Achtergrond
Examenreglement voor de rijopleidingen van het Politie Verkeersinstituut. Artikel 6, eerste tot en met vierde lid:"1. Het examen wordt in onmiddellijke aansluiting op de opleiding afgenomen. (...)2. Voordat de examenrit plaatsvindt, heeft de docent aan de voorzitter van de examencommissie in een gesloten enveloppe het cursusverslag van de kandidaat overhandigd.3. Op dit cursusverslag rust tot het einde van de examenrit een embargo. Het cursusverslag brengt verslag uit over de vraag of een kandidaat de doelstellingen van de opleiding behaald heeft. De prestaties worden uitgedrukt in cijfers (...).4. Het examen bestaat uit een examenrit van minimaal 1 uur (...)." Artikel 8, eerste tot en met derde lid:"1. Op basis van het examenresultaat en het cursusverslag stelt de examencommissie vast of de kandidaat de doelstellingen van de opleiding heeft bereikt.2. Daartoe worden de cijfers van het examen en het cursusverslag gemiddeld met dien verstande, dat het examencijfer tweemaal telt t.o.v. het cursuscijfer.3. Geslaagd is een kandidaat als hij 6 of hoger scoort." Artikel 9, eerste lid:"Als het gemiddelde van een kandidaat een 5 is, maar het cursuscijfer- of het examenresultaat is voldoende, dan heeft de kandidaat recht op een eenmalige verlenging van de cursus."
Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd het LSOP verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Tijdens het onderzoek kregen het LSOP en verzoeker de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Voorts werden twee betrokken ambtenaren gehoord. Tevens werd een aantal specifieke vragen gesteld aan n van de betrokken ambtenaren en aan het LSOP. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. Het LSOP deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoeker en de betrokken ambtenaren gaven binnen de gestelde termijn geen reactie.Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A. Feiten1. Verzoeker, hoofdagent van politie, solliciteerde op enig moment in 1996 naar een functie bij de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB). Verzoeker werd toegelaten tot het opleidings-traject voor deze functie en kreeg een proeftijd. E n van de vereisten voor het uitoefenen van de functie bij de DKDB was het volgen van een specialistische rijopleiding en het behalen van het diploma van deze opleiding. Het Politie Verkeersinstituut (PVI) is de enige instantie waar men deze vereiste rijopleiding, die voluit specialistische Rijopleiding Auto (SROA-a1) luidt, kan volgen. De opleiding bestaat uit een cursusdeel, waarvoor een zogenaamd cursuscijfer wordt gegeven, en uit een examenrit, die met een apart - zogeheten examencijfer wordt beoordeeld (zie ook
Achtergrond
).2. In januari 1998 nam verzoeker voor de eerste maal deel aan de SROA-a1. Hij volgde de cursus, die drie weken duurde en legde daarna een examenrit af. Verzoekers docent M. waardeerde het cursusdeel met het cijfer 5, de examinator beoordeelde de examenrit met het examencijfer 4. Daarmee was verzoeker gezakt voor de SROA-a1.3. In maart 1998 volgde verzoeker voor de tweede keer de SROA-a1. Hij volgde een cursusdeel dat ditmaal twee weken duurde, en maakte de volgende dag een examenrit. Ook nu was het eindresultaat onvoldoende; zowel de docent als de examinator beoordeelde verzoekers prestaties met het cijfer 5 als respectievelijk cursuscijfer en examencijfer. Omdat men niet vaker dan twee keer aan de opleiding mocht deelnemen, waren verzoekers kansen op een SROA-a1-diploma en daarmee op een vast dienstverband bij de DKDB voorbij.4. Verzoeker had een aantal klachten over de gang van zaken omtrent de door hem gevolgde SROA-a1 in maart 1998. Op 16 maart 1998 schreef hij hierover een brief aan de co rdinator-docent van het PVI. Verzoeker deelde in zijn brief onder meer mee:"N.a.v. de SRO opleiding die ik bij jullie gevolgd heb en op 12 maart 1998 met onvoldoende resultaat heb afgesloten, heb ik een vraag t.a.v. het volgende:Mijn instructeur zei mij na de "inkijk" van de examinator dat ik een 5 had als cursuscijfer. De volgende morgen vertelde hij hierbij echter dat de examinator het eigenlijk een 6 had gevonden, maar dat hij toen de examinator mijn "voorgeschiedenis" had verteld (het feit dat deze cursus een NA opleiding betrof) en dat de examinator het toen wel met hem eens was.Ik trek hieruit de conclusie dat er blijkbaar hogere eisen worden gesteld in een NA opleiding en ik vraag mij af of dit inderdaad het beleid van het PVI is. Het lijkt mij dat een opleidingsinstituut een bepaalde norm stelt waaraan de rijvaardigheid moet voldoen. De extra tijd die iemand nodig heeft in de vorm van een NA opleiding wordt op deze manier weer teniet gedaan als blijkt dat deze norm opeens weer is verscherpt. Daarbij zou het gegeven dat het een NA opleiding betreft m.i. sowieso geen punt van overweging mogen zijn bij de bepaling van het cursuscijfer. Zeker gezien het feit dat dit cursuscijfer nogal bepalend is voor het eindcijfer. Hoewel het examencijfer dubbel telt, wordt er vooraf en achteraf overlegd tussen de instructeur en de examinator, wat het examen slechts een schijn van onafhankelijkheid en objectiviteit geeft."5. Op 19 maart 1998 antwoordde de co rdinator-docent op de brief van verzoeker onder meer:"N.a.v. uw brief d.d. 16 maart jl, waarin u de vraag stelt of er van cursisten, die een (door u zo genoemde) NA-opleiding SRO volgen, hogere eisen worden verwacht, moet ik ontkennend beantwoorden. In principe geldt er slechts n norm verbonden aan de SROA-a1, ongeacht of de opleiding (voor de 1e keer) 2 of 3 weken heeft geduurd, ongeacht of de cursus n.a.v. het examen met een week wordt verlengd, of zoals in uw geval de cursus voor de 2e keer wordt gevolgd. Overigens wil ik t.a.v. het door u geschetste beeld nog wel een aantal opmerkingen plaatsen. Ten onrechte wordt door u gesteld dat, naar aanleiding van het inkijken voorafgaande aan het examen, op die dag een cijfer wordt "vastgesteld". Wel overleggen docent en begeleider omtrent het vertoonde rijniveau en bepraten daarbij wat voor de totstandkoming van een (hoger) cursusresultaat nog zou moeten verbeteren. In die zin werd ook overlegd omtrent het cursuscijfer wat op u van toepassing zou kunnen zijn. Gesproken werd over een 5 dan wel een 6. Daarbij kwam (natuurlijk) ook ter sprake dat de opleiding voor de 2e keer werd gevolgd maar vooral en dat is toch belangrijker dat verkeersinzicht, gekoppeld aan kijktechniek (nog) van een onvol-
