Achtergrond
Arbeidsvoorzieningswet (Wet van 29 november 1996, Stb. 618) Artikel 7 "De Arbeidsvoorzieningsorganisatie geeft, indien zij op grond van duidelijke aanwijzingen van oordeel is of het gegronde vermoeden heeft dat een werknemer in de zin van de Werkloosheidswet een verplichting hem opgelegd op grond van de artikelen 24, eerste lid, onderdeel b, of 26, eerste lid, onderdeel d, e, f of i, van die wet niet nakomt, dan wel dat een omstandigheid als bedoeld in artikel 14, tweede of vijfde lid, van de Algemene bijstandwet, artikel 20, eerste of vierde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of artikel 20, eerste of vierde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen zich voordoet, hiervan onverwijld kennis aan de bedrijfsvereniging, onderscheidenlijk burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente, onder vermelding van de gronden waarop het oordeel of vermoeden steunt. De kennisgeving wordt schriftelijk of op een andere geschikte wijze vastgelegd."Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening te Zoetermeer verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Vervolgens werd verzoekster in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werd verzoekster een aantal vragen gesteld. Voorts werd informatie ingewonnen bij het Gak, districtskantoor Goes. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Noch verzoekster noch het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening te Zoetermeer gaf binnen de gestelde termijn een reactie.Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A. FEITEN1. Verzoekster is vanaf 5 januari 1996 bij het arbeidsbureau Terneuzen ingeschreven als werkzoekende voor het beroep administratief medewerker. Voorts ontving zij een Werkloosheidsuitkering van het Gak, districtskantoor Terneuzen in verband met haar werkloosheid.2. Bij brief van 30 september 1998 liet het arbeidsbureau het Gak het volgende weten:"...Hierbij verklaart de Arbeidsvoorzieningsorganisatie dat zij duidelijke aanwijzingen heeft dat:(Verzoekster; N.o.) een verplichting voortvloeiende uit de Werkloosheidswet, of een andere wet of regeling op grond waarvan betrokkene een uitkering geniet, niet nakomt. Dit oordeel steunt op de volgende gronden:* (Verzoekster; N.o.) is door het arbeidbureau verwezen op een vacature bij het RPCZ. Het betreft hier een secretari le functie op MBO-niveau voor 24 uur per week. In eerste instantie gaat het om een ziektevervanging met kans op een vaste baan. (Verzoekster; N.o.) gaat niet op de vacature in, ze vindt het moeilijk hiervoor een reden aan te geven. Ik verzoek u door invulling van het onderstaande en retournering van dit meldingsformulier mij te informeren omtrent de door u genomen maatregel(en)..."3. Verzoeksters gemachtigde diende op 4 oktober 1998 schriftelijk een klacht in bij het arbeidsbureau over mevrouw B., medewerkster van het arbeidsbureau. In zijn brief merkte hij het volgende op:"...De wijze waarop mevrouw B. het dossier van mijn echtgenote behandelt is zeer onzorgvuldig en getuigt niet van enig professionalisme. Het voorgaande zal ik nader motiveren.1. Mevrouw B. heeft mijn echtgenote diverse malen abnormaal kort voor een sollicitatiegesprek bij een potentieel werkgever benaderd. Slechts n dag bedenktijd is geen uitzondering. Voorheen werd nooit een uitnodiging voor een geschikte baan van uw Arbeidsbureau ontvangen en nu lijkt overhaast te werk gaan in een keer het motto. Onzorgvuldig handelen lijkt de plek ingenomen te hebben van absolute rust. Het mag en kan niet zo zijn dat de relatie tussen uw Arbeidsbureau en het Gak ten koste gaat van mijn echtgenote.2. Mevrouw B. belt mijn echtgenote op met de vrijblijvende vraag of zij wel of niet interesse heeft in een specifieke openstaande vacature ("(verzoekster; N.o.) heb je wel of geen interesse in deze vacature (etcetera)). Verzuimd