2000/345

Rapport

Op 29 september 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer L. en mevrouw B. te Loenen (Gelderland), met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland.

Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland (de burgemeester van Apeldoorn), werd een onderzoek ingesteld.

Op grond van de door verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:

Verzoekers klagen erover dat het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland niet heeft voldaan aan hun verzoek, dat zij naar aanleiding van hun aangifte van diefstal van een aantal goederen hebben gedaan, om te controleren of hun spullen in een loods stonden opgeslagen. Door niet aan dit verzoek te voldoen is volgens verzoekers de waarheidsvinding belemmerd en zijn verzoekers benadeeld.

Onderzoek

In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland (de burgemeester van Apeldoorn) verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te Zutphen over de klacht geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was.

De genoemde hoofdofficier van justitie maakte van deze gelegenheid geen gebruik.

Daarnaast werd een betrokken ambtenaar de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven.

Deze maakte van deze gelegenheid geen gebruik.

Tijdens het onderzoek kregen verzoekers en de korpsbeheerder de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De korpsbeheerder deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

De reactie van verzoekers gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen of aan te vullen.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Op 23 september 1998 stalde verzoekster, exploitante van een kermisattractie, haar caravan op een woonwagenkamp in Zelhem. In de caravan lagen persoonlijke bezittingen en beroepsmatige goederen.

Verzoekster zelf bleef - vooralsnog - woonachtig in Apeldoorn.

In december 1998 constateerde verzoekster dat haar caravan binnen het kamp was verplaatst en was neergezet naast de caravan van de heer K. Ook constateerde zij dat er diverse spullen waren weggehaald uit haar caravan.

2. Verzoekster heeft op 31 januari 1999 aangifte gedaan bij de politie te Zelhem van inbraak in de caravan en diefstal van haar toebehorende goederen, alsmede van een Mercedes Benz vrachtauto (type 508 D) met kenteken (...). Daarbij noemde zij de heer K. als vermoedelijke dader.

3. Naar aanleiding van deze aangifte hebben ambtenaren van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland - herhaaldelijk - contact gehad K.

K. erkende daarbij dat hij diverse goederen van verzoekers onder zich had. Hij ontkende echter dat hij de goederen door diefstal had verkregen.

4. Na overleg met de officier van justitie heeft de chef van het politieteam Zelhem-Hummelo en Keppel-Hengelo van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland, inspecteur van politie R., op of omstreeks 16 maart 1999 het opsporingsonderzoek beëindigd, omdat uit het door de politie ingestelde onderzoek was gebleken dat de door verzoekers genoemde K. onterecht als zodanig was aangemerkt. Uit het onderzoek was namelijk gebleken dat geen sprake was van strafrechtelijke handelingen, maar dat de goederen uit handen van verzoekster waren geraakt door civielrechtelijke afspraken.

5. Op 13 april 1999 deed verzoeker nogmaals aangifte van diefstal door middel van braak van een Mercedes Benz vrachtauto (type 508 D) met kenteken (...), een gokautomaat, een fruitautomaat, een electriciteitskabel van circa 100 meter lengte, een gereedschapskist en een rookmachine.

6. Op 18 april 1999 diende verzoeker een klacht in bij het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland over de naar zijn mening lakse handelwijze van de chef van het politieteam Zelhem-Hummelo en Keppel-Hengelo bij de teruggave van de ontvreemde goederen.

7. Op 15 juni 1999 veroordeelde de president van de arrondissementsrechtbank te Zutphen in kort geding K. om binnen vierentwintig uur na betekening van het vonnis aan verzoekers af te geven: - de vrachtauto Mercedes Benz (type 508 D) met kenteken (...), de pushermachine, de twee fruitmachines, diverse kermisprijzen, een en ander onder verbeurte van een dwangsom van f 250,- per dag.

Een en ander omdat K. geen titel (meer) had op grond waarvan hij aanspraak zou kunnen maken op goederen van verzoekers.

8. Op 7 augustus 1999 verklaarde de beheerder van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland de klacht niet gegrond.

B. Standpunt verzoekers

1. Het standpunt van verzoekers staat - verkort - weergegeven onder KLACHT.

2. In de brief van 28 september 1999, waarmee verzoekers zich tot de Nationale ombudsman wendden, deelden zij onder meer het volgende mee:

"Waarom geeft de teamchef geen opdracht aan de heer K. mijn materiaal terug te bezorgen op het moment dat de heer K. zich op het politiebureau bevindt. De heer K. is vervolgens aansprakelijk gesteld door de officier van justitie (bedoeld is kennelijk: de president van de arrondissementsrechtbank; N.o.) te Zutphen de goederen en het materiaal binnen 24 uur terug te bezorgen, met een dwangsom van f 250,- per dag met een maximum van f 10.000,-. Ik ben dan ook van mening dat de Dienst Veiligheid en Recht (bedoeld is: Veiligheid, Recht en Burgerzaken van de gemeente Apeldoorn; N.o.) in samenwerking met de politie mij het recht ontnomen hebben. In plaats van het materiaal veilig te stellen hebben zij de heer K. in de gelegenheid gesteld, zich mijn materiaal toe te eigenen. De heer K. heeft nog steeds het materiaal in zijn bezit en reageert niet op de uitspraak van de (president van de arrondissementsrechtbank; N.o.) van 15 juni jl.