doende niveau was. Juist dat is door de docent de volgende morgen (woensdag) ter sprake gebracht met de daarbij behorende motivatie. Daarna is de cursus vervolgd met uiteindelijk een 5 als cursusresultaat, vastgesteld op woensdag (eind van de dag) door de docent. Donderdagmiddag heeft het examen plaatsgevonden. Naar aanleiding van het vertoonde rijgedrag tijdens de examenrit werd door de examinator een cijfer vastgesteld (overigens nog voor het verlaten van de auto). Gebruikelijk is dat er een "check" plaatsvindt tussen docent en examinator omtrent de interpretatie van verkeerssituaties gedurende het examen. Cursus- en examenresultaat tezamen gaven als eindresultaat een 5."6. Verzoeker meldde in een brief van 21 maart 1998 aan de co rdinator-docent onder meer:"U zegt dat de inkijk plaats vond op dinsdag en mij woensdagmorgen de besproken verbeterpunten met motivatie zijn meegedeeld. Suggererend dat er dus tot aan het bepalen van het cursuscijfer nog ruimte was om aan deze verbeterpunten te werken. Dit is echter volstrekt onjuist. De inkijk vond n.l. plaats op woensdagmiddag en mij is meteen daarna het cursuscijfer medegedeeld. Er zat geen enkele ruimte tussen de inkijk en de bepaling van het cursuscijfer om nog aan punten te werken die een hoger cursusresultaat zouden kunnen geven."7. Op 30 maart 1998 berichtte de co rdinator-docent verzoeker dat verzoekers constatering met betrekking tot het tijdstip van de "inkijk" correct was. De inkijk vond inderdaad plaats op woensdagmiddag, aldus de co rdinator-docent. Tevens nodigde de co rdinator-docent verzoeker uit voor een gesprek.B. Standpunt verzoeker1. Het standpunt van verzoeker is samengevat weergegeven onder
Klacht
.2. Verzoeker deelde in zijn brief van 19 april 1998 aan de Nationale ombudsman voorts mee:"...Ik heb wederom een brief geschreven (brief van 19 maart 1998, zie hierboven,
Bevindingen
, onder 10; N.o.) (...) ik kreeg toen een uitnodiging voor een gesprek. Dit hebben wij telefonisch gevoerd (...). Uit dit gesprek ontstond ook mijn derde klacht, aangezien men mij toen pas vertelde dat ik ook nooit meer in aanmerking zou komen voor een SRO opleiding (terwijl er diverse functies zijn in mijn vak waarvoor deze opleiding een vereiste is en niet alleen de functie waarvoor ik gesolliciteerd heb). In de toekomst ben ik dus van al deze mogelijkheden uitgesloten. Het PVI hanteert n.l. de regel dat iemand maar 2 keer in zijn leven deze 3 weekse opleiding mag doen. Na mijn 1ste poging waarbij ik een 5 voor het cursuscijfer scoorde en een 4 voor het examen, was het advies van het PVI om mij over een jaar opnieuw de opleiding te laten doen (...). Op aandringen van mijn nieuwe werkgever (die al veel geld in mij had ge nvesteerd i.v.m. een 3 maanden durende interne basisopleiding voorafgaand aan de SRO, die ik wel gehaald heb) is het PVI akkoord gegaan met een 2de poging na 2 maanden. Dit alles geheel buiten mij om en zonder enig overleg met mij terwijl het mijn carri re is waarover zij even lukraak besloten hebben! Tevens hebben zij besloten dat 2 weken in mijn geval wel genoeg zou zijn, i.p.v. de 3 weken waar je maximaal recht op hebt. Het moge duidelijk zijn dat ik zelf voor de 3 weekse cursus gekozen zou hebben als ik had geweten dat dit mijn laatste kans was! Maar mij is helemaal niet verteld dat er maar 2 pogingen mogelijk waren en dat dit al de 2de poging betrof i.p.v. een herkansing op de eerste poging (zoals ik dacht)..."3. Volgens verzoeker heeft in zijn geval de bepaling van het cursuscijfer direct na de zogenaamde "inkijk" plaatsgevonden. Tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman is gebleken dat verzoeker vooral bedoelde te klagen over de geringe tijd die was gelegen tussen de zogenaamde "inkijk" en de examenrit. Er zal in dit rapport daarom verder voor wat betreft het vijfde klachtonderdeel van die klachtinhoud worden uitgegaan.C. Standpunt LSOPHet LSOP reageerde bij brief van 7 juli 1998 onder meer als volgt op de klacht van verzoeker:"Ten aanzien van de door u geformuleerde aandachtspunten, te weten:Klacht over het feit dat het PVI, buiten hem om, en in afwijking van advies van het PVI aan verzoekers werkgever om hem pas na eenjaar weer aan de opleiding te laten deelnemen, heeft besloten hem na twee maanden opnieuw de rijopleiding te laten volgen. Reactie: Opdrachtgever van het PVI in deze is de werkgever van verzoeker, de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB). In goed overleg met het Hoofd Opleiding en Vorming van deze dienst (...) is op de dag van het examen van de eerste Specialistische Rijopleiding Auto (SROA-a1) besloten de heer P. (verzoeker; N.o.) zo spoedig mogelijk opnieuw in te plannen. Dit in verband met de proeftijd van betrokkene. Het staat de opdrachtgever vrij om voor hem moverende redenen af te wijken van het door het PVI afgegeven advies. Klacht over het feit dat het PVI de tweede rijopleiding van verzoeker twee weken heeft laten duren in plaats van drie. Reactie: Ten onrechte wordt verondersteld dat de SROA-a1 altijd drie weken duurt. Bepalend voor de duur van de opleiding is het aanvangsniveau van de cursist. Om dit vast te stellen wordt doorgaans gebruik gemaakt van een zogenaamde intest van drie dagen. Een eerder gevolgde (recente) opleiding kan echter ook voldoende informatie opleveren om de duur te bepalen. Hiervan was i.c. uiteraard sprake. Klacht over het feit dat het PVI hem niet erover heeft ge nformeerd dat hij niet meer in aanmerking zou kunnen komen voor het volgen van de rijopleiding, als hij niet zou slagen bij de tweede poging. Reactie: Als eerder aangegeven is de DKDB in deze kwestie opdrachtgever. Over de opleidingsaanvragen wordt met cursisten nooit rechtstreeks gecommuniceerd. Door het landelijk overleg waarin de doelgroepen zijn vertegenwoordigd, waarvoor verzoeker in aanmerking wenst te komen, is als eis geformuleerd dat slechts kandidaten die in maximaal twee pogingen het gewenste resultaat aan het PVI hebben bereikt, in aanmerking komen voor een verdere opleiding. Het PVI volgt in deze dus de wens van de opdrachtgever. Het informeren over deze instroomeis voor verder opleiden is dus primair aan opdrachtgever. Klacht over het feit dat het voor de tweede maal volgen van de opleiding invloed heeft gehad op het cursuscijfer.
