor het standpunt van verzoekster wordt verwezen naar de klachtsamenvatting onder
Klacht
en naar punt 1.2. onder Feiten.3. Standpunt van het Lisv In reactie op de klacht bracht het Lisv het volgende naar voren:"...Systematiek van de financiering van wachtgeldfondsen De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SWZ) heeft het bedrijfsleven in 60 sectoren ingedeeld. Per sector beheert het Lisv een wachtgeldfonds. Uit het wachtgeldfonds worden de eerste 13 weken werkloosheidsuitkeringen gefinancierd. Het Lisv stelt op basis van verwachte lasten en premieplichtig inkomen, ieder jaar per wachtgeldfonds de premie vast. Iedere sector financiert op deze manier de eigen lasten (omslagstelsel). De systematiek van premievaststelling is vastgesteld in AmvB 'Premievaststelling en Reservevorming Wachtgeldfondsen', Staatsblad 1996 nummer 663. Werkloosheidsuitkeringen zijn conjunctuur gevoelig. Ieder wachtgeldfonds heeft een egalisatiereserve. Deze reserve heeft tot doel het premiepercentage in de loop van een conjunctuurcyclus te egaliseren. In tijden van lage WW-lasten wordt een hogere premie dan voor de jaarlijkse lasten noodzakelijk is, geheven. In tijden van hoge WW-lasten kan de premie minder hoog worden vastgesteld. Deze systematiek is in de premieberekening verankerd. De Minister (bedoeld wordt: Staatssecretaris; N.o.) heeft op 1 januari 1997 de norm voor de egalisatiereserve aangepast. Bij enkele wachtgeldfondsen heeft dit geleid tot een lagere egalisatiereserve. Door de systeemaanpassing valt bij enkele wachtgeldfondsen een deel van de reserves vrij. Het is inherent aan de systematiek dat deze middelen worden gebruikt voor premiereductie in de komende jaren. Het bestuur van de voormalige (NIBv; N.o.) heeft de wachtgeldpremie voor de Algemene Industrie, binnen het toen vigerende wettelijk kader, negatief vastgesteld. 1. Terugbetaling van verzekeringspremies Het wachtgeldfonds is een risicoverzekering. De verwachte lasten worden per jaar gedekt door een premiepercentage. Indien het verzekerde risico (werkloosheid) zich niet voordoet, vindt geen restitutie van de betaalde premie plaats. Indien de premie-inkomsten in een bepaald jaar hoger zijn dan het gerealiseerde risico kan de premie in het jaar erop lager worden vastgesteld (en viceversa). De staatssecretaris van SZW heeft maatregelen genomen waardoor ongewenste effecten, in casu negatieve wachtgeldpremies, niet meer mogelijk zijn. 2. Casus (Verzoekster; N.o.) bleek na inspectie aangesloten bij het verkeerde wachtgeldfonds. In casu zou moeten worden gekeken naar de premie die (verzoekster; N.o.) had moeten betalen in 1996. Dat is de premie die geldt voor de sector Groothandel. Deze premie lag 0.97% hoger dan de premie die is betaald in de sector Industrie Algemeen. (Verzoekster; N.o.) heeft een "voordeel" gehad dankzij het in de verkeerde sector ingedeeld zijn. Dit voordeel zit in het lagere premiepercentage dat werd betaald in de sector Industrie Algemeen. Indien er geen sprake is van opzet, zoals hier, is het niet gebruikelijk om bij een foute indeling, deze fout middels naheffing te corrigeren. Eveneens geldt dat de lagere premie die in de eerdere "verkeerde" sector wordt geheven, niet bepalend is voor de te betalen premie in de juiste sector..." BEOORDELING 1. Verzoekster klaagt erover dat het Landelijk instituut sociale verzekeringen (per 1 maart 1997 de rechtsopvolger van onder meer de Nieuwe Industri le Bedrijfsvereniging; hierna: het Lisv) op 27 mei 1997 afwijzend heeft beslist op haar verzoek van 18 april 1997 om terugbetaling van wachtgeldpremie.2. De Nieuwe Industri le Bedrijfsvereniging (hierna: de NIBv) berichtte verzoekster in december 1996 dat zij zich had beraden over de wijze waarop een deel van het overschot dat eind 1996 zou ontstaan in het wachtgeldfonds naar de bedrijfstak kon terugvloeien. Dit overschot was ontstaan omdat er per 1 januari 1997 een andere berekeningswijze zou worden toegepast voor het vaststellen van de reserves in het wachtgeldfonds. De NIBv stelde een negatieve wachtgeldpremie voor 1997 in het vooruitzicht.3. Verzoekster is per 1 januari 1997 van de NIBv overgegaan naar een andere bedrijfsvereniging, omdat er sprake was geweest van een niet opzettelijk foutieve indeling. Vanaf die datum was verzoekster ook aangesloten bij een ander wachtgeldfonds. Verzoekster verzocht daarom op 18 april 1997 aan de NIBv om, nu zij niet meer in aanmerking kwam voor premiereductie, een bedrag contant aan haar uit te betalen.4. Het Lisv berichtte verzoekster op 27 mei 1997 dat van terugbetaling geen sprake kon zijn, omdat verzoekster onder een andere bedrijfsvereniging (per 1 maart 1997 onder een andere sector) was gaan vallen. Uitbetaling achtte de Lisv in strijd met de financieringssystematiek bij de wachtgeldfondsen: het omslagstelsel. Dit stelsel houdt in dat de WW-uitkeringslasten in een bepaald jaar worden betaald door de in dat jaar bij een bepaald wachtgeldfonds aangesloten werkgevers en werknemers. Voor teruggave van premiegelden in enig jaar geldt hetzelfde. In reactie op de klacht deelde het Lisv mee dat ieder wachtgeldfonds een egalisatiereserve heeft. Deze reserve heeft tot doel het premiepercentage in de loop van een conjunctuurcyclus te effenen. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid had besloten per 1 januari 1997 de norm voor de berekening van de hoogte van de egalisatiereserve aan te passen. Hierdoor viel onder meer bij de NIBv een deel van de reserves vrij. Verder gaf het Lisv nog aan dat er bij de wachtgeldfondsen sprake is van een risicoverzekering. Tenslotte liet het Lisv weten dat verzoekster van het feit dat zij tot 1 januari 1997 was ingedeeld geweest bij de verkeerde bedrijfsvereniging in 1996 voordeel had gehad, omdat voor de NIBv een lagere wachtgeldpremie had gegolden dan voor de bedrijfsvereniging waar verzoekster thuishoorde.5. De bedoeling van de NIBv was dat het wachtgeldoverschot dat was ontstaan, zou terugvloeien naar de bedrijfstak. Dit is in overeenstemming met het karakter van het omslagstelsel. Nu verzoekster per 1 januari 1997 niet meer behoorde tot die bedrijfstak, heeft het Lisv zich terecht op het standpunt gesteld dat verzoekster geen recht had op een teruggave. Dat verzoekster v r 1 januari 1997 had bijgedragen - via premiebetaling - aan het betreffende wachtgeldfonds doet daar niet aan af. Overigens heeft
verzoekster voordeel gehad van de indeling bij de verkeerde bedrijfsvereniging, omdat er in ieder geval in 1996 voor de NIBv een lagere wachtgeldpremie gold dan voor de bedrijfsvereniging waarbij verzoekster had moeten zijn ingedeeld. De onderzochte gedraging is behoorlijk.