De politie antwoordt nog steeds dat zij goed bemiddeld heeft in de zaak."

C. Standpunt van de beheerder van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland

1. In reactie op de klacht van verzoekers deelde de beheerder van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland bij brief van 11 april 2000 mee, dat hem was gebleken dat de politie een gesprek had gehad met de door klagers als verdachte aangemerkte K. en dat deze had aangegeven dat klagers vrachtauto met de goederen in een loods stond maar dat hij op dat moment geen toegang had tot de loods omdat de eigenaar van de loods gedurende enige weken afwezig was. K. had geweigerd te vertellen waar deze loods was geplaatst.

De klacht dat de politie niet had voldaan aan het verzoek om te controleren of de goederen van verzoekers in een loods waren opgeslagen, achtte de korpsbeheerder niet gegrond.

2.1. Als bijlage bij de reactie van de korpsbeheerder was bijgevoegd een rapportage van 27 mei 1999 van hoofdinspecteur van politie, Ko., beleidsmedewerker bedrijfsbureau district Achterhoek. Hierin rapporteerde hij onder meer als volgt:

"Op woensdag 26 mei 1999 hoorde ik, telefonisch, de teamchef van het team Zelhem-Hummelo en Keppel-Hengelo, de inspecteur R.

Nadat ik hem in kennis had gesteld met hetgeen, waarover ik hem wilde horen, verklaarde hij:

'De zaak tussen (verzoekers; N.o.) en de heer K. is mij genoegzaam bekend. Ik heb in deze zaak zoveel mogelijk trachten te bemiddelen. Ik verwijs hiervoor naar de in BPS (Bedrijfs Processen Systeem; N.o.) gemaakte mutaties. Doordat afspraken tussen beide partijen niet werden nagekomen, is er nog steeds geen oplossing. Door (verzoekster; N.o.) werd aangifte gedaan van diefstal van een vrachtauto. Deze aangifte is besproken met de officier van justitie (…). Daar wij van mening waren en nog zijn, dat het hier een civiele kwestie betreft, is de zaak geseponeerd. Hiervan hebben de betrokkenen bericht gehad. Beide partijen hebben een advocaat ingeschakeld. Ik heb contact gehad met de (…) advocaat van (verzoekster; N.o.) en de (…) de advocaat van de heer K. Beiden deelden mijn mening, dat het een civiele zaak betreft. Ik vind dat mij, noch leden van mijn team ook maar iets te verwijten valt. Wij hebben meer gedaan dan gebruikelijk is'.

(…)

Op dinsdag 1 juni 1999 (…) stelde ik (klager; N.o.) telefonisch in kennis met de verklaring van de heer R.

(Klager; N.o.) verklaarde:

'Ik vind dat de heer R. bitter weinig voor ons heeft gedaan. Hij had met K. naar de vrachtauto (…) moeten gaan om deze veilig te stellen. Ik wil niet discrimineren, maar K. is "een kamper" en is niet vertrouwen. Hij liegt. Op 8 juni vindt er een kort geding plaats en ik hoop dat de zaak dan geregeld wordt. Ik wil wel dat de klachtencommissie mijn klacht behandelt'.

Conclusie:

In overleg met de officier van justitie is de zaak geseponeerd. Beide partijen hebben een advocaat ingeschakeld, waaruit blijkt dat ook betrokkenen wel van mening zijn het via civiel recht op te moeten lossen.

Naar mijn mening is de zaak door de politie volgens de wettelijke bepalingen behandeld en is ook overigens gedaan wat in haar vermogen lag om tot een oplossing te komen. Noch de teamchef R., noch zijn bij de zaak betrokken personeelsleden valt naar mijn mening dan ook (…) nalatigheid of laksheid te verwijten."