Reactie: In deze is het leerproces doorslaggevend. Als bij een herkansing onvoldoende groei wordt waargenomen, wordt een kandidaat afgewezen. Bij het inschatten van de groeimogelijkheden zal het beeld van de eerste cursus in verhouding tot het "nieuwe resultaat" uiteraard een rol spelen. Klacht over het feit dat het PVI hem, bij de tweede rijopleiding, niet voldoende tijd heeft gegund om zijn rijprestaties te verbeteren in de tijd gelegen tussen de bepaling van het cursuscijfer en het afleggen van het examen. Reactie: Het geven van een cursuscijfer vindt altijd plaats aan het einde van de cursus en is een weergave van de gehele cursus. Tijdens de cursus wordt de cursist voortdurend aangegeven wat er van hem verwacht wordt, gericht op de leerdoelen c.q. eindtermen van de opleiding. Conform het examenreglement (Examenreglement voor de rijopleidingen van het Politie Verkeersinstituut, zie
Achtergrond
, hierna ook aangeduid als Examenreglement; N.o.) vindt op de dag nadat de cursus is afgesloten examinering plaats. Het zwaartepunt ligt dan op de op dat moment geleverde prestatie. Klacht over het feit dat de opleidingsinstructeur en de examinator, voorafgaand aan het examen, met elkaar contact hebben gehad over de bepaling van het cursuscijfer. Reactie: Het aanwezig zijn van de "opleidingsinstructeur" (senior-docent begeleider) heeft tot doel de docenten te coachen bij hun werk. Dit betreft onder andere de wijze van lesgeven, maar ook het omgaan met leerdoelen in relatie tot de geleverde prestatie van een cursist. Hier wordt inderdaad tussen docent en begeleider over gesproken. De begeleider heeft i.c. opgetreden als examinator. Beide activiteiten vormen een deel van zijn functie. Voor de objectiviteit ware het mogelijk beter geweest dit te scheiden. Hoewel de professionele werkopvatting van betrokken persoon geen twijfel over de uitslag van het examen geeft, had dit de schijn van subjectiviteit kunnen vermijden. Deze werkwijze maakt anderzijds evenwel mogelijk dat naast een mindere prestatie op het examenmoment, bijvoorbeeld tengevolge van examenkoorts, een eerdere indruk van de kandidaat toch kan worden meegenomen in de beoordeling. Tenslotte kan ik u in reactie op (...) vragen, die u stelde (...) het volgende aangeven:1. Wat is in de praktijk de gang van zaken bij de cursus en bij het examen, met name wat betreft de bepaling van de cijfers? Zoals hierboven al aangegeven, wordt het cursuscijfer op de dag voorafgaand aan het examen gegeven. Dit is meestal het geval op de woensdag van de laatste week in de SROA-a. Dit cursuscijfer wordt gegeven door de betrokken docent. Vaak wordt op enig ander moment een "inkijk" door een senior-docent als begeleider gepleegd. Dit om zoals reeds is weergegeven te coachen bij het maken van de afwegingen om te komen tot een cursuscijfer. Uiteindelijk is het bepalen van het cursuscijfer de verantwoordelijkheid van de docent. Het examencijfer wordt naar aanleiding van de examenrit van 1 uur per cursist door de examinator bepaald.3. Op basis waarvan wordt beslist of de cursus twee of drie weken zal duren? Op basis van een driedaagse intest wordt doorgaans het instapniveau bepaald. Dit kan resulteren in een afwijzing, dan wel een 2- of 3-weekse SROA-a opleiding."D. Verklaring betrokken ambtenaar B.Op 8 juli 1998 verklaarde B., examinator bij het PVI te Apeldoorn, telefonisch tegenover een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman het volgende:"Ik ben bekend met het examenreglement van het PVI. In de praktijk verlopen de examens ook zoals omschreven in dat reglement. Als examinator heb ik geen invloed op het cursuscijfer. Ik weet ook niet welk cijfer de docent aan een bepaalde cursist geeft. De docent bepaalt dat en geeft dat in een gesloten envelop aan de examencommissie. Normaal verloopt een examen als volgt. Ik word ergens in den lande opgepikt. Meestal zitten er twee kandidaten en de docent in de auto, en zit ik achter in de auto. Ik leg aan de kandidaten uit wat de bedoeling is en welke route we ongeveer rijden. Elke kandidaat rijdt ongeveer een uur. Nadat n kandidaat heeft gereden wordt er dus gewisseld. Tijdens het rijden vul ik de controlelijst in, en aan het eind van de rit heb ik het uiteindelijke examencijfer al ingevuld op de controlelijst. Het cijfer wordt ingevuld op het moment dat de kandidaat klaar is met rijden. Het cijfer staat dus al op de lijst als de kandidaat achter het stuur vandaan gaat. Bij het eindpunt aangekomen gaan de kandidaten naar binnen, waarna ik het examen(cijfer) kort bespreek met de docent. Het cijfer staat dan al vast. Vervolgens gaan de docent en ik gezamenlijk naar de kandidaten toe, en deel ik hun het examenresultaat mee. Van tevoren is er geen contactmet de docent over de kandidaten of het examen. Het examen van verzoeker verliep ook zoals hiervoor beschreven. Het examencijfer van verzoeker was al ingevuld op de controlelijst op het moment dat hij uitstapte. Dat doe ik altijd, dus bij hem heb ik dat ook gedaan. Het cursuscijfer van verzoeker kende ik niet v rdat mijn cijfer vast stond. Wel heb ik voordat het examen werd afgenomen (op donderdag) nog een "inkijk" gedaan op woensdag. Die inkijk houdt in dat ik met de docent en meestal twee kandidaten een rit maak. Daarbij let ik er onder meer op of alle onderdelen aan de orde zijn gekomen tijdens de rijopleiding. Na de inkijk heb ik wel met de docent van verzoeker gesproken, maar ik weet niet meer precies wat wij toen besproken hebben. Ik denk dat ik al voor de inkijk van de docent heb gehoord dat verzoeker