Achtergrond
Zie BIJLAGEOnderzoek
In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Utrecht verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te Utrecht over de klacht ge nformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. Genoemde hoofdofficier van justitie gaf eerst aan van die gelegenheid gebruik te willen maken, maar kwam daar later op terug. Tijdens het onderzoek kregen betrokkenen de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:A. De feiten1. Op 13 oktober 1996 arriveerde op het Centraal Station in Utrecht om 11.30 uur een trein vanuit Amsterdam waarin zich een groep van ongeveer 100 Ajax supporters bevond. Verzoeker was n van hen. Na het verlaten van de trein begaven de supporters zich vanaf het station in de richting van de binnenstad van Utrecht. Daar dreigde het tot een confrontatie te komen met een groep FC Utrecht-supporters. Er werd met stenen gegooid en er sneuvelde een winkelruit. De Mobiele Eenheid greep vervolgens in. Een 70-tal Ajax-supporters, onder wie verzoeker, werd aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (zie
Achtergrond
, onder 1.). De aangehouden supporters werden overgebracht naar het hoofdbureau van politie in Utrecht. Omstreeks 17.30 uur werd verzoeker heengezonden. Hij is niet vervolgd voor het feit waarvoor hij op 13 oktober 1996 was aangehouden.2. Verzoeker wendde zich bij brief van 9 december 1996 tot de beheerder van het regionale politiekorps Utrecht met een klacht over de gang van zaken op 13 oktober 1996. In zijn klachtbrief bracht verzoeker onder meer het volgende naar voren:"Op zondag 13 oktober 1996 bevond ik mij in een groep Ajax-supporters die werd aangehouden ergens in de Utrechtse binnenstad. Niet duidelijk was op grond waarvan de aanhouding heeft plaatsgevonden, op het bureau was de mening hierover ook verdeeld. Als reden is onder meer genoemd hinderlijk gedrag en openlijke geweldpleging. Op het hoofdbureau zijn wij gedurende enige tijd opgesloten. Van elke supporter is een polaroid foto gemaakt en na het afleggen van een verklaring zijn wij om 17.30 uur onder begeleiding naar station Maarsen gebracht. (...) Naar aanleiding hiervan heb ik enige vragen:1. Wat is de status van het onderzoek, word ik nog als verdachte beschouwd?2. Op grond waarvan ben ik aangehouden?3. Wat is er met de polaroid foto gebeurd?4. Heeft doorgifte van mijn persoonsgegevens plaatsgevonden naar het CIV, AFC Ajax, KNVB of enige andere persoon of instantie? Zo ja, wat is er precies doorgegeven? (...)Ik ben van mening dat mijn aanhouding onterecht is geweest en dat ik de voetbalwedstrijd hierdoor onnodig heb moeten missen. Ik verzoek u dan ook om een schadevergoeding van fl. 37,25 (fl. 20 voor een toegangskaart vak N plus fl. 17,25 voor de treinreis Amsterdam Amstel retour naar Utrecht)."3. De chef van het district Tolsteeg deed verzoekers klacht af. In zijn afdoeningsbrief was onder meer het volgende opgenomen:"Op zondag 13 oktober 1996 zijn er vele Ajax-supporters in de Utrechtse binnenstad aangehouden. De directe aanleiding vormde de gepleegde vernielingen danwel het gebruik maken van geweld tegen personen door deze groep Ajax supporters. U maakte deel uit van deze groep. Daarom bent u aangehouden terzake openlijke geweldpleging. Nadat u en de andere Ajax-fans verhoord zijn, heeft de aanwezige officier van justitie besloten af te zien van verder vervolging. Hiermee is het onderzoek naar uw gedragingen op die zondag afgesloten. De gemaakte polaroid-foto is vernietigd. Uw gegevens zijn alleen naar het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme doorgestuurd. (...) Ik ben van mening dat uw aanhouding niet onterecht heeft plaatsgevonden. Er is dan ook geen aanleiding om u in aanmerking te laten komen voor de door u gevraagde schadevergoeding."B. Het standpunt van verzoeker1. Het standpunt van verzoeker is samengevat weergegeven onder
Klacht