2.2.1. Bij het rapport van 27 mei 1999 van hoofdinspecteur Ko. was een groot aantal mutaties als bijlage gevoegd.

2.2.2. Op 30 januari 1999 om 19.41 uur stelden politieambtenaren B. en P. te Zelhem de volgende mutatie op:

"Verzocht K. om onze komst daar hij (werd; N.o.) lastig gevallen door (verzoekster; N.o.). T.p. gesprek gehad met K. en zijn vrouw. Hij zou werken voor (verzoekster; N.o.) als chauffeur voor de kermiswagens. De inboedel van hem is zolang opgeslagen bij (verzoekster; N.o.) (…) te Apeldoorn. K. is tot Maastricht gekomen en wist niet meer waar hij nu naar toe moest omdat (verzoekster; N.o.) niets op papier had gezet en slechte afspraken maakte. Hij is terug gereden naar Apeldoorn en heeft daar de spullen weer neergezet. Hij wilde niet meer voor haar werken op die manier.

K. heeft ook geen arbeidscontract o.i.d. getekend omdat (verzoekster; N.o.) dat niet wilde regelen. K. heeft inmiddels weer een woonwagen (…) maar kreeg zijn inboedel niet terug van (verzoekster; N.o.). (Verzoekster; N.o.) kwam met een vrachtauto bij hem en er werd weer gepraat. K. heeft toen zijn auto meegegeven aan (verzoekster; N.o.) zodat zij niet de hele tijd in die vrachtauto rond hoefde te rijden. Nu K. zijn inboedel niet terug krijgt, houd hij de vrachtwagen achter. Vanavond kwam (verzoekster; N.o.) met haar kindje zaken regelen. K. heeft toen de sleutels van zijn auto gepakt zodat ze er niet meer mee kon rijden. De auto was volgens hem ook niet meer verzekerd dus was het onverantwoord om haar er nog langer mee te laten rijden. Hij wilde niet zeggen waar de vrachtauto stond. Hem geadviseerd om een advocaat in de arm te nemen en dit civiel te regelen. (…) Met (verzoekster; N.o.) telefonisch contact gehad. Zij moest en zou haar vrachtauto terug hebben en wel meteen. Haar medegedeeld dat deze zaak niet zo even op een zaterdagavond op te lossen is. Haar geadviseerd naar coll. I. te Apeldoorn te gaan en daar eventueel aangifte te doen van verduistering als dat het geval is. Zij was het er niet mee eens en zou het wel opgeven bij de verzekering als vermissing. Haar nog het een en ander uitgelegd maar dat was tegen dovemansoren. We wachten af."

2.2.3. Op 30 januari 1999 om 21.35 uur stelde politieambtenaar S. te Doetinchem de volgende mutatie op:

"Kwam (verzoekster; N.o.) volledig overstuur naar het bureau met het volgende verhaal.

Zij werkt als kermisexploitant en is daarom veel in het buitenland. Vorig jaar heeft zij in Apeldoorn een huis gekregen om zich tijdelijk in te vestigen. Zij kon niet met haar caravan (waar zij normaliter in woont) in Apeldoorn terecht. Nadat haar caravan een tijdje gestald is geweest kreeg zij toestemming om deze zolang in Zelhem te plaatsen bij de fam. K.. (Verzoekster; N.o.) zit behoorlijk omhoog omdat zij personeel zoekt die haar kan helpen met haar kermisattractie en K. en vrouw voelde wel wat voor het kermisleven. (Verzoekster; N.o.) woonde in Apeldoorn en kwam af en toe naar Zelhem om zaken met K. te regelen. Volgens (verzoekster; N.o.) heeft K. ongeveer 3 maanden geleden haar caravan verplaatst naast zijn eigen wagen en vervolgens compleet leeg gehaald, onder het mom van een grote schoonmaak. Hier heeft (verzoekster; N.o.) geen aangifte van gedaan omdat zij de hoop bleef houden dat K. haar uit de brand zou helpen a.s. zomer. Vervolgens gebeuren er nog vele vreemde zaken. In mijn ogen heeft (verzoekster; N.o.) de zaak volledig uit de hand laten lopen door veel te veel goed te vinden. Zij zegt tot twee maal toe bij een advocaat cq notaris te hebben gezeten voor het opstellen van een contract, echter K. kwam nooit opdagen. Ondertussen had K. zijn inboedel bij (verzoekster; N.o.) thuis (Apeldoorn) opgeslagen omdat hij zich in Apeldoorn wilde vestigen met de caravan van haar. K. wil deze goederen nu terug hebben, maar zij heeft nog behoorlijk wat geld van hen tegoed (oa van de spullen uit haar wagen ontvreemd, zoals kleding, sieraden ed en omdat zij heeft geprobeerd om voor hen een start te realiseren als kermisexploitant).

(Verzoekster; N.o.) bezit een Mercedes vrachtwagen waar een 'pusher' twv fl 20.000,- in zit (kermisattractie). Om het nog ingewikkelder te maken is haar personenauto, merk Mercedes een maand of wat geleden gestolen (staat gesignaleerd).