de rijopleiding voor de tweede maal deed. In ieder geval wist ik dat voordat ik het examen afnam bij verzoeker. Ik heb dat aspect niet meegenomen in mijn beoordeling. Het protocol van de rit wordt opgemaakt door de examencommissie. Ik heb wel de controlelijst ingevuld. In de praktijk doet dat dienst als examenverslag."E. Verklaring betrokken ambtenaar D.Op 9 juli 1998 verklaarde D., docent rijopleidingen bij het PVI te Apeldoorn, tegenover een medewerkster van het Bureau Nationale ombudsman het volgende:"Ik ben goed op de hoogte van het examenreglement van het PVI. Ik doe het cursuscijfer, nadat ik dat bepaald heb, normaal in een gesloten envelop en overhandig dat aan de examencommissie. Daarna doet de kandidaat examen. Het cursuscijfer bepaal ik aan het eind van de cursus. Ik doe dat zelf, en bespreek dat niet met anderen. De normen daarvoor staan op papier, maar het zijn redelijk vage normen. Op de controlelijst voor het examen staat ook een aantal toetspunten. Het cursuscijfer wordt aan het eind van de laatste cursusdag, v r het examen, aan de kandidaat bekend gemaakt. De inkijk vindt normaal plaats op een tijdstip dat er nog een volle instructiedag zit tussen de dag van inkijk en de examendag. Daar kunnen echter geen rechten aan ontleend worden. Het is een in de praktijk gegroeide gewoonte. De tweede cursus van verzoeker duurde volgens mij twee weken, het staat mij niet meer zo bij hoelang het precies was. In het geval van verzoeker vond de inkijk, anders dan normaal, plaats op de dag v r het examen. Dat was waarschijnlijk om programmatechnische redenen. Na de inkijk kunnen nog punten aan de orde komen, die v r het examen nog kunnen worden verbeterd of geleerd. Tijdens de inkijk
van verzoeker zijn er geen nieuwe verbeterpunten aan de orde gekomen. De verbeterpunten die er waren konden in ieder geval niet binnen n dag verbeterd worden, want het ging om hoofdpunten. Verder is de inkijk als normaal verlopen. Ik zat voorin naast verzoeker en de inkijker zat achter in de auto. De inkijker let op of de docent alle onderdelen aan de orde stelt (tijdens de rit). Na de inkijkrit heb ik, zoals altijd, onder vier ogen met de inkijker gesproken over het niveau van de op dat moment gereden rit. Ik had toen het cursuscijfer al in mijn hoofd zitten, maar het stond nog niet op papier en ik had het ook nog niet in de gesloten envelop gedaan. Het cijfer dat ik in mijn hoofd had, is het ook geworden. U zegt mij dat de co rdinator rijopleidingen in een brief aan verzoeker van 19 maart 1998 heeft geschreven dat de inkijker en ik het cursuscijfer met elkaar hebben besproken en dat er sprake was van een vijf dan wel een zes. Dat is niet juist, in die brief is een aantal zaken door elkaar heen gaan lopen. Met de inkijker heb ik niet gesproken over het cursuscijfer wat ik in mijn hoofd had, maar heb ik besproken wat het cijfer zou zijn voor de rit als het een examenrit was geweest. De co rdinator rijopleidingen heeft de brief op basis van onder meer mijn informatie geschreven, maar ik heb hem slechts incorrect ge nformeerd op het punt van het tijdstip waarop de inkijk plaatsvond. Ik had de stukken niet bij de hand en heb hem toen uit het hoofd ge nformeerd. Inmiddels heb ik het wel opgezocht. Ik heb het cursuscijfer niet met de inkijker besproken, en hem ook niet meegedeeld wat het cursuscijfer zou worden. Dat doe ik nooit, want de examinator moet onbevooroordeeld zijn, en ik wist dat de inkijker ook het examen zou afnemen. Zoals eerder gezegd hebben wij wel de rit besproken en het gehad over het examencijfer dat gegeven zou kunnen worden voor de rit als het een examenrit was geweest. De inkijker keek meer naar de positieve kanten en meende dat het wellicht wel een zes zou kunnen zijn. Ik heb toen, op basis van wat ik al over verzoeker wist uit de cursus en gezien mijn jarenlange ervaring op dit gebied, gezegd dat het wat mij betreft een vijf zou zijn geweest. Mijn ervaring is dat als iemand het de eerste keer net niet haalt, groei mogelijk is. Als die persoon het de tweede keer ook (net) niet haalt dan is er een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid dat hij ook niet meer zal groeien. Ik weet niet of ik dat ook zo tegen de inkijker heb gezegd, maar wij hebben allebei die ervaring, wij werken al 18 jaar samen. Mogelijk heb ik bij de bespreking van de inkijkrit ook gezegd dat verzoeker de cursus voor de tweede maal deed. Ik wil nog opmerken dat verzoeker, nadat hij het cursuscijfer van mij had gehoord, het examen niet meer wilde doen. Ik heb hem toen
verteld dat de inkijker de inkijkrit op een positieve wijze had bezien, en hem aangemoedigd om toch het examen te doen. Anders dan verzoeker schrijft in zijn brief van 19 april 1998 (aan de Nationale ombudsman, zie hierboven,
Bevindingen