wordt om er op te wijzen wat de eventuele consequentie(s) is c.q. zijn waneer er geen interesse mocht zijn. Zonder enige waarschuwing en/of toelichting is vrijblijvendheid hier blijkbaar niet op haar plaats. Het dunkt me dat hier sprake is van een niet gering verzuim en niet correct optreden, waardoor uw brief van 30 september jongstleden is uitgegaan en mijn echtgenote op het verkeerde been is gezet. Blijkbaar is er geen sprake van vrijblijvendheid, maar deze indruk wordt wel heel sterk opgewekt. Hierbij doe ik dan ook een beroep op opgewekt vertrouwen van de zijde van het Arbeidsbureau, althans van de zijde van mevrouw B. Hierover heb ik afgelopen week contact opgenomen met het Gak en met hun de situatie besproken. Het verheugt mij dat zij ook op deze lijn zitten.3. Mevrouw B. wenst geen rekening te houden met onze – aangekondigde – priv vakanties en eist zelfs overleg binnen deze vakanties. Ik verzoek u deze klacht zorgvuldig te behandelen en mij persoonlijk hierover te informeren. Mijn echtgenote wenst hier buiten te blijven. Verder zou ik het zeer op prijs stellen als vanaf heden het dossier van mijn echtgenote door een ander personeelslid van uw Arbeidsbureau wordt behandeld. Zorgvuldigheid en professionaliteit behoren dan weer tot de mogelijkheden..."4. Verzoeksters gemachtigde berichtte het arbeidsbureau bij brief van 29 november 1998:"...Naar aanleiding van de bespreking op 25 november jongstleden met de heer Ma. bij de Arbeidsvoorziening Terneuzen wil ik nog een en ander nader toelichten. Het eerste gesprek tussen mijn echtgenote en mevrouw B. vond plaats in januari 1996. Mij vrouw had toen werk en genoot geen uitkering. Er werd derhalve niet gesproken over sollicitatieplichten. Mijn vrouw liet zich toen inschrijven. Het tweede gesprek met mevrouw B. in het bijzijn van de heer M. van het Gak vond plaats op 26 augustus 1998. Ook in dit gesprek is niet gesproken over sollicitatieplichten. In het derde gesprek met mevrouw B. op 5 oktober jongstleden is er ook niet gesproken over deze materie. Ik blijf er dan ook bij dat mevrouw B. mijn echtgenote niet uitdrukkelijk heeft gewezen op haar sollicitatieplichten, niet in de gesprekken en niet tijdens de vrijblijvende telefonische benaderingen. Dit is een verzuim dat toerekenbaar is aan de Arbeidsvoorziening. Overigens lijkt een schriftelijke toelichting op wettelijke sollicitatieplichten minimaal op zijn plaats. Ook dit is niet gebeurd. Verder wijs ik er op dat ik niet inzie waarom mijn vrouw – nu ineens na een periode van bijna twee jaar – niet (meer) haar wettelijke plichten zou willen nakomen. Dit is enkel te verklaren vanuit het feit dat zij onwetend was. Dit laatste vond haar oorzaak vanuit het verzuim van uw Arbeidsvoorziening..."5. Arbeidsvoorziening Zeeland deelde verzoeksters gemachtigde op 21 december 1998 schriftelijk het volgende mee:"...Naar aanleiding van het gesprek op woensdag 25 november 1998 op het arbeidsbureau Terneuzen volgt hierbij mijn schriftelijke reactie. In het gesprek is stilgestaan bij bovengenoemde brief (brief van 4 oktober 1998; N.o.), en is deze – op mijn verzoek – puntsgewijs doorgesproken, om helderheid te verkrijgen over een aantal zaken. Over het algemeen was uw of mijn verduidelijking voldoende om die helderheid te verschaffen. Overigens is het niet zo dat er geen verschillen van mening meer bestonden maar het was helder wat er door alle partijen bedoeld werd. Naar mijn mening waren de belangrijkste onderdelen van de klacht, * dat er te snel gereageerd moest worden op een verwijzing, en * vooral ook het – naar uw mening – vrijblijvende karakter van de verwijzing, waardoor de indruk bestond dat de noodzaak om te solliciteren aan uw vrouw werd overgelaten en derhalve ook geen consequenties zou mogen hebben. Ik heb u uiteengezet wat mijn visie, na het horen van de betrokken consulente, is