Op 14 januari 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer O. te Vlaardingen, ingediend door de Rotterdamse Anti Discriminatie Actie Raad (Radar) te Rotterdam, met een klacht over een gedraging van het Centrum Vakopleiding Rijnmond te Schiedam.
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening te Zoetermeer, werd een onderzoek ingesteld.
Op grond van de namens verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:
Verzoeker klaagt erover dat het Centrum Vakopleiding Rijnmond hem op 12 november 1998 heeft uitgeschreven als cursist voor de opleiding basisvaardigheden metaal, zonder duidelijk aan te geven op grond waarvan daartoe was besloten.
Verder klaagt hij over de wijze waarop zijn klacht daarover is afgewikkeld. Hij klaagt er met name over dat termijnen zijn overschreden en dat de beslissing op zijn klacht niet is gemotiveerd, doordat niet inhoudelijk op de zaak is ingegaan.
Achtergrond
1. In de brochure "Klachtenregeling Centrum Vakopleiding" staat onder meer het volgende vermeld:
"U krijgt om te beginnen een schriftelijke bevestiging dat uw klacht is ontvangen. Wij zullen informatie over uw klacht inwinnen. Vervolgens wordt u in de gelegenheid gesteld uw klacht in een persoonlijk gesprek of telefonisch toe te lichten. De verantwoordelijke leidinggevende zal eerst proberen samen met u tot een oplossing te komen. De (regionaal) directeur zal uiteindelijk beslissen of uw klacht gegrond is of niet. Uiterlijk binnen zes weken ontvangt u bericht van de beslissing en motivatie hiervoor.
Deze termijn kan met maximaal 4 weken verlengd worden."
2. In de brochure "Cursisten Informatie en Regelgeving" van het CVR, die elke cursist voor aanvang van de cursus ontvangt, staat onder meer het volgende vermeld:
"Verwijdering van het Centrum Vakopleiding
Dit gebeurt bij ernstig wangedrag, diefstal, bedreiging, toebrengen van lichamelijk letsel en bij veelvuldig te laat komen en/of te vroeg weggaan."
Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd het Centrum Vakopleiding Rijnmond (hierna: het CVR) verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
Tevens werd het CVR een aantal specifieke vragen gesteld.
Vervolgens werd verzoeker om een reactie verzocht.
Voorts voerde een medewerkster van de Nationale ombudsman gesprekken met een aantal betrokken medewerkers van het CVR, verzoeker en diens gemachtigde.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen. De reactie van het CVR gaf aanleiding het verslag op een enkel punt aan te vullen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Verzoeker volgde vanaf 5 oktober 1998 een opleiding basisvaardigheden metaal bij het Centrum Vakopleiding Rijnmond te Schiedam (hierna: het CVR), via het Centrum Werk en Scholing (CWS) te Vlaardingen. Op 12 november 1998 gaf de coördinator metaal van het CVR aan verzoeker te kennen dat zijn opleiding met onmiddellijke ingang was beëindigd.
2. Bij brief van 16 november 1998 richtte verzoekers gemachtigde zich tot het CVR met het verzoek om hem zo spoedig mogelijk schriftelijk te berichten waarom verzoeker was uitgeschreven.
3. Verzoekers gemachtigde werd daarop verwezen naar de brief van 16 november 1998 van de studie- en cursistenbegeleider van het CVR aan een medewerkster van het CWS. Daarin staat het volgende vermeld:
"…Op 5 oktober 1998 is betrokkene gestart met de opleiding. Na een gesprek met de cursistenbegeleiding en de coördinator metaal is besloten dat betrokkene rechtstreeks door kan stromen naar deze cursus. Op dat moment zijn ook de cursistenregels doorgesproken.
Voor betrokkene blijkt het toch lastiger omschakelen dan aanvankelijk ingeschat is. Regelmatig moet hij op zaken als bijv. op tijd komen gewezen worden. Hij heeft daarover verscheidene gesprekken met de praktijkopleider en de cursistenbegeleiding.
Een en ander verloopt niet echt soepel, vandaar dat een gesprek met de coördinator metaal volgt. Daar geeft betrokkene aan dat de relatie met de opleider niet optimaal is.