Vanaf dat moment reed zij rond in de vrachtwagen. Vorige week zou K. hebben voorgesteld dat zij in een Mazda van hem rond mocht rijden en dan gebruikte hij de vrachtwagen wel. Dit gebeurde dus.

Vanavond wilde zij haar vrachtwagen ophalen. Zij zou door K. uit de Mazda gesleurd zijn en zijn bedreigd (hij had nog wel een pistool als zij praatjes bleef houden). Hij wil zijn inboedel en zij wil haar vrachtwagen.

(Verzoekster; N.o.) zit nu volledig omhoog. Haar bedrijf ligt lam omdat K. de vrachtwagen heeft. Deze tijd van het jaar moet van alles geregeld worden, maar zij heeft haar spullen niet meer en haar wagen is weg (zat ook nog geld in). (…)

Haar aangeraden om morgen in Zelhem aangifte te doen van diefstal van haar goederen en mogelijk van verduistering van haar vrachtwagen. Wie weet kan voor het laatste een bemiddeling ook voldoende zijn.

Bovenstaand relaas is slechts een samenvatting van een zeer lang, wanhopig en ondagelijks verhaal."

2.2.4. Onder de bijlagen bevond zich verder een op 31 januari 1999 te Zelhem opgemaakte proces-verbaal van aangifte. Hierin is als verklaring van verzoekster onder meer het volgende opgenomen:

"Ik doe aangifte van inbraak. Hetgeen is weggenomen behoort mij geheel in eigendom toe.

Niemand had het recht of toestemming om door middel van braak, verbreking en inklimming het goed weg te nemen en zich toe te eigenen.

Ik verklaar hierover het volgende;

"Op 23 september 1998 ben ik (…) met mijn onderkomen, zijnde een Traffel trailer van het merk Rockwood, van parkingplaats het Liederholt te Apeldoorn, gegaan naar het woonwagenkampje (te Zelhem; N.o.). (…)

Ik wil hierbij nog aan toevoegen dat ik mijn caravan wel op 23 september 1998 heb neergezet op het kampje te Zelhem, doch ik heb er nimmer in gewoond, omdat ik geen aansluiting had op gas, noch water, noch stroom.

Vanaf deze datum tot 1 december 1998 heb ik gezworven en ben verbleven op diverse adressen in Apeldoorn. (…)

Mijn caravan bleef met zijn inhoud achter op het woonwagenkamp te Zelhem omdat ik er niet van de gemeente Apeldoorn meer in mocht. (…). In de eerste week van december 1998 constateerde ik dat mijn caravan op het kampje te Zelhem was verplaatst. Men had hem versleept van zijn oorspronkelijke plaats naar een plek naast de stawagen van K. Tevens constateerde ik dat er in mijn caravan was ingebroken en dat hij leeg was gehaald. Ik zag dat de bergruimte onderin de caravan die aanvankelijk was afgesloten dmv een sleutel was opengebroken. Middels deze ruimte kan men in de caravan komen. Van binnenuit zijn vervolgens de buitendeur van de slaapkamer en van de woonkamer opengebroken en geopend. Vermoedelijk zijn door deze deuren mijn goederen naar buiten gebracht. Vanuit de diverse ruimtes in mijn caravan vermis ik al mijn boodschappen. Vanuit de slaapkamer zijn de gordijnen van de roeien gehaald. Van mijn bed waren de matras de dekens en alle andere toebehoren weggenomen. Uit de kasten waren mijn kleren in plastic zakken gedaan. Deze plastic zakken trof ik aan bij K. in zijn wagen en heb ik van hem teruggekregen. Ik heb deze weer teruggezet in mijn caravan. In het bad was weggenomen een zogenaamde laser-verlichting, schijnwerpers, rookmachines e.d. welke ik gebruik ten behoeve van kermisexploitatie. Hierbij behoort ook nog een hoop los materiaal in de zin van stekkers ed.

In de woonkamer stonden nog twee fruitautomaten op de grond die ook zijn verdwenen. Verder vermis ik nog tal van voorwerpen zoals die eigenlijk in elke woning zijn aan te treffen. Ik wil hier nog aan toevoegen dat ik een kostbaar laser-afstandbediening apparaat vermis welke lag op de kast in de keuken. Tal van uit mijn caravan gestolen goederen liggen thans in de caravan van K. Ik heb dat zelf gezien.

Op het kampje had ik ook nog mijn vrachtauto, van het merk Mercedes 508, voorzien van het kenteken (...), staan. (…) Deze vrachtauto stond het laatst op het kampje te Zelhem en wel naast de caravan van K. Hierbij wil ik opmerken dat de accu van deze auto stuk was. Ik weet dat K. er een nieuwe accu in heeft gezet. Dit heeft hij gedaan om mijn caravan ermee te verrijden. De dader van genoemde diefstallen is K., (…). Zijn vrouw of levensgezel (…) heeft hem hierbij geholpen."