en u daarbij verteld dat ik het niet eens ben met uw argumenten. Ter toelichting hiervan het volgende:* Voor wat betreft het snel moeten reageren op een verwijzing: Aan uw vrouw is gevraagd of zij na het weekend aan het arbeidsbureau wilde melden of ze belangstelling had voor de ontvangen vacature. Het was niet de bedoeling dat uw vrouw op die maandagochtend zou gaan solliciteren maar uw vrouw moest doorgeven of ze, indien gewenst, eventueel bereid was te solliciteren op de aangeboden baan, zodat het arbeidsbureau aan de werkgever kon melden welke potenti le kandidaten hij kon verwachten. * Daarnaast het vrijblijvende karakter van de verwijzing. In feite gaat het dan enerzijds om de manier waarop uw vrouw in kennis is gesteld van de vacature, en anderzijds de passendheid van het aangeboden werk. Op 17 februari jl. heeft er een verwijzing op een vacature plaatsgevonden. Aanvankelijk wilde uw vrouw daar niet op reageren. Toen zij dit aan de consulente meldde, heeft de consulente aan haar doorgegeven, dat zij dan verplicht was een kennisgeving naar de uitkerende instantie te sturen omtrent haar weigering om niet op de vacature te reageren. Ik heb begrepen dat zij daarna alsnog heeft gesolliciteerd. Hieruit kon uw vrouw afleiden dat er in het algemeen wel degelijk zeer serieus overwogen moet worden of een aangeboden vacature voor haar passend is c.q. kan zijn, en dat in geval van twijfel altijd met de consulent overlegd moet worden. Dit is ook besproken in een gesprek van 26 augustus 1998 met uw vrouw, mevrouw B. van het arbeidsbureau Terneuzen en de heer M. van het Gak. In dit gesprek heeft ook de heer M. uiteengezet wat passende vacatures zijn onder meer met betrekking tot omvang, aard en duur en beloning van het werk. Besproken is eveneens dat vanwege de werkloosheidsduur (op dat moment ong. 30 maanden) zeker ook vacatures op lager niveau passend zijn. Bij een vacature waarbij het salaris te laag werd bevonden is opnieuw overleg met het Gak geweest. Het Gak stelde vast dat het passend werk zou zijn ondanks de bijkomende kosten voor kinderopvang. Daarnaast is uitgelegd wat de consequenties zijn bij het niet nakomen van deze verplichtingen. Zowel de consulente van het arbeidsbureau als de correspondent van het Gak verklaren beiden dat het voorgaande aan de orde is geweest in dit gesprek. Verder is afgesproken dat uw vrouw zich in zou laten schrijven bij uitzendbureaus en daar ook zeer regelmatig contact mee zou houden. Ik trek daaruit de conclusie dat het uw vrouw volstrekt duidelijk moest zijn hoe zij in voorkomende gevallen diende te handelen en dat gezien het voorgaande het aangeboden werk al snel als passend is aan te merken. Derhalve is van vrijblijvendheid van het reageren op een verwijzing geen sprake. Overigens heeft u zelf aangegeven dat er nog een beperking is met betrekking tot beschikbaarheid van uw vrouw. Namelijk in die gevallen waarbij het gaat om vacatures bij werkgevers die ook uw klant zijn. Daarnaast heeft u gesteld, dat u in uw eigen praktijk, situaties kent waarbij het voor komt dat werkgever gehuwde vrouwen met kleinere kinderen niet graag aannemen. Dit is naar mijn mening een reden te meer voor uw echtgenote om zich uiterst flexibel op te stellen daar waar het gaat om passend werk. Juist omdat het voor haar wat moeilijker is om aan de slag te komen. Voor wat betreft uw opmerking "Het lijkt wel of er een heksenjacht is begonnen" nog het volgende:Het arbeidsbureau voert voortdurend overleg met uitkeringsinstanties met betrekking tot de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en wat die kunnen betekenen voor de werkzoekenden in het algemeen en voor hun uitkeringsgerechtigden in het bijzonder. Daarom ook voeren medewerkers van uitkeringsinstanties een deel van hun werk uit op het arbeidsbureau. De bedoeling is dat over en weer informatie