, onder B.2; N.o.) heb ik het cursuscijfer zeker niet met de inkijker besproken. Tijdens de examenrit heb ik rechts voorin gezeten. Verzoeker zat achter het stuur, de andere kandidaat zat links achter. De examinator zat recht achter mij op de achterbank. We hebben tijdens de rit wel gesproken maar meer om te voorkomen dat er een soort rouwstemming ontstond. Ik kon niet zien wat de examinator op de controlelijst schreef, ik kon wel bewegingen van zijn hoofd in de spiegel zien. Na het examen heb ik nog met hem gesproken over bepaalde momenten tijdens het examen. Het gaat dan om zaken als wie er op een bepaalde moment remde, ik of de kandidaat. Ik weet niet of de examinator na het examen, op het moment van onze bespreking, al een cijfer op zijn lijst had ingevuld; ik kon dat niet zien. Het is mogelijk dat hij mij het examencijfer al in de auto of lopend naar binnen heeft gezegd. In ieder geval v rdat de twee kandidaten het wisten."F. Nadere informatie betrokken ambtenaar B.Op een nadere vraag van de substituut-ombudsman aan de betrokken ambtenaar B. over de inhoud van het gesprek tussen hem en de betrokken ambtenaar D. voorafgaande aan de examenrit, antwoordde de betrokken ambtenaar B. bij brief van 16 juli 1998 onder meer als volgt:"Uiteraard wordt na afloop van de inkijk gesproken over het getoonde rijniveau. Immers dit gesprek is n van de mogelijkheden om individuele verschillen in de beoordeling te herkennen en bespreekbaar te maken. Daarnaast is dit gesprek een mogelijkheid om overleg te voeren over de te volgen didactische aanpak om eventuele verbetering te bewerkstelligen. Hierbij stel ik echter nadrukkelijk dat mijn oordeel over het rijniveau zich heeft beperkt tot datgene dat ik tijdens de inkijk heb waargenomen. Over het verdere gedurende de cursus getoonde rijniveau kan ik geen oordeel uitspreken, omdat dit door mij niet is waargenomen. Dit is ook het geval geweest na de inkijk bij de heer P. (verzoeker; N.o.). Onderwerp van bespreking is geweest het rijden van de heer P. gedurende de inkijk en de indruk die ik van dit rijden had. Inhoudelijk weet ik niet meer welke onderwerpen tijdens dit nagesprek zijn behandeld. Gebruikelijk is tijdens deze bespreking zowel aandacht te geven aan zaken die goed gaan als aan zaken die verbetering behoeven. Dit zal ook in dit nagesprek het geval zijn geweest. Ik bestrijd dat tijdens dit overlegook gesproken is omtrent het cursuscijfer wat op de heer P. van toepassing zou kunnen zijn. De vaststelling van dit cursuscijfer behoort niet tot mijn verantwoordelijkheid, maar behoort tot de verantwoordelijkheid van de docent. Deze is immers in staat om bij de vaststelling van dit cijfer meer mee te laten wegen dan de prestatie van het inkijkmoment. Het getoonde rijniveau tijdens de inkijk komt namelijk niet altijd overeen met het gebruikelijk rijniveau van de cursist. Als er tijdens dit nagesprek gesproken is over een 5 dan wel een 6, dan is dit besproken op basis van het tijdens de inkijk getoonde rijniveau."G. Reactie verzoekerVerzoeker reageerde bij brief van 6 oktober 1998 op het standpunt van het LSOP en de verklaringen van de twee betrokken ambtenaren. Verzoeker herhaalde zijn standpunt en deelde voorts onder meer mee:"1) Heeft het PVI als opleidingsinstituut niet de verantwoordelijkheid om het afgegeven advies aan de opdrachtgever op zijn minst eveneens aan de betrokken cursist mede te delen? En in hoeverre is er nog sprake van een onafhankelijk opleidingsinstituut als de wens van de opdrachtgever blijkbaar belangrijker is als het vanuit hun eigen expertise gegeven advies? 2) Ik heb samen met de andere cursisten de intest gevolgd en naar aanleiding daarvan heeft iedereen een 3 weekse SROA-a1 cursus gekregen. Van diezelfde groep bleken er na die 3 weken een aantal te zijn gezakt, een aantal herkansers (waaronder ik) en een aantal geslaagde cursisten (...). Kwestie van een verkeerde inschatting, om dergelijke uiterste in niveaus allemaal op 3 weken in te zetten, of toch een automatisme om een SROA-a1cursus 3 weken te laten duren? Volgens het LSOP is bij de herkansing uitgegaan van het niveau van de eerste opleiding. Dit is pertinent niet waar. (...) Ik heb daar toen een 5 (cursuscijfer) en een 4 (examencijfer) behaald en kreeg op basis van dit niveau de tweede keer een 2-weekse SROA opleiding. Mijn collega, die een hoger cijfer had (maar ook onvoldoende) kreeg op basis van zijn niveau bij de eerste opleiding echter een 3 weekse herkansing. (...) Volgens het examenreglement (art.9.1) had ik ook geen recht op een herkansing. Ook weer de opdrachtgever? Betalen zij extra? Wat is de overweging geweest van het PVI om mij, tegen het reglement in, toch een herkansing te geven, meteen na de eerste cursus (wat volgens hun eigen advies niet zinvol is). (...) 6) Mijn docent, D., is zelf examinator! (oftewel "senior-docent begeleider"). Moeten de senior-docent begeleiders zelf ook nog gecoached worden in het lesgeven en omgaan met leerdoelen? Volgens het LSOP maakt deze subjectieve werkwijze het mogelijk dat een eerdere indruk van een kandidaat toch kan worden meegenomen in de beoordeling als de prestatie op het examenmoment wat minder was. (...) Uit mijn geval is juist gebleken dat het ook tegen je wordt gebruikt indien de eerdere indruk minder is. Duidelijk is in ieder geval dat beoordelingen/indrukken van 1ste en 2de opleidingen en van docenten en examinatoren nadrukkelijk door elkaar lopen. (...) Gecombineerd met een examenreglement welke de precieze gang van zaken ook niet omschrijft en de monopoliepositie die het PVI heeft t.a.v. deze cursus, geeft deze werkwijze het PVI m.i. wel erg veel vrijheid om eigen "inschattingen" en beoordelingen te maken. En geeft het de cursist geen mogelijkheden om de objectiviteit hiervan en de correctheid van de gevolgde procedure na te gaan. (...) Het examenreglement is inderdaad onder mijn aandacht gebracht tijdens de cursus, maar zat in een map die moest worden terug gegeven na afloop van de cursus. (...) (...) Zoals hij (verzoekers docent; N.o.) het mij vertelde ging het om het cursuscijfer en niet om een fictief examencijfer. (...) Als het inderdaad een fictief examencijfer betrof vind ik dat zo mogelijk nog kwalijker, aangezien ik de volgende dag met diezelfde examinator het examen nog moest gaan rijden wat daar al beoordeeld en besproken werd!"H. Reactie LSOPNaar aanleiding van de reactie van verzoeker en een aantal specifieke vragen, die de substituut-ombudsman aan het LSOP had gesteld, reageerde het LSOP bij brief van 21 december 1998 onder meer als volgt:"Opgemerkt dient echter te worden dat geen sprake is geweest van een verlenging c.q. herkansing als bedoeld in art 9.1 van het Examenreglement. In overleg met de werkgever van betrokkene, de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB), is besloten tot het opnieuw laten volgen van de opleiding. Bij de "intake" voor de SROA wordt gekeken naar aanvangsniveau, leertempo en mogelijke ervaring. Naar aanleiding daarvan wordt