2.2.5. Op 1 februari 1999 stelde teamchef R. te Zelhem de volgende mutatie op:

"Verscheen vanmorgen, 01-02-99, omstreeks 09.30 uur aan het bureau (verzoekster; N.o.).

Zij vertelde ons nog eens het uitgebreide verhaal over het meningsverschil tussen haar en (…) K.

E.e.a. heeft alles te maken met het feit, dat K. voor (verzoekster; N.o.) zou gaan werken met/in een kermisattractie. Dit zou in eerste instantie in Portugal gaan gebeuren, maar nadat K. te kennen had gegeven, dat hij dit niet wilde, zou hij in Nederland gaan werken. Om voor ons nog niet duidelijke redenen is dit niet doorgegaan.

Wat voor ons wel duidelijk is, is het feit, dat in de tijdelijke woning van (verzoekster; N.o.) in Apeldoorn een heleboel spullen (vooral meubels) van K. staan en dat K. de vrachtauto en een paar speelautomaten van (verzoekster; N.o.) onder zich heeft.

De meubels zijn waarschijnlijk nog in de woning van (verzoekster; N.o.) te Apeldoorn en de vrachtauto en speelautomaten van (verzoekster; N.o.) heeft K. tijdelijk elders ondergebracht. (Verzoekster; N.o.) zegt nog meer spullen te missen, dan de spullen die K. zegt te hebben.

Voor zover door ons is na te gaan, zijn alle goederen in elkaars bezit gekomen door eerdere MONDELINGE overeenkomsten en NIET door enig misdrijf zodat hier naar onze mening sprake is van een civiel geschil.

We hebben beiden een voorstel gedaan om te bemiddelen bij de teruggave van elkaars spullen.

Omdat men op details niet aan elkaar wenst tegemoet te komen hebben wij onze bemiddelingspoging gestaakt en hen voor de verdere afhandeling verwezen naar een advokaat."

2.2.6 Op 9 februari 1999 stelde teamchef R. te Zelhem de volgende mutatie op:

"Verscheen vanmorgen (verzoekster; N.o.) en (verzoeker; N.o.) aan het bureau, i.v.m. de civiele problematiek met K.

Met hen de zaak nog eens doorgenomen.

Later verscheen K. nog aan het bureau.

Deze was inmiddels bereid om een oplossing te vinden.

Met alle drie is afgesproken, dat K. morgen 10-02 met de vrachtauto van (verzoekers; N.o.) naar Apeldoorn gaat om zijn meubilair op te halen.

Bij terugkomst in Zelhem zet hij de 3 gokkasten/speelautomaten van (verzoekster; N.o.) in de vrachtauto en komt ermee naar het bureau.

Op het bureau wordt met K. nader overleg gepleegd hoe de vrachtauto naar Apeldoorn wordt gebracht.

Ik ben zelf morgen aan het bureau en zal hierin bemiddelen."

2.2.7. Op 11 februari 1999 stelde teamchef R. te Zelhem de volgende mutatie op:

"Vandaag wederom enkele malen contact gehad met (verzoekers; N.o.) en op bezoek geweest bij K. K. zegt pas over ongeveer 4 weken bij de vrachtauto te kunnen omdat de eigenaar van de loods, waarin de vrachtauto staat, pas rond die tijd terugkomt van vakantie.

K. weigert te vertellen waar de vrachtauto staat. Dit aan (verzoekers; N.o.) medegedeeld.

Intussen zijn (verzoekers; N.o.) ook op bezoek geweest bij de heer D. van de gemeente Zelhem.

D. is door mij bijgepraat.

Aan (verzoeker: N.o.) medegedeeld, dat de politie op dit moment NIETS onderneemt en hem voor een evt. aktie verwezen naar een advokaat.

Later belde (verzoekster; N.o.) nog met de mededeling, dat de rechtbank beslag zal leggen op de vrachtauto.

Haar verteld, dit te zullen afwachten.

Zodra K. de beschikking heeft over de vrachtauto, neemt hij kontakt op met het bureau."

2.2.8. Op 18 februari 1999 stelde teamchef R. te Zelhem de volgende mutatie op:

"Op 15-02-99 weer enkele malen kontakt gehad met (verzoekster; N.o.). In verband hiermee kontakt opgenomen met justitie te Zutphen. Na overleg met OvJ, (…) is besloten om een sepotformulier op te maken betreffende deze zaak, gezien het feit dat in dit geval geen sprake is van diefstal en vooralsnog ook geen verduistering.

Later op de dag ook nog kontakt gehad met advokaat (…) die namens (verzoekster; N.o.) over deze zaak belde. Ook hij zag op dit moment geen mogelijkheden voor een oplossing.