uitgewisseld wordt, ook over de ingeschrevenen. In een dergelijk overleg is uw vrouw ook onderwerp van gesprek geweest waarbij mede door de eerder genoemde ontwikkelingen aan de vraagzijde van de arbeidsmarkt, het verzoek is gedaan om te kijken welke mogelijkheden er voor haar zijn te ontwikkelen. Vandaar ook het verzoek om aan haar curriculum vitae te werken en eventueel nog wat cursussen volgen zoals Word en Excel enz. In uw brief van 29 november jl. geeft u aan dat het arbeidsbureau uw vrouw niet gewezen zou hebben op de sollicitatieverplichting. In het eerste gesprek was dat inderdaad nog niet aan de orde. Voor de goede orde: het arbeidsbureau legt geen sollicitatieverplichting op, maar dat doet de uitkerende instantie. Zodra iemand een uitkering aanvraagt, wordt er altijd een informatieset bijgeleverd, waarin uitgebreid ingegaan wordt op rechten en plichten van de uitkeringsgerechtigde. Het arbeidsbureau heeft de wettelijke taak de uitkeringsinstantie over het gedrag van werkloze werkzoekenden te informeren. Daarnaast suggereert u in deze brief of er slechts 3 gesprekken zouden hebben plaatsgevonden. Kennelijk tellen naar uw mening de talrijke telefonische contacten niet mee. Gezien het voorgaande ben ik van mening dat de consulente van het arbeidsbureau conform de spelregels heeft gehandeld, en derhalve acht ik uw klacht ongegrond..."6. Bij brief van 6 januari 1999 liet het Gak verzoekster onder meer het volgende weten:"Uit informatie van het arbeidsbureau is gebleken dat u niet bent ingegaan op de vacature bij het RPCZ, een reden hiervoor had u niet aangegeven. Op grond van de gegevens waarover wij nu beschikken, kunnen wij nog geen beslissing nemen over de hoogte van het recht op uitkering. Wij moeten namelijk eerst een onderzoek instellen naar de reden waarom u niet bent ingegaan op deze verwijzing."B. STANDPUNT VERZOEKSTERVoor het standpunt van verzoekster wordt verwezen naar de klachtformulering onderKlacht
en naar de hiervoor onder A. Feiten opgenomen brieven van haar gemachtigde.C. STANDPUNT CENTRAAL BESTUUR VOOR DE ARBEIDSVOORZIENING1. Het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening deelde in reactie op de klacht het volgende mee:"...Verzoekster is vanaf 5 januari 1996 bij het arbeidsbureau als werkzoekende voor het beroep administratief medewerker ingeschreven. Ingevolge de Richtlijn passende arbeid (Stcrt. 1992, 103), die ook door de Arbeidsvoorzieningsorganisatie wordt gehanteerd, wordt de kring van passende arbeid ruimer en het niveau van dergelijke arbeid lager naarmate de werkloosheid langer voortduurt. Dit impliceert dat na maximaal een periode van 2 jaar niet alleen ten aanzien van de aard van het werk gerelateerd aan (vroeger) beroep en opleiding concessies gedaan moeten worden maar ook ten aanzien van het gewenste inkomen. Gelet op het feit dat het laatste dienstverband van verzoekster in maart 1996 is be indigd, is voor verzoekster ingevolge de Richtlijn alle werk passend. Verzoekster is sinds haar inschrijving veelvuldig naar passende vacatures verwezen (zie bijlage voor overzicht verwijzingen en uitdraai werkzoekende gegevens (PGI). Verzoekster is reeds bij eerder verwijzingen, zoals die van 17 februari 1998 op een vacature bij de Centrale Onderwijs Administratie en bij de verwijzing van 10 september 1998 naar de vacature bij het Toeristisch Bureau door de medewerkster van het arbeidsbureau meegedeeld dat deze vacatures passende vacatures zijn. Dat bij weigering het Gak middels een kennisgeving zal worden ingelicht, is verzoekster in elk geval bij de verwijzing van 17 februari 1998 meegedeeld. Op 26 augustus 1998 (genoteerd in PGI op 27 augustus 1998) is met verzoekster een driegesprek geweest waarin de medewerkster van het arbeidsbureau en een medewerker van het Gak een toelichting hebben gegeven op wat passend werk voor verzoekster is (alle