vervolgens de gewenste opleidingsduur vastgesteld. In het geval van de heer P. betekende dit dat de kennis en informatie die voortvloeide uit de eerder (recent) gevolgde opleiding, in belangrijke mate bepalend kon en mocht zijn. Deze informatie leidde tot het oordeel dat het volgen van de onderdelen uit de eerste cursusweek niet meer nodig was. Hoewel in vorige cursussen behaalde cijfers weliswaar meewegen, zijn deze niet van doorslaggevend belang voor de lengte van de nieuw te volgen cursus. Dit wordt individueel aan de hand van bovengenoemde criteria bepaald. (...) De heer P. was op grond van de behaalde resultaten (cursus: 5 en examen: 4) gezakt voor de SROA-cursus. Zonder dat van een individueel advies kan worden gesproken, is regel op het instituut dat vervolgens nog nmaal aan de cursus kan worden deelgenomen. Het standaardadvies is dan echter om, alvorens dit voor de tweede keer te doen, hier ongeveer een jaar mee te wachten. Omdat in casu door de werkgever, de DKDB, werd aangegeven dat sprake was van een proeftijd en de wachttijd van een jaar een aanstelling bij de DKDB in de weg zou staan, is in goed overleg en dus ook in het belang van betrokkene, door de werkgever besloten af te wijken van het standaardadvies en de heer P. op korte termijn opnieuw in te plannen voor een nieuwe SROA-cursus. Ten aanzien van uw vraag met betrekking tot de "inkijk door een senior-docent", kan ik u berichten dat er tijdens de SROA-opleiding altijd sprake is van een "inkijk". In beginsel zelfs op een vaste dag, te weten de dinsdag in de derde week. Van het moment wordt echter wel eens afgeweken."
Beoordeling
I. . AlgemeenVerzoeker volgde in januari 1998 voor de eerste maal de Specialistische Rijopleiding Auto (SROA-a1), die wordt verzorgd door het Politie Verkeersinstituut (PVI) te Apeldoorn. Hij zakte, met als cursuscijfer een 5 en als examencijfer een 4. In maart 1998 volgde verzoeker voor de tweede keer deze rijopleiding ter verkrijging van een vast dienstverband bij zijn werkgever, de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB).II. . Ten aanzien van het opnieuw volgen van de SROA-a1 na twee maanden1. Verzoeker klaagt er in de eerste plaats over dat het PVI, buiten hem om, en in afwijking van advies van het PVI aan verzoekers werkgever om hem pas na een jaar weer aan de opleiding te laten deel-nemen, heeft besloten hem na twee maanden opnieuw de rijopleiding te laten volgen.2. Het Landelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie (LSOP) gaf aan dat verzoekers werkgever opdrachtgever was in deze. Normaliter adviseert het PVI om kandidaten die zijn gezakt voor de SROA-cursus pas na een jaar opnieuw zo'n cursus te laten volgen. De DKDB gaf echter in dit geval -aldus het LSOP- aan dat een jaar te lang was, omdat sprake was van een proeftijd en een wachttijd van een jaar een vaste aanstelling bij de DKDB in de weg zou staan. In overleg met het PVI heeft de DKDB vervolgens besloten om -in afwijking van het standaardadvies- verzoeker zo spoedig mogelijk opnieuw aan de SROA-cursus te laten deelnemen.3. Uit het vorengaande volgt dat niet het PVI, maar de DKDB de beslissing heeft genomen om verzoeker al na twee maanden opnieuw aan bedoelde cursus te laten deelnemen. Het lag dan ook niet op de weg van het PVI om verzoeker over n en ander in te lichten. Het PVI kon vervolgens in redelijkheid, mede gelet op de belangen die voor verzoeker op het spel stonden, uitvoering geven aan die beslissing. De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.III. . Ten aanzien van de duur van de tweede rijopleiding1. Verzoeker klaagt er voorts over dat het PVI de tweede rijopleiding, in maart 1998, twee in plaats van drie weken heeft laten duren. Verzoeker stelt dat hij zelf een cursusdeel van drie weken had willen volgen. Verder wijst hij erop dat een collega, die ook gezakt was maar wel een hoger eindcijfer dan verzoeker behaalde, een nieuwe cursus kreeg van drie weken.2. In het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman wees het LSOP er onder meer op dat het geen vaststaande regel is dat de cursus, die behoort bij de SROA-a1, drie weken duurt. Het PVI bepaalt de duur van de cursus in de regel aan de hand van een intake van drie dagen. Tijdens deze intake wordt gekeken naar aanvangsniveau, leertempo en mogelijke ervaring. Aan de hand daarvan bepaalt het PVI vervolgens of een potenti le cursist kan deelnemen aan de SROA-a1 en vervolgens of de opleiding twee of drie weken in beslag zal nemen. In verzoekers geval heeft geen intake plaatsgevonden, omdat hij twee maanden daarvoor nog had deelgenomen aan de SROA-a1. De tussenliggende periode werd dermate kort geacht dat de informatie die daaruit voortvloeide is gebruikt voor het bepalen van de cursusduur. De in de vorige cursus behaalde cijfers wegen daarbij weliswaar mee, maar zijn niet doorslaggevend.