.2. In zijn verzoekschrift bracht verzoeker onder meer nog het volgende naar voren:"* Ondergetekende heeft zich op geen enkele wijze schuldig gemaakt aan "vernielingen" of "geweld tegen personen". Politie Utrecht geeft in algemene bewoordingen de noodzaak van de aanhoudingen aan. Hierbij wil ik de volgende kanttekening maken. Vrijwel direct na aankomst in de Utrechtse binnenstad zijn de Ajax-supporters onthaald op een enorme stenenregen van de Utrecht-supporters. Wij bevonden ons op dat moment nog maar enkele minuten in Utrecht, het is gezien de korte tijdspanne onmogelijk om een dergelijke hoeveelheid stenen te verzamelen.Naar mijn mening was het kernprobleem voor de Utrechtse politie het feit dat bijna alle supporters beschikten over toegangskaarten voor Utrecht-vakken. (...) * Ondergetekende blijft voor de Utrechtse politie verdacht en hier is door het verspreiden van onjuiste informatie vervolgens ook naar gehandeld. De kans dat deze gegevens een "eigen" leven gaan leiden en dat ondergetekende daarvan schade zal ondervinden is niet ondenkbeeldig."C.De reactie van de korpsbeheerder1. De beheerder van het regionale politiekorps Utrecht bracht in reactie op de klacht onder meer het volgende naar voren:"Hoewel de meeste Ajax-supporters gebruik maakten van het georganiseerd busvervoer, arriveerde omstreeks 11.30 uur die morgen een trein vanuit Amsterdam met een groep bestaande uit ongeveer 100 Ajax-supporters. Hieronder bevond zich ook de heer P. (verzoeker; N.o.). Nadat de trein op het Centraal Station van Utrecht tot stilstand was gekomen, zijn de supporters uitgestapt. Bij het zien van de ME op het perron zijn de supporters massaal het spoor over getrokken. Vervolgens begaf de groep zich naar de binnenstad van Utrecht. Daar dreigde het tot een confrontatie te komen tussen Ajax-supporters en Utrecht-supporters. De politie Utrecht kon de confrontatie voorkomen door zich tussen de groepen te begeven. Over en weer werden stenen en andere materialen gegooid, een ruit van een winkel werd vernield en er vielen gewonden. Vervolgens hebben de Ajax-supporters hun weg vervolgd in de binnenstad. Een gedeelte van deze groep, waaronder de heer P., is enige straten verderop gelokaliseerd en middels ME-personeel ingesloten. In overleg met de officier van justitie is besloten deze groep terzake artikel 141 van het wetboek van strafrecht (openlijke geweldpleging) aan te houden en over te brengen naar het hoofdbureau van politie te Utrecht. Later op de dag is deze groep na hun voorgeleiding en in overleg met de officier van justitie heengezonden. Eveneens heeft de officier van justitie aangegeven in een enkel geval over te gaan tot strafvervolging. Ten aanzien van het merendeel van de groep, waaronder de heer P., is afgezien van verdere vervolging. Gezien bovengenoemde feiten ben ik van mening dat ondanks het uitblijven van verdere vervolging de aanhouding niet onterecht heeft plaatsgevonden.
Gegevens zijn verstrekt aan het CIV Gelet op artikel 5 van het privacyreglement Wet politieregisters van het CIV (Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme; N.o.) (zie
Achtergrond
, onder 3.), heeft de Politie Regio Utrecht de naam, de geboortedatum, de datum van aanhouding, het artikel op basis waarvan de aanhouding heeft plaatsgevonden, alsmede tot welke supportersgroep de heer P. behoort, doorgegeven aan het CIV. Afwijzen verzoek tot schadevergoeding Aangezien ik van mening ben dat de heer P. niet onterecht is aangehouden, zie ik geen noodzaak enige kosten aan de heer P. te vergoeden."2. De korpsbeheerder voegde bij zijn reactie een afschrift van de tolerantiegrenzen en het aanhoudingsbeleid, alsmede het doel van het politieoptreden zoals verwoord in het draaiboek van de betreffende wedstrijd van die dag tussen Ajax en FC Utrecht. De tekst hiervan luidt als volgt:"1.1. Doel van het politie-optreden * Het lokaliseren van supportersgroepen voor, tijdens en na de wedstrijd, het voorkomen van wanordelijkheden en beheersen van de openbare orde binnen en buiten het stadion. * Komen tot aanhoudingen van supporters die zich schuldig maken aan ernstige strafbare feiten (= openlijke geweldpleging, vernieling, mishandeling, discriminerend gedrag en uitlatingen etc.). (...) 