vacatures van minimaal zes weken) en wat de (mogelijke) consequenties bij weigering van een aangeboden vacature zijn. Gelet op de werkervaring en opleiding van verzoekster alsmede haar werkloosheidsduur en de gemaakte afspraken met verzoekster en het Gak in het gesprek van 26 augustus 1998, is verzoekster op 25 september 1998 door het arbeidsbureau naar een passende vacature (secretaresse, vast contract, 24 uur per week) bij het Pedagogisch Centrum Zeeland verwezen. Het was onmiskenbaar voor verzoekster dat zij op deze vacature behoorde te solliciteren. Het streven van de Arbeidsvoorzieningsorganisatie is om haar cli nten uit eigen initiatief (dus onverplicht) te wijzen op de passendheid van een vacature en de (mogelijke) consequenties bij weigeren van een passende vacature. In dit geval is achterwege gelaten een expliciete mededeling dat de concrete vacature passend was, en welke gevolgen in dit geval een weigering mee zouden brengen, omdat reeds meermalen (zie boven) de uitgangspunten waren doorgesproken ten aanzien van passende arbeid en de gevolgen daarbij werden aangestipt. Ook overigens brengt het achterwege laten van een dergelijke uitdrukkelijke verwijzing, zoals in casu, nog niet met zich mee dat het verzenden van een kennisgeving aan het Gak onbehoorlijk is. Hierbij vraag ik met name uw aandacht voor artikel 7 van de Arbeidsvoorzieningswet 1996 (Stb. 1996, 618; zieAchtergrond
; N.o.) waarin de plicht voor Arbeidsvoorziening tot het geven van een kennisgeving zoals de onderhavige is opgenomen. Voorzover verzoekster zich op onbekendheid met deze wet en het desbetreffende artikel beroept, merk ik op dat de Arbeidsvoorzieningswet 1996 op de voorgeschreven wijze algemeen bekend is gemaakt. Verzoekster had derhalve op de hoogte kunnen zijn van het feit dat een kennisgeving zoals in het onderhavige geval door Arbeidsvoorziening verzonden kan worden. Uit artikel 7 volgt niet de wettelijke verplichting voor Arbeidsvoorziening dat debetrokken werknemer vooraf over het verzenden van de kennisgeving in kennis moet worden gesteld. In het onderhavige geval heeft de medewerkster van het arbeidsbureau verzoekster bovendien telefonisch te kennen gegeven, nadat verzoekster haar aangaf niet op de aangeboden vacature in te zullen gaan, dat er een kennisgeving verzonden zou worden. De reactie van verzoekster was dat zij dan alsnog zou solliciteren. Dit was echter op dat moment niet meer mogelijk. Overigens merk ik op dat het verzenden van de onderhavige kennisgeving het karakter van een mededeling heeft. Het is de uitkerende instantie, in dit geval het Gak dat besluit of een gevolg aan de ontvangst van de kennisgeving wordt verbonden. Voorzover mij bekend heeft het Gak inderdaad besloten tot een korting op de uitkering van verzoekster. Het door verzoekster ingediende bezwaarschrift tegen deze beslissing is ongegrond verklaard. Zowel het Gak als verzoekster heeft de Arbeidsvoorzieningsorganisatie niet meer om een nadere toelichting op de kennisgeving gevraagd..."
2. De bijgevoegde werkzoekendegegevens vermelden onder meer:"17-02-98 B. Betrokkene benaderd voor een vacature bij de Centrale Onderwijs Administratie. Ziet vacature niet zitten omdat ze geen kinderopvang heeft. Toegelicht dat dit een passende functie betreft en dat 't ontbreken van kinderopvang geen reden is om niet op de vacature in te gaan. Tevens uitgelegd dat bij weigering het Gak middels een kennisgeving zal (worden) ingelicht. 18-02-98 B. Betrokkene belde, heeft kinderopvang kunnen regelen en gaat solliciteren. 14-08-98 B. Heeft uitkering tot 150499. Uitnodigen voor een 3 gesprek, dan cursus WORD en EXCEL, sollicitatietraining, beschikbaarheid en kinderopvang bespreken. 