3. Het PVI heeft als opleidingsinstituut beleidsvrijheid bij het bepalen van de duur van de cursus. De Nationale ombudsman kan desbetreffende beslissingen slechts marginaal toetsen. Het voorgaande betekent dat er in dit geval voor de Nationale ombudsman slechts dan reden zou zijn om de door verzoeker gewraakte afweging van het PVI af te keuren, wanneer zou moeten worden geoordeeld dat het PVI niet in redelijkheid tot deze afweging heeft kunnen komen.4. Het PVI kan worden gevolgd in zijn zienswijze ten aanzien van het door dat instituut gehanteerde criteriabeleid. Het PVI heeft in redelijkheid kunnen besluiten de eerste cursusweek achterwege te laten. Immers, van een cursist die twee maanden daarvoor een zelfde opleiding heeft gevolgd, mag worden verwacht dat hij een hoger aanvangsniveau heeft dan een cursist die voor de eerste keer aan de opleiding deelneemt. De onderzochte gedraging is ook op dit punt behoorlijk.I. V. Ten aanzien van het niet informeren van verzoeker over het aantal mogelijkheden tot deelname1. Verzoeker klaagt er voorts over dat het PVI hem niet heeft ge nformeerd over het feit dat hij niet meer in aanmerking zou kunnen komen voor het volgen van de rijopleiding, als hij niet zou slagen bij de tweede poging. Verzoeker was in de veronderstelling dat de opleiding in maart 1998 een herkansing was op de eerste poging en dus nog onderdeel uitmaakte van de eerste opleiding.2. Het LSOP stelde zich in zijn reactie op het standpunt dat de DKDB in deze de opdrachtgever was en dat het om die reden ook op de weg van de DKDB had gelegen om verzoeker te informeren over de instroomeis. Het LSOP heeft voorts aangegeven dat een landelijk overleg, waarin de doelgroepen zijn vertegenwoordigd waarvoor verzoeker in aanmerking wenst te komen, de instroomeis heeft geformuleerd. Dat overleg heeft bepaald dat slechts kandidaten die in maximaal twee pogingen het gewenste resultaat aan het PVI hebben bereikt, in aanmerking komen voor een verdere opleiding. Het PVI volgt in deze dus de wens van de opdrachtgever.3. Allereerst dient te worden opgemerkt dat de rijopleiding van verzoeker in maart 1998 geen onderdeel meer uitmaakte van de opleiding die verzoeker in januari 1998 had gevolgd. Dat is enkel het geval indien sprake is van een verlenging van de eerste cursus als bedoeld in artikel 9.1 van het Examenreglement (zie
Achtergrond
). Dit artikel bepaalt dat een verlenging slechts dan plaatsvindt, indien f het cursuscijfer f het examenresultaat voldoende was.Aangezien verzoeker respectievelijk een 5 en een 4 had gescoord, kan er geen misverstand over bestaan dat de opleiding die verzoeker in maart 1998 volgde, een tweede -nieuwe- opleiding was.4. Op zichzelf is het begrijpelijk dat verzoeker teleurgesteld is dat hij van verdere deelname aan de SROA-a1 is uitgesloten. Daarvoor treft echter het LSOP geen verwijt. Verzoeker volgde de SROA-a1 ter verkrijging van een vaste aanstelling bij de DKDB. De DKDB stelt bepaalde functievereisten aan zijn werknemers, hetgeen de dienst op grond van de hem toekomende beleidsvrijheid in het personeelsselectiebeleid mag doen. De DKDB wil blijkbaar alleen beschikken over personeel dat het SROA-a1-diploma na maximaal twee pogingen heeft behaald. Het is dan ook aan de DKDB om dit mee te delen aan de cursisten. Het PVI kan daarvoor niet verantwoordelijk worden gehouden. De onderzochte gedraging is op dit punt eveneens behoorlijk.V. Ten aanzien van het cursuscijfer1. Verzoeker klaagt er ook over dat het feit dat hij de SROA-a1 voor de tweede maal heeft gevolgd, invloed heeft gehad op het cursuscijfer.2. Het LSOP merkt over dit klachtenonderdeel op dat het leerproces doorslaggevend is. Als bij een herkansing onvoldoende groei wordt waargenomen, wordt een kandidaat afgewezen. Om die groei te kunnen bepalen heeft in verzoekers geval de informatie van de eerste SROA-a1 een rol heeft gespeeld. Er was gekeken naar de groei die verzoeker bij de tweede maal had getoond ten opzichte van de eerste keer dat hij de SROA-a1 volgde.3. De Nationale ombudsman volgt ook hierbij het standpunt van het LSOP. Wanneer, zoals in verzoekers geval, twee maanden eerder een zelfde cursus is gevolgd, is het redelijk dat de kennis en informatie uit die cursus een rol speelt bij een volgende soortgelijke cursus, in die zin dat bekeken wordt of de cursist enige vooruitgang vertoont ten opzichte van de eerdere cursus. Dit zou anders zijn, indien het het examencijfer zou betreffen. Een afsluitend examen moet veel eerder worden gezien als een losstaande, onafhankelijke afsluiting. Het cursuscijfer en het examencijfer bepalen vervolgens gezamenlijk het eindresultaat, zoals ook bij de SROA-a1 het geval is (zie
Achtergrond