1.4. Tolerantiegrenzen en aanhoudingsbeleid. Het criterium voor het politieoptreden luidt als volgt:"Het noodzakelijk politieel optreden wordt gekenmerkt door een zorgvuldige afweging van de mate van inbreuk op de rechtsorde en de consequenties van het politieoptreden tegen deze inbreuk op de rechtsorde, waarbij gestreefd moet worden een d -escalerend effect teweeg te brengen middels het optreden en de houding van de politie". De politie treedt in voorkomende gevallen direct en doeltreffend op ter aanhouding van de verdachte in de volgende gevallen:a. het plegen van vernielingen waardoor voor derden schade ontstaat. b. het gooien van voorwerpen naar publiek of politieambtenaren. (...) d. het plegen van geweld tegen personen.e. het plegen van ernstige strafbare feiten. (...) Indien niet tot aanhouding kan worden overgegaan, dient de politie het strafbare gedrag te be indigen."D.De reactie van verzoeker Verzoeker deelde in reactie op hetgeen door de korpsbeheerder naar voren was gebracht onder meer het volgende mee:"De korpsbeheerder schetst in zijn verweer een situatie waarin het uiteindelijke resultaat van de voetbalmiddag, de massale arrestatie, min of meer een logisch gevolg is geweest. (...) De indruk wordt gewekt alsof de Ajax-supporters ongeorganiseerd op de bonnefooi naar Utrecht zijn gegaan. Ik wil wijzen op het absurd lage aantal toegangskaarten dat door FC Utrecht beschikbaar is gesteld. Met veel moeite zijn supporters erin geslaagd om in het alternatieve circuit kaarten te kopen, uiteraard tegen een forse meerprijs. Feit is dat de meeste supporters in het bezit waren van een geldige toegangskaart. (...) Dat de Ajax-supporters, achtervolgd door de politie, direct na aankomst in de binnenstad zijn onthaald op een stenenregen van de Utrecht-fans, is een feit dat niet de Ajax-supporters kan worden aangerekend. Het is niet re el te veronderstellen dat de stenen helemaal vanuit Amsterdam zijn meegenomen of dat dergelijke hoeveelheden stenen nog even snel uit het wegdek is gehaald. Vandaar mijn stelling dat hier sprake is van de omgekeerde wereld. Niet de Utrecht-supporters, die na hun daad al lang een goed heenkomen hadden gezocht, worden aangehouden, maar de groep Ajax-supporters. Ondergetekende heeft zich ook op geen enkele wijze schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging, ook de politie heeft dit op geen enkele wijze aannemelijk kunnen maken. Het lukraak van de straat plukken van supporters, in het eigen draaiboek zo fraai omschreven met de term d -escalerend optreden, is weliswaar goed voor de statistieken maar verhuld het eerdere falen op die dag. (...) De doorgifte van mijn persoonsgegeven naar het CIV heeft naar mijn mening op onjuiste gronden plaatsgevonden. Weliswaar is doorgifte na een aanhouding volgens het privacy-reglement voldoende, maar het is de rechtmatigheid van de aanhouding die door mij betwist wordt en daarmee ook het vervolgtraject.
Ook de hele gang van zaken op het politiebureau ondersteunt deze stelling. Wij hebben wat mogen rondlummelen op de binnenplaats. Af en toe werd er door politieagenten wat geroepen over de reden van aanhouding en het was vanaf het begin duidelijk dat de uren tot na de wedstrijd overbrugd moesten worden. Het maken van de polaroid-foto bleek n grote komedie, foto's werden zonder naam in een doos gegooid, en het was meer bedoeld als tijdverdrijf dan een poging tot serieus onderzoek. (...) Doelbewust heeft men ons een bezoek aan het voetbal ontnomen om reden dat Ajax-supporters met de verkeerde kaartjes in de verkeerde Utrecht-vakken terecht zouden komen. Het spreekt dan ook vanzelf dat ik schadeloos hiervoor gesteld wil worden, al was het alleen maar om de symbolische waarde."E.De nadere reactie van de korpsbeheerder1. Een ambtenaar van het regionale politiekorps Utrecht deelde in een telefonische reactie namens de korpsbeheerder mee dat er voor de politie verder geen aanleiding meer was voor een inhoudelijke reactie op verzoekers, hierv r onder D., opgenomen op- en aanmerkingen op het standpunt van de korpsbeheerder, en dat de korpsbeheerder wenste vast te houden aan zijn eerder ingenomen standpunt.2. Desgevraagd deelde een medewerker van het regionale politiekorps Utrecht op 10 juli 1998 nog mee dat de groep supporters waarin verzoeker zich bevond uit 70 personen had bestaan, dat tegen de aangehouden personen geen proces-verbaal was opgemaakt, en dat geen enkele persoon in die groep uiteindelijk was vervolgd.