27-08-98 B. 3-Gesprek met betrokkene en dhr. M. van 't Gak.. heeft een toelichting gegeven op wat passende vacatures zijn m.b.t. omvang en duur. Afgesproken is dat vacatures van minimaal 6 weken passend zijn net zoals vacatures van de UB's. Vanwege haar werkloosheid (2 jaar) zijn ook vacatures van een lager niveau passend. Tevens is uitgelegd wat de consequenties bij weigering kunnen zijn. Afspraken:* (Verzoekster; N.o.) gaat zich in laten schrijven bij de UB's en zeer regelmatig contact onderhouden. * Gaat thuis WORD en EXCEL leren. Lukt dat niet dan neemt ze met ons contact op en gaat ze de cursus volgen. * Levert op korte termijn haar CV in, ziet dit er niet goed uit dan komt soll.training of workshop in beeld. 11-09-98 B.Benaderd voor vacature Toeristisch Bureau, gaat solliciteren 23-09-98 B. Dhr. O. van Toer.bureau belde. Betrokkene is beste kandidaat. Heeft tijdens het gesprek aangegeven dat ze het salaris erg laag vindt. Afgesproken dat ik dat met haar zal bespreken. 23-09-98 B. Gebeld met Gak, salaris is in relatie tot de uitkering passend. Gebeld met (verzoekster; N.o.) en toegelicht dat vacature ondanks het lage salaris passend is. Betrokkene heeft er vooral moeite mee dat ze een erg hoog bedrag aan kinderopvang moet betalen zodat er dan erg weinig van het salaris overblijft. - Gebeld met het Gak om e.e.a. te bespreken, ondanks kosten kinderopvang blijft de vacature passend. - (Verzoekster; N.o.) gaat e.e.a. nog eens met de werkgever bespreken. - Werkgever belde, ziet af van (verzoekster; N.o.) als kandidaat, vindt haar achteraf gezien toch te hoog opgeleid. 25-09-98 B. Benaderd voor vacature RPCZ. (Verzoekster; N.o.) zal erover denken en het maandag aan R. laten weten. Zal komend weekend haar CV in de brievenbus steken. 29-09-98 B. Had doorgegeven aan E. dat ze niet op de vacature ingaat. 29-09-98 B. Gaat niet in op de vacature bij het RPZC. Kan eigenlijk niet uitleggen waarom niet. Medegedeeld dat ik een kennisgeving ga versturen. 29-09-98 B. Belde, wil toch niet dat haar gegevens worden doorgegeven aan het UB. 30-09-98 B. Kwalificerende intake aangemaakt en verzonden. 01-10-98 B. Bij volgende Mv bespreken dat CV er goed uitziet."
D. REACTIE VERZOEKSTER1. Naar aanleiding van de reactie van het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening verzocht de Nationale ombudsman verzoeksters gemachtigde de volgende vragen te beantwoorden:"...Uit de bijgevoegde werkzoekende gegevens blijkt dat aan uw echtgenote op 17 februari 1998 zou zijn uitgelegd dat bij weigering tot sollicitatie het Gak middels een kennisgeving zou worden ingelicht. Naar aanleiding van deze opmerking verzoek ik u mij mee te delen of uw echtgenote door het arbeidsbureau op 17 februari 1998 dan wel op een ander moment een dergelijke mededeling is gedaan. Ook zou uw echtgenote zijn uitgelegd, zie notitie bij 27 augustus 1998 (gesprek van 26 augustus 1998) wat de consequenties zijn bij weigering te solliciteren. Is uw echtgenote ooit op deze consequenties gewezen?..."2. Verzoeksters gemachtigde deelde de Nationale ombudsman naar aanleiding van de reactie van het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening en de door de Nationale ombudsman gestelde vragen het volgende mee:"...1. De uitvoerige uitweiding over passend werk doet niet ter zake omdat dit bij deze klacht niet aan de orde is. Dit leidt alleen maar de aandacht af van de kern van de zaak waar het om gaat. Wel is het zo dat mijn echtgenote ook naar mijn mening over het passend werk pas op een laat moment is ge nformeerd.2. Het was niet onmiskenbaar voor mijn echtgenote dat zij op de vacature bij het Pedagogisch Centrum Zeeland moest solliciteren, juist vanwege de aangereikte keuzevrijheid ('heb je wel of geen interesse in...').3. In de ingewikkelde brij van wetgeving, regelgeving en beleid, zoals die op het terrein van arbeid en sociale zekerheid bestaat, dient de burger beschermd te worden en heeft de professionele organisatie een informatieplicht. Zeker mag zij een burger niet