Omdat het cursistengedrag van betrokkene nog steeds te wensen over laat wordt op 28-10-98 de afspraak gemaakt dat binnen twee weken er sprake moet zijn van een behoorlijke verbetering. Lukt het e.e.a. niet dan betekent dat einde opleiding. Ook betrokkene gaat hiermee akkoord.
De relatie opleider-cursist blijkt dan al behoorlijk verstoord te zijn. Dit wordt echter pas later duidelijk. 12-11-98 trekt de coördinator metaal de conclusie dat betrokkene voor het CVR niet opleidbaar is en wordt de opleiding met onmiddellijke ingang beëindigd. Reden is het ontbreken van het voor elke opleidingssituatie noodzakelijke respect tussen betrokken partijen, waardoor het CVR geen kans ziet betrokkene datgene te bieden wat nodig is voor het welslagen van de opleiding…"
4. Op 9 december 1998 deelde verzoekers gemachtigde het CVR mee dat hem uit bovengenoemde brief duidelijk werd dat verzoeker regelmatig was gewezen op het feit dat hij op tijd diende te komen, maar dat, waar het ging om andere zaken die verzoeker verweten werden, iedere duidelijkheid ontbrak en het CVR zich slechts uitliet in algemene, nietszeggende termen. Hij verzocht het CVR die verwijten alsnog te preciseren of terug te komen op zijn besluit.
5. Bij brief van 15 februari 1999 deelde de sectormanager metaal van het CVR verzoekers gemachtigde, in reactie op zijn brief van 9 december 1998, onder meer het volgende mee:
"...Het mag duidelijk zijn dat er verschillende keren is gesproken met uw cliënt over de problemen welke in de brief (van 16 november 1998: N.o.) zijn beschreven.
Het Centrum Vakopleiding Rijnmond is een instituut wat is ingericht om personen met een grote afstand naar de arbeidsmarkt toe, te leiden naar werk. Hiervoor heeft het Centrum Vakopleiding Rijnmond niet alleen een prima infrastructuur, maar ook is ons personeelsbestand hierop ingericht, wij beseffen dat cliënten welke ons Centrum Vakopleiding Rijnmond aandoen, niet altijd een stabiele achtergrondsituatie hebben en problemen die cursisten hebben in de privé-sfeer worden vaak meegenomen naar het CVR. Wij realiseren ons dit terdege, en daarom gaan wij alleen in uiterste geval en hoogst zelden over tot verwijdering van een cursist.
Soms is het nodig om verstoring te voorkomen binnen een groep van bovenstaand genoemde doelgroep en een beslissing te nemen jegens een individu, wat, als men deze beslissing uit de context neemt, wellicht zwaar aangezet lijkt te zijn. Echter is het ook ons belang een rustige sfeer te creëren om onze cliënten goed voor te bereiden op de arbeidsmarkt..."
6. Verzoekers gemachtigde gaf bij brief van 4 maart 1999 aan de sectormanager metaal van het CVR aan dat hij, ook na lezing van de brief van 15 februari 1999, nog steeds behoefte had aan een nadere motivering en concretisering van het besluit tot verwijdering.
7. In reactie op bovengenoemde brief deelde de sectormanager metaal van het CVR verzoekers gemachtigde bij brief van 24 maart 1999 mee dat de brief van 16 november 1998 naar zijn mening zeer duidelijk was. Hij wees erop dat de relatie cursist/opleider, de problemen gezien het tijdpad en de acties daarop volgend waren beschreven en dat hij dan ook geen reden zag om verder in te gaan op het verzoek.
8. Verzoekers gemachtigde diende op 19 mei 1999 een klacht in conform de "Klachtenregeling Centrum Vakopleiding" over het besluit om verzoeker uit te schrijven en over de informatieverstrekking rond dat besluit. Nu de motivering van het besluit niet nader was onderbouwd, was er mogelijk sprake van "verboden onderscheid", aldus verzoekers gemachtigde.