Beoordeling
1.1. Verzoeker klaagt er in de eerste plaats over dat het regionale politiekorps Utrecht hem op 13 oktober 1996 ten onrechte heeft aangehouden.1.2. Op 13 oktober 1996 arriveerde op het Centraal Station in Utrecht om 11.30 uur een trein vanuit Amsterdam waarin zich een groep van ongeveer 100 Ajax-supporters bevond. Verzoeker was n van hen. Na het verlaten van de trein begaven de supporters zich vanaf het station in de richting van de binnenstad van Utrecht. Daar dreigde het tot een confrontatie te komen met een groep FC Utrecht-supporters. Er werd met stenen gegooid en er sneuvelde een winkelruit. De Mobiele Eenheid greep in. Er werd een 70-tal Ajax-supporters, onder wie verzoeker, aangehouden op verdenking van overtreding van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht (zieAchtergrond
,onder 1.). De aangehouden supporters werden overgebracht naar het hoofdbureau van politie in Utrecht.1.3. Verzoeker heeft aangegeven dat de Utrecht-supporters een regen van stenen lieten neerdalen op de groep waarin hij zich bevond. Hij ontkent dat uit de groep Ajax-supporters met stenen is gegooid, met als argument dat zij op dat moment niet zo snel in staat waren geweest om de straat op te breken om stenen te verzamelen. De politie heeft aangegeven dat (ook) de Ajax-supporters stenen hebben gegooid, en dat daarbij diverse gewonden zijn gevallen en dat ten minste n ruit is gesneuveld.1.4. De Nationale ombudsman acht het voldoende aannemelijk dat ook de Ajax-supporters met stenen hebben gegooid. Anders dan verzoeker heeft aangevoerd, was het niet nodig daarvoor de straat op te breken. De Ajax-supporters konden immers ook de stenen die de Utrecht-supporters naar hen hadden gegooid, teruggooien.1.5. Nu aannemelijk wordt geacht dat (ook) door de Ajax-supporters met stenen is gegooid, kon de politie in redelijkheid ertoe besluiten om personen uit die groep aan te houden op verdenking van openlijke geweldpleging. Niet kan worden geoordeeld dat het besluit om hen aan te houden op zichzelf onredelijk of onrechtmatig was. Gelet op de omstandigheden van dit geval kon de politie alle personen van de groep aanvankelijk in redelijkheid als verdachte van openlijke geweldpleging aanmerken (zie
Achtergrond
, onder 2.). Verzoeker heeft aangegeven dat hij niet met stenen heeft gegooid. De Nationale ombudsman heeft op zichzelf geen reden aan zijn woorden te twijfelen. Een en ander betekent echter niet dat verzoeker, deel uitmakend van een groep waaruit stenen werden gegooid, ten onrechte als verdachte is aangemerkt, en aangehouden. In een situatie als deze, waarin vanuit een groep personen stenen worden gegooid, is het voor de politie vrijwel ondoenlijk de daarvoor verantwoordelijke personen meteen en precies te identificeren en aldus alleen hen aan te houden. Het is onvermijdelijk en overigens ook te rechtvaardigen dat er in zo'n geval ook personen worden aangehouden van wie later blijkt dat zij niet met stenen hebben gegooid. Nader onderzoek dient uit te wijzen wie wel en wie niet strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld. De omstandigheid dat verzoeker deel uitmaakte van de bewuste groep moet voor zijn rekening komen. Ook de omstandigheid dat de Utrecht-supporters kennelijk niet zijn aangehouden, kan aan de rechtmatigheid van de aanhouding van de Ajax-supporters niet afdoen. In zoverre is de onderzochte gedraging behoorlijk.1.6. Overigens geldt dat het politieoptreden dat volgde op de aanhouding van de groep Ajax-supporters niet voldeed aan de wettelijkevereisten op het punt van verslaglegging van ambtshandelingen. Dit geldt te meer daar op voorhand vaststond dat ten minste een deel van de aangehouden personen geen schuld had aan het delict op verdenking waarvan zij waren aangehouden. In dat verband is allereerst opmerkelijk dat kennelijk noch van de aanhouding, noch van de daarop gevolgde voorgeleiding proces-verbaal is opgemaakt. Hiermee is niet voldaan aan de wettelijke vereisten op dit punt (zie
Achtergrond