Dit verhaal is later op de dag (…) aan (verzoekster; N.o.) medegedeeld."

2.2.9. Op 7 maart 1999 stelde politieambtenaar H. te Zelhem de volgende mutatie op:

"Op 22 februari kwam op het districtsbureau een telefoontje binnen van (verzoekster; N.o.). Zij wilde de districtschef spreken, omdat zij het niet eens was met de gang van zaken. Om 11 uur afgesproken dat zij hier zou komen, inderdaad meldde zij zich samen met (verzoeker; N.o.). Ik kende het verhaal inmiddels van (teamchef R.; N.o.) en de afspraken die er over gemaakt waren.

Nadat ik het verhaal had aangehoord hen nogmaals de afspraken duidelijk gemaakt namelijk:

* De o.v.j. is van mening dat het een civiele zaak betreft omdat er mondelinge afspraken zijn gemaakt, derhalve is sepot toegepast.

* Zodra de tegenpartij bij de vrachtauto etc kan, worden de spullen teruggegeven.

* Hen vervolgens verwezen naar hun advocaat (…). Teamchef op de hoogte gesteld van dit gesprek en op verzoek deze mutatie gemaakt."

2.2.10. Op 11 maart 1999 stelde teamchef R. te Zelhem de volgende mutatie op:

"In deze zaak vanmorgen telefonisch contact gehad met (verzoekers; N.o.).

Rond deze datum zou K. de omstreden vrachtauto teruggeven aan (verzoekers; N.o.).

Omdat de aan K. teruggegeven spullen beschadigd zijn wil K. nu de vrachtauto niet teruggeven.

Hierover contact opgenomen met advokaat (…) die de zaken van K. behartigt.

Deze zou proberen om de zaak met de advokaat van (verzoekster; N.o.) te regelen.

Dit aan (verzoekster; N.o.) medegedeeld."

2.2.11. Op 12 maart 1999 stelde politieambtenaar Z. te Zelhem de volgende mutatie op:

"Vandaag gesprekken per telefoon gevoerd met (verzoekers; N.o.). Hen aangehoord en herhaald wat door coll. aan hen reeds is verteld."

2.2.12. Op 21 april 1999 stelde teamchef R. te Zelhem de volgende mutatie op:

"Op vrijdag 16 april belde (verzoeker; N.o.) naar het bureau en verzocht wederom bemiddeling in de zaak contra K. Het probleem wordt d.m.v. een civiele procedure door zijn/hun advokaat (…) aangepakt, maar het probleem is, dat de verblijfplaats van K. niet bekend is, daar deze met onbekende bestemming is vertrokken.

Maandagmiddag 19 april heb ik telefonisch contact gehad met advokaat (van verzoekers; N.o.). Deze vertelde, dat hij bezig is met een civiele procedure tegen K., maar dat hij geen "stukken" kan laten betekenen aan K., omdat zijn verblijfplaats niet bekend is. (Deze advocaat; N.o.) is bezig om de verblijfplaats van K. vast te stellen.

Ik heb (de advocaat; N.o.) aangeboden hem in kennis te stellen, indien de verblijfplaats van K. bij de politie bekend is.

Bij nadere informatie blijkt dit in het kader van PRIVACY-wetgeving NIET TOEGESTAAN.

Maandagavond 19 april omstreeks 21.00 uur, heb ik (verzoekster; N.o.) via haar mobiele nummer (…) gebeld. Ik heb haar medegedeeld, dat haar/hun advokaat met deze zaak bezig is en dat zij van de politie van Zelhem op dit moment GEEN aktiviteiten hoeft te verwachten."

3. Op 23 augustus 2000 zond de korpsbeheerder de Nationale ombudsman het proces-verbaal van de door verzoeker op 13 april 1999 te Zelhem gedane aangifte van diefstal toe. Hierin is als verklaring van verzoeker onder meer het volgende opgenomen:

"Pleegdatum/ -tijd Tussen vrijdag 20-nov-98 12:00 uur en woensdag 10-MRT-99 12:00 uur. (…)

Ik doe aangifte van diefstal van een vrachtauto,

De weggenomen vrachtauto behoort mij geheel in eigendom toe.

Niemand had het recht of toestemming de bestel/vrachtauto weg te nemen met het oogmerk zich deze toe te eigenen. (…)

Gegevens lading; Kermisattractie Pushermachine, merk King Crown; Twee fruitmachines type Jackpot; kermisprijzen -zoals aanstekers; sleutelhangers; fiches-; diverse aansluitkabels; verlichting; gereedschap; rookmachine. (…)

Verder verklaar ik het volgende: ik ben kermisexploitant. Ik heb afgelopen november mijn vrachtauto met de kermisattractie in Zelhem (…) gestald. De auto werd daar gestald in overleg met diverse overheden.