9. De sectormanager metaal van het CVR berichtte verzoekers gemachtigde bij brief van 28 mei 1999, in reactie op de brief van 19 mei 1999, dat er niet meer informatie over de klacht te verstrekken viel, dan al was verstrekt. De sectormanager gaf aan het als schokkend te ervaren dat verzoekers gemachtigde suggereerde dat er mogelijk sprake was van verboden onderscheid (discriminatie). Hij wees erop dat ongeveer 90% van de cursisten van het CVR van allochtone afkomst is en het derhalve, indien het CVR zou discrimineren, klachten zou moeten regenen. Verder nodigde de sectormanager verzoekers gemachtigde uit voor een gesprek, om de al eerder verstrekte informatie toe te lichten.
10. Dit overleg tussen verzoeker, zijn gemachtigde, de studie- en cursistenbegeleider, de sectormanager metaal en de coördinator metaal vond plaats op 15 juni 1999. In het door verzoekers gemachtigde opgestelde gespreksverslag staat over dit gesprek het volgende vermeld:
"…Volgens de opleiding is cl. verwijderd omdat hij met regelmaat te laat komt en niet altijd zijn veiligheidskleding droeg. Volgens cliënt droeg hij geen veiligheidsschoenen omdat deze ongeschikt waren voor zijn steunzolen. Hij stelt ook daar toestemming voor te hebben, hetgeen door de opleiding ontkend wordt. Cliënt stelt ook, dat hij tijdens de theorie-onderdelen zijn overall uitdeed omdat deze te smerig was en dat dat op verzoek van de docent was, hetgeen ook door de opleiding wordt bestreden.
Vast staat dat er gesprekken tussen cliënt en de coördinatoren hebben plaatsgevonden. Vast staat ook dat op geen enkele wijze een dossier is opgebouwd/bijgehouden aangaande cliënt en dat gemaakte afspraken niet geregistreerd zijn, hetgeen overigens bij niemand plaatsvindt. Eenduidige regels m.b.t. verzuim zijn er ook niet, aangezien dit per cursist wordt beoordeeld (en niet bijgehouden).
Men stelt ook vast te houden aan de veiligheidsvoorschriften, echter cliënts veiligheidsbril is pas na zijn vertrek geleverd.
Afspraak:
- De opleiding stuurt binnen een week een overzicht van de verzuimuren of bericht indien dit niet mogelijk is.
- Na overleg met cliënt wordt het CV op de hoogte gesteld van het vervolg…"
11. Vervolgens stuurde het CVR verzoekers gemachtigde op 17 juni 1999 de stamkaart van verzoeker, waarop was te zien wanneer verzoeker afwezig was geweest tijdens de lesuren. Daarbij vermeldde het CVR nog dat verzoeker ook vele keren te laat terugkeerde van zijn pauzes, wat niet terug te vinden was op de stamkaart.
Uit de stamkaart blijkt onder meer dat er de laatste twee weken geen sprake meer was geweest van ongeoorloofd verzuim.
12. In reactie op de toegezonden documentatie berichtte verzoekers gemachtigde op 28 juni 1999 aan het CVR dat daaruit bleek dat verzoeker een hoog afwezigheidspercentage had gehad, maar dat dit merendeels werd veroorzaakt door ziekte. Voorts wees hij erop dat uit de stamkaart van verzoeker bleek dat verzoeker met grote regelmaat te laat kwam, maar dat daarin de laatste twee weken van de opleiding niet of nauwelijks sprake van was geweest en dat uit de overzichten eerder was op te maken dat verzoeker zich aan de afspraken hield. Hij gaf aan dat in het gesprek van 15 juni 1999 door de sectormanager metaal was opgemerkt dat naast het verzuim ook andere zaken een rol hadden gespeeld bij de beslissing van het CVR, maar dat de lezingen hierover van verzoeker en het CVR uiteen liepen. Verzoekers gemachtigde deelde mee dat verzoeker wenste te volharden in zijn klacht.
13. Bij brief van 26 augustus 1999 deelde de sectormanager metaal van het CVR aan verzoekers gemachtigde mee dat het CVR, ondanks dat het van mening was niet onrechtmatig te hebben gehandeld, bereid was een terugkomst van verzoeker onder bepaalde voorwaarden op het CVR te bespreken.