, onder 2.). De politie heeft geen enkel document overgelegd waarin het politieoptreden is weergegeven. Dit is - zeker in een geval als dit, waarin een grote groep personen is aangehouden volstrekt ontoereikend. Voorts wekt het, nu verzoekers opmerkingen ter zake niet zijn weersproken, verbazing dat de aangehouden personen bijeen zijn gebracht op de binnenplaats van het politiebureau, en later niet meer deugdelijk zijn verhoord. Aldus is onvoldoende invulling gegeven aan het vereiste dat aanhoudingen slechts mogen worden verricht met het oog op een daaraan te geven strafvorderlijk gevolg. Voor zover de politie voor haar optreden andere dan strafrechtelijke oogmerken heeft gehad, moet worden afgekeurd dat daarvoor dan bevoegdheden zijn gebruikt die uitsluitend zijn toegekend ter opsporing van verdachten van strafbare feiten.2.1. Voorts klaagt verzoeker erover dat de politie naar aanleiding van zijn aanhouding gegevens heeft verstrekt aan het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme (CIV).2.2. Vast is komen te staan dat de politie verzoekers naam en geboortedatum, de datum van zijn aanhouding, het artikel op basis waarvan de aanhouding heeft plaatsgevonden, en het gegeven dat verzoeker een Ajax-supporter is, heeft doorgegeven aan het CIV.2.3. Ingevolge artikel 5 van het Privacyreglement Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme (zieAchtergrond
, onder 3.) mogen in het register van het CIV slechts gegevens worden opgenomen van personen die zijn aangehouden bij gelegenheid van een voetbalwedstrijd. Verzoeker is in dit verband aangehouden. Daarom kan niet worden geoordeeld dat de politie zijn gegevens ten onrechte aan het CIV heeft verstrekt.2.4. Voor zover verzoekers klacht betrekking heeft op de weigering van de korpsbeheerder zijn gegevens uit het register te doen verwijderen, moeten zijn bezwaren tegen de politie eveneens worden afgewezen. Artikel 7 van het privacyreglement regelt de verwijdering en vernietiging van opgenomen gegevens (zieAchtergrond
, onder 3.). Verzoeker claimt dat hij ten onrechte zou zijn aangehouden. Dat zou gelet op artikel 7 onder b aanleiding geven om zijn gegevens te verwijderen.Hierv r, onder 1.4., is echter geoordeeld dat verzoeker niet ten onrechte is aangehouden.2.5. Gelet op het voorgaande kan niet worden geoordeeld dat de korpsbeheerder niet in redelijkheid heeft kunnen komen tot zijn weigering om verzoekers gegevens te (doen) verwijderen. De onderzochte gedraging is ook op dit punt behoorlijk.3.1. Ten slotte klaagt verzoeker erover dat de beheerder van het regionale politiekorps Utrecht zijn verzoek om schadevergoeding op 13 februari 1997 heeft afgewezen.3.2. Verzoeker vroeg de korpsbeheerder in zijn brief van 13 februari 1997 om een schadevergoeding ten bedrage van f 37,25 (f 20 voor een toegangskaart voor het stadion van Fc Utrecht plus f 17,25 voor een treinretour Amsterdam Amstel-Utrecht).3.3. De korpsbeheerder heeft dit verzoek om schadevergoeding afgewezen omdat hij van mening was dat verzoekers aanhouding niet onterecht had plaatsgevonden, zodat er geen aanleiding was om hem in aanmerking te laten komen voor schadevergoeding.3.4. Gelet op hetgeen hierv r, onder 1.5., is overwogen, en mede in acht genomen de terughoudende opstelling van de Nationale ombudsman in schadevergoedingskwesties, kon de korpsbeheerder in redelijkheid komen tot zijn afwijzing van de gevraagde kostenvergoeding. De onderzochte gedraging is ook op dit punt behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Utrecht, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van dit korps (de burgemeester van Utrecht), is niet gegrond. BIJLAGEAchtergrond
1. Artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht luidt, voor zover hier van belang, als volgt:"1. Zij die openlijk met verenigde krachten geweld plegen tegen personen of goederen, worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren en zes maanden of geldboete van de vierde categorie.2. De schuldige wordt gestraft:1 . met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vierde categorie, indien hij opzettelijk goederen vernielt of indien het door hem gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft; (...)"2. Artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering luidt, voor zover hier van belang, als volgt: "1. Als verdachte wordt v rdat de vervolging is aangevangen, aangemerkt degene te wiens aanzien uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan eenig strafbaar feit voortvloeit." Dit artikel stelt aan de mate van verdenking niet de eis van een 'ernstig' vermoeden, maar eist w l dat het vermoeden van schuld (het 'gedaan hebben') moet steunen op feiten of omstandigheden en dat dit vermoeden bovendien naar objectieve maatstaven gemeten 'redelijk' dient te zijn, dat wil zeggen "niet enkel in de oogen van den opsporingsambtenaar doch redelijk op zichzelf" (MvT). Een redelijk vermoeden alleen op basis van subjectief inzicht is niet voldoende. Op grond van artikel 53, eerste en derde lid van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) is in geval van ontdekking op heterdaad iedere opsporingsambtenaar bevoegd de verdachte van een strafbaar feit aan te houden. Van ontdekking op heterdaad is sprake "wanneer het strafbare feit ontdekt wordt, terwijl het begaan wordt of terstond nadat het begaan is" (artikel 128, eerste lid Sv). De aangehouden verdachte moet ten spoedigste voor de officier van justitie of een van diens hulpofficieren worden geleid (artikel 53, derde Sv), zodat deze (hulp)officier van justitie de verdachte kan (doen) horen. De meest gebruikelijke plaats waar een aangehouden verdachte ten behoeve van zijn verhoor naar wordt overgebracht is een politiebureau.Artikel 152 Wetboek van Strafvordering verplicht opsporingsambtenaren ten spoedigste proces-verbaal op te maken van hetgeen door hen tot opsporing is verricht of bevonden. Ingevolge door de hoofdofficieren van justitie aan de politie bekend gemaakte voorschriften van de procureurs-generaal bij de gerechtshoven dient te allen tijde proces-verbaal te worden opgemaakt van handelingen van de politie waarbij dwangmiddelen zijn toegepast, uitgaande van het moment van aanhouding van de verdachte.3. Enkele voor het onderzoek van belang zijnde artikelen uit het Privacyreglement Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme: "Artikel 2 Doel en werking 1). Het register heeft tot doel het registreren en verstrekken van gegevens ten behoeve van de handhaving van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten bij het houden van voetbalwedstrijden, alsmede ten behoeve van de opsporing van strafbare feiten, die bij gelegenheid van deze wedstrijden zijn gepleegd. 2). Gegevens uit het register kunnen worden gebruikt ten behoeve van interne bedrijfsstatistiek, interne bedrijfsvoering en ontwikkeling van beleid met betrekking tot de uitvoering van de politietaak. (...)" "Artikel 3 Verantwoordelijkheden (...) 4). Het politiekorps of arrondissementsparket dat gegevens voor het register aanlevert, is verantwoordelijk voor de juistheid van deze gegevens. (...)" "Artikel 5 Categorie n van geregistreerde personen In het register worden slechts gegevens opgenomen omtrent personen, die bij gelegenheid van een voetbalwedstrijd zijn aangehouden of tegen wie naar aanleiding van een dergelijke gelegenheid een proces-verbaal terzake van een strafbaar feit is opgemaakt." "Artikel 7 Verwijdering en vernietiging1. De in artikel 6 genoemde gegevens worden uit het register verwijderd wanneer deze niet meer noodzakelijk zijn voor het doel van het register. Hiervan is in ieder geval sprake:a. na verloop van 36 maanden nadat de laatste aanhouding van geregistreerde heeft plaatsgevonden of proces-verbaal werd opgemaakt; b. wanneer vaststaat dat een persoon ten onrechte werd aangehouden of als verdachte werd aangemerkt.
2. Voorts vindt verwijdering plaats na een daartoe strekkend besluit door of vanwege de beheerder.3. De verwijderde gegevens worden terstond vernietigd.4. De registerbeheerder kan incidenteel schriftelijk gemotiveerd afwijken van hetgeen in het eerste lid aanhef en onder b is gesteld wanneer het noodzakelijk is voor het doel van het register de gegevens voor een langere dan de genoemde termijn opgeslagen te houden."