op het verkeerde been zetten door haar een keuzevrijheid aan te reiken die zij niet heeft.4. Mijn echtgenote heeft op 28 (in afwezigheid van mevrouw B. doorgegeven aan een collega/telefoniste) en 29 september 1998, evenwel nadat mevrouw B. had gemeld dat deze weigering aan het Gak zou worden gemeld, alsnog direct aan mevrouw B. doorgegeven dat zij – nu er blijkbaar in tegenstelling tot het eerder aangereikte toch geen keuze was – op sollicitatiegesprek wilde gaan. Op 'dat moment', zoals dit te lezen is in de brief van de Arbeidsvoorziening (...) wordt dus bedoeld 'dinsdag 29 september 1998'. Gezien de advertentie in de Zeeuws Vlaamse Koerier op 6 oktober 1998 inzake dezelfde baan (…) komt het mij vreemd voor dat mijn echtgenote 'op dat moment', zijnde 29 september 1998, niet meer kon solliciteren. Ze had altijd nog kunnen meedoen in de ronde van oktober die volgens de advertentie pas op 23 oktober 1998 zou aanvangen. Mijns inziens is mijn vrouw hier, populair gezegd, gepakt!!! (...)6. In geval van een positieve afwikkeling van deze klacht zal opnieuw met het Gak gesproken worden (over) de positie van mijn echtgenote en de schade die daarin – ten onrechte – is aangebracht door de Arbeidsvoorziening. De zaak met het Gak is gezien deze lopende klacht nog geenszins afgesloten.7. In juli 1996 heeft mijn echtgenote geweigerd om bij advocaat K. te gaan werken. Dit onder andere vanwege de bij mijn echtgenote bekende wijze van werken (uit ervaringen in eerdere werkomgeving waarbij direct contact was met deze advocaat) en de contacten tussen deze advocaat en de laatste werkgever van mijn echtgenote (water en vuur). Op dat moment is mijn echtgenote niet gewezen op de gevolgen van deze weigering en deze weigering heeft ook geen gevolgen gehad in de praktijk. Ook is er niet gemeld dat dit een al dan niet geoorloofde weigering was. Hieruit komt mijns inziens naar voren dat er bij mijn echtgenote terecht de indruk bestond dat er een bepaalde keuze vrijheid was. Beantwoording vragen1. Op 17 februari 1998 is in zijn algemeenheid gesproken over solliciteren en het al dan niet geregeld zijn van kinderopvang. Inzet was toen informatie te verkrijgen voor de dan ontstane persoonlijke situatie met werken en het inroepen van professionele hulp voor twee kinderen. Wat zijn de rechten van een werkzoekende (zoals mijn echtgenote) met het oog op het (op korte termijn berhaupt daadwerkelijk) kunnen onderbrengen van de kinderen voor kinderopvang en de hulp daarbij en het standpunt van een (toekomstige) werkgever. Immers de kinderen zullen verzorgd moeten kunnen worden tijdens het uitvoeren van haar werkzaamheden en deze verzorging was onzeker vanwege wachtlijsten bij kinderopvangcentra. Hoewel de rechtspositie van een werkende vrouw en haar kinderen in Nederland op dat punt wettelijk niet is gewaarborgd, werd getracht om te bezien welk praktisch beleid op dit terrein zich afspeelt. Gebleken is dat het ont-breken van iedere hulp voor verkrijging van kinderopvang van de zijde van overheid, Arbeidsvoorziening en/of potenti le werkgever, in de praktijk geen enkele soepelheid oplevert en er gewoon blindelings een arbeidscontract moet worden afgesloten, ook als daarmee de positie van kinderen onzeker is. Alles wordt aan het lot van de werkzoekende overgelaten, hetgeen natuurlijk een nationale schande is. Voor de goede orde wijs ik er op dat er na het verkrijgen van deze informatie gewoon door mijn echtgenote is gesolliciteerd. Verder blijkt uit de overgelegde aantekeningen van de Arbeidsvoorziening ook niet dat er hierbij gewezen is op zaken als sollicitatieplicht en de gevolgen daarvan. Dit is volgens mijn echtgenote niet aan de orde geweest en was overigens ook niet de inzet.2. Mijn echtgenote blijft bij haar standpunt dat er in het gesprek d.d. 26 augustus 1998 niet is gesproken over het weigeren om te