, artikel 8.2 Examenreglement). De onderzochte gedraging is ook op dit punt behoorlijk.VI. Ten aanzien van de tijd tussen de "inkijk" en het afleggen van het examen1. Verzoeker klaagt er over dat het PVI hem, bij de tweede rijopleiding, niet voldoende tijd heeft gegund om zijn rijprestaties te verbeteren in de tijd gelegen tussen de inkijk, waarna in verzoekers geval de bepaling van het cursuscijfer volgde, en het afleggen van het examen.2. In dit licht bezien, is van belang dat tijdens de SROA-a1 een zogenaamde "inkijk" plaatsvindt door een senior-docent. Deze inkijk heeft als doel om enerzijds de docent te coachen en anderzijds docent en cursist de mogelijkheid te geven de rijprestaties van de cursist op zwakke punten nog te verbeteren. Het LSOP gaf aan dat deze inkijk in beginsel op een vaste dag, te weten op dinsdag, plaatsvindt. De laatste cursusdag is normaliter een woensdag. Verzoekers docent deelde telefonisch aan een medewerkster van de Nationale ombudsman mee dat de inkijk gewoonlijk op een tijdstip plaatsvindt dat er nog een volle instructiedag tussen de dag van inkijk en de examendag beschikbaar is.3. Het LSOP heeft geen verklaring gegeven voor het feit dat de inkijk in het geval van verzoeker op woensdagmiddag plaatsvond. Ook verzoekers docent kon geen reden geven waarom - anders dan om "mogelijke programmatechnische redenen" - de inkijk in dit geval, anders dan normaal, plaatsvond op de dag voor het examen.4. Strikt genomen is het PVI niet afgeweken van het examenreglement, nu het examen in verzoekers geval een dag na de opleiding en daarmee in onmiddellijke aansluiting op de opleiding is afgenomen (zie
Achtergrond
, artikel 6, eerste lid). Echter, wanneer een bepaalde handelwijze tot een in de praktijk gegroeide gewoonte is geworden, mogen belanghebbenden, mede in verband met het gelijkheidsbeginsel, daaraan de gerechtvaardigde verwachting ontlenen dat die handelwijze ook in hun geval zal worden gevolgd. Voor een afwijkende handelwijze is dan alleen ruimte in bijzondere omstandigheden, die duidelijk aangegeven zullen moeten worden. Het PVI heeft dergelijke omstandigheden niet kunnen noemen. Daarmee is onvoldoende duidelijk geworden waarom de inkijk bij verzoeker op de laatste cursusdag en daarmee n dag v r de examenrit plaatsvond, in afwijking van de vaste praktijk dat tussen deze twee momenten nog een volle instructiedag beschikbaar is. Aldus heeft het PVI niet juist jegens verzoeker gehandeld. De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.VII. Ten aanzien van het contact tussen de opleidingsinstructeur en de examinator voorafgaand aan het examen1. Verzoeker heeft er tenslotte over geklaagd dat de opleidingsinstructeur en de examinator, voorafgaand aan het examen, met elkaar contact hebben gehad over de bepaling van het cursuscijfer. Verzoeker heeft daartoe gesteld dat zijn instructeur hem na de "inkijk" van de examinator een 5 als cursuscijfer heeft gegeven. De volgende morgen vertelde de instructeur dat de examinator het eigenlijk een 6 waard vond. Nadat de instructeur echter aan de examinator had verteld dat verzoeker voor de tweede maal de opleiding volgde, vond ook de examinator een 5 een passend cijfer.2. Het Examenreglement schrijft in artikel 6.2 voor dat de docent het cursusverslag in een gesloten envelop aan de examencommissie overhandigt. Artikel 6.3 bepaalt dat op dit cursusverslag tot het einde van de examenrit een embargo rust (zie
Achtergrond
).3. De Nationale ombudsman heeft de betrokken ambtenaren onder meer gevraagd of zij met elkaar hebben gesproken en zo ja, waarover zij hebben gesproken. Verzoekers docent/rij-instructeur D. en examinator B. erkenden na de inkijk door B. met elkaar te hebben gesproken over het niveau van de inkijkrit. Volgens D. hebben zij gesproken over een cijfer. Dit betrof echter niet het cursuscijfer, maar een fictief examencijfer. Mogelijk heeft D. de examinator meegedeeld dat verzoeker voor de tweede maal aan de opleiding deelnam. Examinator B. heeft aangegeven dat hij wist dat verzoeker voor de tweede maal de SROA-a1 volgde op het moment dat hij de examenrit afnam.4. In de reactie op dit klachtonderdeel gaf het LSOP aan dat de inkijk door een "opleidingsinstructeur"(senior-docent begeleider) tot doel heeft de docenten te coachen bij hun werk en bij het maken van de afwegingen om te komen tot een cursuscijfer. Het coachen betreft onder andere de wijze van lesgeven, maar ook het omgaan met leerdoelen in relatie tot de geleverde prestatie van een cursist. Hierover wordt inderdaad tussen docent en begeleider gesproken. In dit geval is de begeleider ook opgetreden als examinator. Het LSOP heeft aangegeven dat het voor de objectiviteit mogelijk beter was geweest als deze twee taken niet door n en dezelfde persoon werden verricht.5. Of er nu werd gesproken over een cursuscijfer of een fictief examencijfer, voldoende staat vast dat de docent en de examinator voorafgaand aan de examenrit met elkaar hebben gesproken over de rijprestaties van verzoeker. Tevens staat voldoende vast dat hierbij ter sprake is gekomen dat verzoeker de opleiding voor de tweede maal volgde. Dit alles is op zich niet onjuist en is zelfs conform dedoelstellingen van een "inkijk". Echter, de grens van de in acht te nemen objectiviteit wordt overschreden wanneer de inkijker vervolgens ook optreedt als examinator. Deze werkwijze, waarbij n persoon optreedt als zowel senior-docentbegeleider alsook als examinator bij een cursist, kan immers twijfels doen ontstaan of de beoordeling plaatsvindt met de vereiste zorgvuldigheid en onafhankelijkheid. Dit is niet juist. De onderzochte gedraging is ook op dit punt niet behoorlijk.