Toen we de auto op wilden halen, op 10 maart j.l. bleek deze te zijn verdwenen. Ik vermoed dat deze is weggenomen door K. in samenwerking met W. Ik heb dat vermoeden, omdat de vader van K. hem in mijn vrachtauto heeft zien rijden. Ook andere hebben mij gezegd dat K. in mijn auto reed.

Ik ken K. vanwege het feit dat hij in de nabijheid van de plaats woont waar ik de auto heb gestald. Ik heb met hem gesproken en hij heeft mij nog beloofd dat hij een oogje in het zeil zou houden.

Ook onze caravan hebben wij daarbij gestald. Dat was op dezelfde datum. Deze, zo ontdekte ik op 10 maart was open gebroken. Uit deze caravan mis ik een levensmiddelvoorraad. Ik ontdekte dat alles wat ook maar enigszins bruikbaar was gestolen was. (…)

Kenteken: (...)."

D. Reactie verzoekers

1. In reactie op het standpunt van de beheerder van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland deelde verzoeker bij brief van 3 mei 2000 onder meer het volgende mee:

"…de heer K. weigert te vertellen waar de loods zich bevindt met de opgeslagen goederen, die ons toebehoren.

Tevens vertelt hij de Politie dat de eigenaren van deze loods pas over vier weken terugkomen van vakantie. De korpschef, de Politie, aanvaardt deze verklaring en doet verder niets aan deze verklaring.

Ons verzoek tot verificatie van zijn verklaring wordt genegeerd; K. legt een verklaring af die door de korpschef klakkeloos wordt aanvaard, terwijl uit gegevens Woonwagenbeheer - de Gemeente Zelhem - de Politie etc. bekend is dat K. van dit soort praktijken zijn beroep maakt.

Ik heb de Politie Zelhem, korpschef (bedoeld is teamchef; N.o.) R. uitdrukkelijk verzocht te controleren of de loods wel bestaat, de eigenaren-bewoners met vakantie zijn tot 10 maart en eventueel kunnen beoordelen of mijn ontvreemde spullen daar ook daadwerkelijk, logischerwijze konden zijn ondergebracht?

Door dit niet te verifiëren heeft men achteraf bezien de kans vergroot de "spullen" weg te maken. (…)

Op pagina VI 09 februari '99 (zie hiervoor onder C.2.6.; N.o.) heeft de (teamschef; N.o.), de heer R., heel wat bemiddeld en zelfs garant gestaan voor de goede afloop (…).

Op pagina VII 11 februari '99 (zie hiervoor onder C.2.7.; N.o.). K. kan over vier weken bij de vrachtauto en de overige spullen. Zodra K. de beschikking over de auto heeft, neemt hij contact op met het bureau! K. vertoefde al die tijd in Zelhem en gezien de eerdere toezeggingen van de Politie zou het misschien hebben gekund dat de Politie naar het eind van het verstrijken van de vier weken een ietwat alerter zou hebben moeten reageren op de bewegingen van K.

K. verdwijnt nu spoorloos op 10 maart, de dag van terugbezorging van de auto op het politiebureau te Zelhem. (…)

Mijn vrachtauto is weg en ik heb nimmer met K. gesproken, laat staan civielrechtelijke afspraken gemaakt, m.i. is het pure diefstal."

2. In aanvulling op de reactie van verzoeker van 3 mei 2000 deelde verzoekster bij brief van 9 mei 2000 nog onder meer het volgende mee:

"Er is geen onderzoek gedaan naar sporen van inbraak in de caravan en de auto.

De aangifte is zeker niet naar behoren afgehandeld.

In mijn geval weet de Politie dat de goederen in een loods gezet zijn door de dader.

De toezegging van de Politie was dat mijn spullen en de vrachtauto van (verzoeker; N.o.) op 10 februari 1999 door de dader zouden worden afgeleverd, op het Politiebureau te Zelhem.

De heer R. zou er zorg voor dragen dat wij onze spullen konden ophalen.

Op 10 februari 1999 werd mij (…) te Apeldoorn, mijn voorlopig verblijf, een briefje overhandigd door de Politie Apeldoorn, met het telefoonnummer van de korpschef (bedoeld is teamchef; N.o.) te Zelhem, de mededeling betrof contact op te nemen.

Per telefoon was het onmogelijk met (…) de heer R. te spreken, daar hij niet aanwezig was. (…)

Na drie dagen de komst van de heer R. te hebben afgewacht, verklaarde hij, dat de dader K. hem had verteld, dat de goederen en vrachtwagen in een loods staan en de eigenaar van de loods pas 10 maart 1999 van vakantie terug zou keren.