14. In reactie op het voorstel van het CVR van 26 augustus 1999 gaf verzoekers gemachtigde op 6 september 1999 aan dat verzoeker bestreed dat er geen sprake was van onrechtmatig handelen en dat hij niet kon instemmen met een terugkeer naar het CVR met extra voorwaarden. Hij verzocht dan ook om de klacht verder conform de klachtenregeling te behandelen. Vervolgens rappelleerde hij op 11 oktober 1999.
15. Bij brief van 20 oktober 1999 deelde de directeur van het CVR aan verzoekers gemachtigde het volgende mee:
"…Naar aanleiding van de klacht welke u namens uw cliënt (…) bij het Centrum Vakopleiding Rijnmond heeft gedeponeerd is de volgende procedure gevolgd.
Nadat er verschillende briefwisselingen hebben plaatsgevonden, heeft het Centrum Vakopleiding Rijnmond het initiatief genomen om uw cliënt uit te nodigen voor een gesprek. Reden van dit gesprek was een uiteenzetting te geven omtrent de verwijdering van uw cliënt.
Deze bijeenkomst heeft plaatsgevonden, waarbij door het Centrum Vakopleiding Rijnmond nogmaals de motivatie tot verwijdering heeft uitgelegd in aanwezigheid van alle betrokkenen, dit aan de hand van de brief d.d. 16 november 1999 (bedoeld wordt: 1998; N.o.) van (de studie- en cursistenbegeleider: N.o.)
Uw cliënt vond deze uitleg nog steeds onvoldoende.
Om toch een opening te vinden in deze impasse heeft het Centrum Vakopleiding Rijnmond nogmaals een uitnodiging verstuurd aan uw cliënt om te komen tot een oplossing (brief 26 augustus 1999). Ook op deze uitnodiging is geen positieve reactie gekomen.
Al met al komen wij tot de conclusie dat het Centrum Vakopleiding Rijnmond er alles aan gelegen is geweest deze zaak tot een goed einde te brengen, echter zonder resultaat. Het Centrum Vakopleiding Rijnmond is hiermee aan het eind van de procedure gekomen.
Ik beschouw uw klacht hiermee dan ook als afgehandeld en vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd…"
16. In reactie op bovenstaande deelde verzoekers gemachtigde bij brief van 27 oktober 1999 aan de directeur van het CVR mee dat hij in de brief van 20 oktober 1999 een gemotiveerd oordeel over de klacht miste, en verzocht hij dit oordeel alsnog te geven. Vervolgens rappelleerde hij op 8 december 1999.
17. De directeur van het CVR berichtte verzoekers gemachtigde bij brief van 13 december 1999 onder meer dat er van de kant van het CVR alles aan was gedaan om de zaak tot een goed einde te brengen, ondanks het feit dat het CVR de klacht onterecht achtte. Als achtergrond voor het feit dat de klacht als afgedaan werd beschouwd, verwees de directeur naar de brief van het CVR van 28 mei 1999, waarin, aldus de directeur, stond aangegeven hoe het CVR tegenover discriminatie staat.
B. Standpunt verzoeker
Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtsamenvatting onder klacht.
C. Standpunt CENTRUM VAKOPLEIDING RIJNMOND
In reactie op de klacht bracht het CVR het volgende naar voren:
"…Aan uw verzoek om kopieën van verslagen betreffende gesprekken tussen de cliënt en de praktijkopleider / cursistenbegeleider, kan ik geen gehoor geven aangezien van de genoemde gesprekken geen verslagen zijn gemaakt.
Deze gesprekken worden gevoerd vanuit de grondgedachte dat opleider / begeleider en cursist voor wat betreft doel en werkwijze al op één lijn zitten. Het gaat bij dit soort gesprekken dus vooral om sturing en zo nodig het verstrekken van extra informatie. Wederzijds vertrouwen is hierbij een voorwaarde.
Wat betreft de directe aanleiding voor het besluit van 12 november 1998, wil ik u verwijzen naar de laatste twee alinea's van de brief van 16 november 1998 van het CVR aan (een medewerkster van het Centrum voor Werk en Scholing; N.o.)