solliciteren en de gevolgen daarvan. Los hiervan geldt mijns inziens, zoals ik al eerder betoogde, dat er – objectief bezien – hoe dan ook op latere momenten door de Arbeidsvoorziening een merkwaardige keuzevrijheid ('heb je wel of geen interesse in...') is aangereikt waarop iemand die voor een keuze wordt gesteld de ander aan mag houden..."E. INFORMATIE GAKDaarnaar gevraagd deelde het Gak, districtskantoor Goes, de Nationale ombudsman telefonisch mee dat op het moment dat iemand een WW-uitkering aanvraagt, de aanvrager een informatieset wordt overhandigd waarin de uitkeringsgerechtigde onder meer wordt gewezen op de sollicitatieplicht.Beoordeling
1. Verzoekster ontving een WW-uitkering van het Gak, en stond als werkloos werkzoekende ingeschreven bij het arbeidsbureau Terneuzen. Zij was niet ingegaan op een vacature waarvoor het arbeidsbureau haar op 25 september 1998 had benaderd. Het arbeidsbureau had dit vervolgens aan het Gak gemeld. Verzoekster klaagt er over dat het arbeidsbureau Terneuzen haar niet uitdrukkelijk heeft gewezen op haar sollicitatieplichten op de consequenties die het niet voldoen aan deze verplichting kan hebben op (de toekenning van) haar uitkering.2. Arbeidsvoorziening Zeeland merkte in de brief van 21 december 1998 aan verzoekster op dat niet het arbeidsbureau een sollicitatieverplichting oplegt maar de uitkerende instantie. Zodra iemand een uitkering aanvraagt, wordt er altijd een informatieset bijgeleverd, waarin uitgebreid wordt ingegaan op de rechten en plichten van de uitkeringsgerechtigde, aldus Arbeidsvoorziening. Het arbeidsbureau heeft wel de wettelijke taak in bepaalde gevallen de uitkeringsinstantie over het gedrag van de werkloze werkzoekende te informeren. Voorts merkte Arbeidsvoorziening Zeeland op dat verzoekster in een gesprek op 17 februari 1998 er op was gewezen dat indien zij niet zou solliciteren op een bepaalde functie, de consulente verplicht was dit aan de uitkerende instantie te melden. Ook zou aan verzoekster tijdens een gesprek op 26 augustus 1998 op het arbeidsbureau uitgelegd zijn wat de consequenties zijn van het niet nakomen van de sollicitatieverplichting.3. Verzoekster ontkent dat met haar tijdens het gesprek op 17 februari 1998 zou zijn gesproken over de gevolgen van het niet solliciteren en dat zij tijdens het gesprek op 26 augustus 1998 zou zijn gewezen op haar sollicitatieplicht en de gevolgen daarvan. Verzoekster stelt dat het arbeidsbureau aan haar de vacatures vrijblijvend heeft voorgelegd, in die zin dat haar was gevraagd 'heb je interesse of niet'. Zij is van mening dat een wettelijke sollicitatieplicht niet op een dergelijk vrijblijvende wijze aan haar mag worden voorgelegd.4. In de eerste plaats wordt opgemerkt dat niet het arbeidsbureau maar het Gak als uitkeringsinstantie de uitkeringsgerechtigde een sollicitatieverplichting oplegt. Noch afgezien dat het als een feit van algemene bekendheid mag worden beschouwd dat op een WW-gerechtigde een sollicitatieverplichting rust, is het gebruikelijk dat het Gak aan iedere aanvrager van een WW-uitkering een informatieset verstrekt, waarin wordt ingegaan op de sollicitatieplicht van de uitkeringsgerechtigde. Ook Arbeidsvoorziening is van dit gebruik op de hoogte. Verzoekster heeft overigens niet ontkend een dergelijke set te hebben ontvangen. Gelet op het voorgaande moet worden geoordeeld dat op Arbeidsvoorziening niet de plicht rust werkzoekenden met een uitkering expliciet op hun sollicitatieplicht te wijzen. Slechts onder bijzondere omstandigheden zal van Arbeidsvoorziening mogen worden verwacht dat dit wel gebeurt. Van dergelijke omstandigheden is in dit geval niet gebleken. Gelet hierop kan de vraag of het arbeidsbureau Terneuzen verzoekster nu wel of niet op haar sollicitatieplicht heeft gewezen verder buiten beschouwing blijven. De onderzochte gedraging is behoorlijk.