Desnoods zou (…) de heer R. de goederen met vrachtauto persoonlijk afleveren op mijn tijdelijk adres (…)."

Beoordeling

1. Op 23 september 1998 heeft verzoekster haar caravan, met daarin persoonlijke bezittingen en enkele kermisartikelen, geplaatst op een woonwagenkamp in Zelhem. Verzoekster woonde op dat moment elders.

Begin 1999 constateerde verzoekster dat haar caravan binnen het kamp was verplaatst naar een plek naast de caravan van de heer K. en dat er diverse spullen waren weggehaald uit haar caravan.

Verzoekster heeft op 31 januari 1999 aangifte gedaan bij de politie te Zelhem van inbraak in haar caravan en van diefstal van diverse goederen, alsmede van een vrachtauto, een Mercedes Benz, met kenteken (…). Bij deze gelegenheid noemde zij de heer K. als vermoedelijke dader.

Naar aanleiding van de aangifte hebben ambtenaren van het regionaal politiekorps Noord- en Oost-Gelderland herhaald contact gehad met K. Hieruit bleek hen dat K. verzoekers' goederen inderdaad onder zich had, maar dat hij tegensprak dat hij de goederen had gestolen.

Medio maart 1999 heeft de chef van het team Zelhem-Hummelo, Keppel-Hengelo, na overleg met de officier van justitie, het naar aanleiding van de aangifte geopende opsporingsonderzoek afgesloten omdat naar hun oordeel de zaak langs civiele weg moest worden opgelost.

2. Vervolgens hebben verschillende leden van het team Zelhem-Hummelo meermalen gesprekken gehad met zowel verzoekers als genoemde K. en hebben meerdere pogingen in het werk gesteld om tussen partijen te bemiddelen over de eigendomskwestie en afspraken te maken over de teruggave van vrachtauto en goederen. Deze afspraken zijn uiteindelijk door partijen niet nagekomen.

3. Verzoekers klagen erover dat het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland hun aangiften niet naar behoren heeft afgehandeld en niet heeft voldaan aan hun verzoek, dat zij naar aanleiding van de reactie van K. op hun aangifte van diefstal hebben gedaan, om een sporenonderzoek te doen en om te controleren of hun spullen inderdaad in een loods stonden opgeslagen. Door niet aan dit verzoek te voldoen is volgens verzoekers de waarheidsvinding belemmerd en zijn verzoekers benadeeld.

4.1. Al voordat verzoekster op 31 januari 1999 aangifte deed van inbraak en diefstal,

hadden ambtenaren van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland contact gehad met verzoekers en met K. over het tussen hen bestaande conflict (zie C.2.2.2 en C.2.2.3.).

Ook nadat verzoekster aangifte van inbraak en diefstal had gedaan, heeft de politie - bij herhaling - contact gehad met de door verzoekster genoemde verdachte.

K., erkende de goederen onder zich te hebben genomen. K. ontkende dat er sprake was van diefstal. K. zou zich de goederen hebben toegeëigend om op die manier de nakoming door verzoekers van gemaakte afspraken af te dwingen.

K. had de goederen opgeslagen in een loods, maar hij wilde de politie niet meedelen waar die loods zich bevond. Een sporenonderzoek had geen zin, omdat K. erkende de goederen onder zich te hebben.

4.2. Op basis van de door K. en door verzoekers verstrekte informatie kon het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland in redelijkheid tot het oordeel komen dat de handelwijze van K. niet een op zichzelf staande strafrechtelijke gedraging was, maar dat die handelwijze veeleer een onderdeel vormde in een conflict tussen verzoekers en K. met een civielrechtelijke basis. In dat verband heeft het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland na het horen van K. in redelijkheid kunnen besluiten dat niet moest worden overgegaan tot het verrichten van verdergaande opsporingsactiviteiten. Hieraan doet geen afbreuk de uitspraak van de President in Kort Geding, nu deze immers in de onderliggende eigendomsvraag aan K. een verplichting had opgelegd de in dat vonnis genoemde auto en goederen terug te geven. Politie noch de officier van justitie hadden een taak bij de uitvoering van dat vonnis.

De onderzochte gedraging is behoorlijk.

5. Ten overvloede wordt het volgende opgemerkt.

Het verdient waardering dat het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland heeft gekozen voor een bemiddelende rol in het conflict.

Dat de in het kader van die bemiddeling gemaakte afspraken uiteindelijk niet zijn nagekomen door K, kan de politie niet worden aangerekend.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland (de burgemeester van Apeldoorn), is niet gegrond.

Instantie: Regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland

Klacht:

Voldoet niet aan verzoek om, n.a.v. aangifte van diefstal, te controleren of spullen in loods stonden opgeslagen.

Oordeel:

Niet gegrond