Gezien het feit dat er ruim een jaar is verstreken sinds de cliënt deelnam aan de cursus, is het voor de toenmalige docent/praktijkopleider niet meer mogelijk een verslag te maken op basis van feiten welke een objectief beeld geven van het verloop van de weken waarin de cliënt deelnam aan de cursus.
In reactie op de klacht van RADAR namens de cliënt, wil ik u graag het volgende berichten:
Centrum Vakopleiding Rijnmond betreurt buitengewoon de ontstane situatie.
Ondanks onze inspanningen om zowel schriftelijk als mondeling aan cliënt en RADAR het besluit van 12 november 1998 toe te lichten en ondanks onze inspanning om met cliënt een terugkomst bij Centrum Vakopleiding Rijnmond te bespreken (zie brief van CVR aan RADAR van 26 augustus 1999), zijn betrokkenen niet tot overeenstemming gekomen. Naar onze mening heeft daarmee Centrum Vakopleiding Rijnmond alles gedaan wat in haar vermogen ligt om de ontstane situatie tot een goed einde te brengen…"
Het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening liet weten aan de reactie van het CVR niets te hebben toe te voegen.
D. Reactie verzoeker
In reactie op het standpunt van het CVR deelde verzoekers gemachtigde het volgende mee:
"…cliënt heeft te kennen gegeven, dat er zich tijdens zijn opleiding herhaaldelijk incidenten hebben voorgedaan tussen hem en zijn opleider (…). Volgens cliënt heeft de opleider hem beticht van het ten onrechte volgen van de opleiding, en dientengevolge het hebben van een uitkering, omdat cliënt al voldoende kwalificaties zou hebben. Voorts heeft cliënt aangegeven, dat er zich problemen hebben voorgedaan bij het maken van een toets, die cliënt een half uur voor de eindtijd moest maken, terwijl anderen daar meer tijd voor kregen (3 uur) en terwijl cliënt de betreffende opdracht al eerder had ingeleverd. Daarnaast zijn er meningsverschillen geweest over evt. vrijstellingen m.b.t. wis- en natuurkunde.
Op 10.11.98 heeft cliënt een gesprek gehad met de opleider m.b.t. de betreffende toets. Na dit gesprek hebben zich volgens cliënt geen problemen meer voorgedaan, totdat cliënt op 12.11.98 van de betreffende coördinator te horen kreeg dat hij per omme-gaande van de opleiding werd verwijderd.
Tot slot wens ik nog in te gaan op de reactie van de wederpartij. De wederpartij erkent, dat van relevante gesprekken geen verslagen zijn gemaakt. Men motiveert dit als volgt: "Deze gesprekken worden gevoerd vanuit de grondgedachte dat opleider/begeleider en cursist voor wat betreft doel en werkwijze al op één lijn zitten…"
Los van het gegeven, dat deze opstelling discutabel is met het oog op de zorgvuldigheid, houdt zij m.i. ook geen stand, daar het ook voor de wederpartij duidelijk was, dat zich ten aanzien van cliënt een conflict voordeed, waarbinnen het duidelijk was, dat men niet op een lijn zat.
Voorts stelt men, dat het voor de betreffende docent/praktijkopleider niet meer mogelijk is een verslag te maken. Het had voor de hand gelegen, dat men toen het conflict zich aandiende en/of toen vanuit onze zijde expliciet gevraagd is naar de motivering voor het besluit, overgegaan was tot het alsnog opstellen van een dergelijk verslag. Dit laatste zeker met het oog op de bemoeienis van onze organisatie, waaruit men op had kunnen maken dat cliënt van mening is, dat discriminatie (mogelijk) een rol speelde in het conflict…"
E. mondelinge informatie
Naar aanleiding van nader gestelde vragen door de Nationale ombudsman stelde het CVR voor om deze vragen in een persoonlijk gesprek met een medewerkster van de Nationale ombudsman te beantwoorden. Dit gebeurde in twee gesprekken op 27 maart 2000. Bij één van deze gesprekken waren tevens verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig.
1. Verslag van het gesprek op 27 maart 2000 met de sectormanager metaal en de kwaliteitscoördinator, beiden werkzaam voor het CVR, verzoeker en verzoekers gemachtigde.
"…De sectormanager metaal deelde onder meer mee dat verzoeker had gezeten in een cursistengroep van ongeveer 35 personen. Verzoeker deed de cursus basisvaardigheden metaal, waarvoor 35 scholingsdagen staan. De cursistengroep werd begeleid door drie praktijkdocenten. Verzoeker was niet aan één van die docenten gekoppeld. Daarnaast was er een studie- en cursistenbegeleider beschikbaar voor met name de sociale begeleiding. Met verzoeker was geen leerovereenkomst afgesloten. Thans gebeurt dat wel met de cursisten.
In reactie op eerder door de Nationale ombudsman gestelde vragen gaf de sectormanager aan dat hij met name de externe contacten onderhoudt en de coördinator metaal zich bezighoudt met de werkvloer. De verhouding tussen verzoeker en zijn opleiders was in die zin verstoord, dat verzoeker regelmatig was aangesproken op houdings- en gedragsaspecten en dat dit vaak aanleiding gaf tot discussies, maar niet tot wijziging in verzoekers houding en gedrag. Verzoeker was er met name op aangesproken dat hij geen veiligheidsschoenen en overall droeg en dat hij regelmatig gebruik maakte van zijn mobiele telefoon. Door de discussies die verzoeker over die punten aanging, diende er onevenredig veel tijd en aandacht aan verzoeker te worden besteed. Dit ging ten koste van de andere cursisten. De directe aanleiding tot het besluit tot verwijdering was de sectormanager niet bekend. Het genoemde in de brief van 15 februari 1999, over het meenemen naar het CVR van problemen in de privé-sfeer, was om een algemeen beeld te schetsen en had geen betrekking op verzoeker. Of aan verzoeker een brief was gestuurd over het besluit tot beëindiging van zijn opleiding viel niet meer na te gaan. Op zich is dat wel gebruikelijk om zo'n brief te sturen.
Bij het gesprek op 15 juni 1999 waren verzoeker, zijn gemachtigde, de studie- en cursistenbegeleider, de sectormanager metaal en de coördinator metaal aanwezig.
(…)
Ook deelde de kwaliteitsmanager nog mee dat verzoeker vaak te laat was gekomen en veel ziek was geweest.
Verzoeker gaf aan dat hij de manier waarop de medewerkers van het CVR hem benaderden als onprettig had ervaren. Ook had hij er moeite mee gehad dat het soms wel drie dagen duurde, voordat een door hem gemaakte werkopdracht door één van de docenten was beoordeeld en afgetekend, zoals diende te gebeuren. Hij was verschillende keren op zaken aangesproken, onder meer een keer, omdat hij met zijn auto naar het CVR was gereden om zich ziek te melden. De directe aanleiding voor de beëindiging van zijn opleiding op 12 november 1998 lag er volgens verzoeker in dat hij de dag daarvoor met een theoriedocent had afgesproken dat hij een toets natuur- en wiskunde zou doen op een afgelegen kamer in het gebouw. Eén van de praktijkdocenten kon hem vervolgens eerst niet vinden en ging er, toen hij verzoeker uiteindelijk vond vanuit dat verzoeker zat te telefoneren, omdat zijn mobiele telefoon op tafel lag…"
2. Verslag van het gesprek op 27 maart 2000 met één van de praktijkdocenten van het CVR, in aanwezigheid van de sectormanager metaal.
"…De praktijkdocent deelde mee dat de wrijvingen met verzoeker hoofdzakelijk betroffen het feit dat hij zijn werkschoenen en overall niet aan wilde trekken en dat hij tijdens cursustijden telefoneerde met zijn mobiele telefoon. Op grond van de veiligheidsvoorschriften dienen de cursisten werkkleding te dragen. Indien verzoeker op bovengenoemde punten, met name wat betreft de werkkleding, werd gewezen, mondde dat uit in discussies. Verzoeker werd regelmatig tijdens de cursustijden gebeld, of belde zelf. De gedragsregel was destijds dat er niet werd getelefoneerd tijdens de lessen. De praktijkdocent kon zich geen concrete aanleiding herinneren, waarom verzoeker op 12 november 1998 diende te stoppen met de opleiding. Op 11 november 1998 was er overleg geweest tussen de praktijkdocenten en de coördinator metaal, waarbij was geconcludeerd dat er geen verbetering in de situatie zat en dat het daarom beter leek om te stoppen met de opleiding voor verzoeker..."
f. reactie van verzoeker op de gespreksverslagen
In reactie op de verslagen van de op 27 maart 2000 gevoerde gesprekken deelde verzoekers gemachtigde onder meer mee dat door de sectormanager metaal was aangegeven dat het aannemelijk is dat aan verzoeker geen brief is gestuurd over de beëindiging van zijn opleiding.
Verzoekers gemachtigde benadrukte dat verzoeker de laatste weken van zijn opleiding op tijd was. Wat betreft verzoekers ziekteverzuim merkte hij op dat het CVR niet uitgaat van een aanwezigheidspercentage waaraan moet worden voldaan. Daarnaast, zo gaf hij aan, was tijdens het gesprek van 27 maart 2000 door verzoeker opgemerkt, en door het CVR niet bestreden, dat hij voortvarend voldeed aan de gestelde eindtermen. Voorts deelde hij mee dat verzoeker ontkende dat hij tijdens de lessen met zijn mobiele telefoon had gebeld. Tenslotte wees hij erop het onzorgvuldig te achten dat gemaakte afspraken, vermeende wangedragingen en de feitelijkheden die ten grondslag lagen aan het betwiste besluit niet schriftelijk waren vastgelegd.
G. REACTIE VAN HET CENTRUM VAKOPLEIDING rIJNMOND OP HET VERSLAG VAN BEVINDINGEN
In reactie op het verslag van bevindingen gaf het CVR aan de weergave van de feiten en standpunten correct te achten. In de reacties van verzoeker kon het CVR zich niet steeds vinden. Zo kon het CVR zich onder meer niet vinden in de conclusie van verzoeker, dat het niet correct was dat er geen verslagen waren gemaakt van de gesprekken tussen de opleider/begeleider en verzoeker (zie bevindingen, onder D.) Het CVR wees erop dat er geen verslagen worden gemaakt omdat het nagenoeg nooit gesprekken zijn in een conflictsituatie en dat de gesprekken veelal gaan over zaken die vertrouwelijk zijn of niet het opschrijven waard zijn. Verder was het CVR het oneens met de conclusie dat het aannemelijk is dat aan verzoeker geen brief is gestuurd over de beëindiging van zijn opleiding (zie bevindingen, onder F.), en wees het CVR erop dat door het CVR was aangegeven dat niet meer viel na te gaan of aan verzoeker een brief was gestuurd. Op zich was dat wel gebruikelijk (zie bevindingen, onder E.)
Beoordeling
I. Ten aanzien van de motivering van het besluit tot uitschrijving
1. Verzoeker klaagt er in de eerste plaats over dat het Centrum Vakopleiding Rijnmond (hierna: het CVR) hem op 12 november 1998 heeft uitgeschreven als cursist voor de opleiding basisvaardigheden metaal, waaraan hij op 5 oktober 1998 was begonnen, zonder duidelijk aan te geven op grond waarvan daartoe was besloten.
2. Vaststaat dat medewerkers van het CVR verzoeker gedurende de opleiding regelmatig hebben aangesproken op zijn gedrag als cursist, met name wat betreft het te laat komen en het niet dragen van werkkleding. Op 28 oktober 1998 is vervolgens aan verzoeker meegedeeld dat er binnen twee weken sprake moest zijn van een behoorlijke verbetering, anders zou de opleiding worden beëindigd. De coördinator metaal gaf verzoeker op 12 november 1998 te kennen dat de opleiding met onmiddellijke ingang werd beëindigd.
3. Over het verloop van de opleiding van verzoeker en de gemaakte afspraken op 28 oktober 1998 is niets schriftelijk vastgelegd. Ook kan worden aangenomen dat verzoeker geen schriftelijk bericht heeft ontvangen over de beëindiging van zijn opleiding.
Ook nadat verzoekers gemachtigde had verzocht om een nadere motivering van het beëindigingsbesluit is verzoeker niet rechtstreeks geïnformeerd, maar is alleen verwezen naar de brief van 16 november 1998 die het CVR aan een medewerkster van het Centrum Werk en Scholing had gestuurd over de beëindiging van de opleiding. In deze brief werd echter nauwelijks op concrete gedragingen van verzoeker ingegaan.
4. In de brochure "Cursisten Informatie en Regelgeving" (zie achtergrond onder punt 2.) staat limitatief omschreven op welke (ernstige) gronden het CVR de opleiding kan beëindigen. Daarnaast heeft de sectormanager metaal in zijn brief van 15 februari 1999 (zie bevindingen onder A.5.) aangegeven, dat alleen in het uiterste geval en hoogst zelden wordt overgegaan tot verwijdering van een cursist. Gelet hierop, en op het belang dat verzoeker had bij voortzetting van zijn opleiding, had het CVR in elk geval schriftelijk moeten vastleggen op welke punten verzoeker zich moest verbeteren om verwijdering te voorkomen, zoals was besproken op 28 oktober 1998. Daarnaast had het CVR verzoeker schriftelijk behoren in te lichten over de redenen van beëindiging van zijn opleiding, zeker nadat daar namens verzoeker om was verzocht. Dit geldt te meer nu uit de stamkaart van verzoeker viel op te maken dat er wat betreft het te laat komen na het gesprek van 28 oktober 1998 juist van verbetering sprake was (zie bevindingen, onder A.11.). Het CVR is aldus tekortgeschoten in zijn informatie- en motiveringsplicht.
De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.
II. Ten aanzien van de klachtafwikkeling
1. Verder klaagt verzoeker over de wijze waarop zijn klacht over het besluit tot uitschrijving (het niet toelichten van het besluit tot uitschrijving) is afgewikkeld. Hij klaagt er met name over dat termijnen zijn overschreden en dat de beslissing op zijn klacht niet is gemotiveerd, doordat niet inhoudelijk op de zaak is ingegaan.
2. Wat betreft de afhandelingstermijn wordt het volgende opgemerkt. Volgens de informatie in de brochure "Klachtenregeling Centrum Vakopleiding" (zie achtergrond, onder punt 1.) dient een klacht in ieder geval binnen tien weken (zes weken, met een maximale verlenging van vier weken) te worden afgehandeld met een gemotiveerde beslissing van de directeur van het CVR over de gegrondheid van de klacht.
Nadat zijn verzoek om informatie over de motivering van het besluit tot beëindiging van de opleiding naar de mening van verzoeker onvoldoende had opgeleverd, diende zijn gemachtigde op 19 mei 1999 een klacht in bij het CVR over het besluit tot uitschrijving van verzoeker en over de informatieverstrekking daaromtrent. De directeur van het CVR deelde bij brief van 20 oktober 1999 aan verzoekers gemachtigde mee (nadat hij een uiteenzetting van de gevolgde klachtprocedure had gegeven) dat hij de klacht als afgehandeld beschouwde. Tussentijds had verzoeker geen bericht ontvangen over een verlenging van de hiervoor genoemde termijn van zes weken.
De afhandelingstermijn genoemd in de brochure (ten hoogste tien weken) is daarmee ruimschoots overschreden.
De onderzochte gedraging is in zoverre dan ook niet behoorlijk.
3. Wat betreft verzoekers klacht dat de beslissing op zijn klacht niet is gemotiveerd, doordat niet inhoudelijk op de zaak is ingegaan, wordt het volgende opgemerkt. Nadat de directeur van het CVR bij brief van 20 oktober 1999 had meegedeeld dat hij de klacht als afgehandeld beschouwde, gaf verzoekers gemachtigde bij brief van 27 oktober 1999 aan dat in de eerdergenoemde brief geen gemotiveerd oordeel over de klacht werd uitgesproken. In reactie hierop deelde de directeur van het CVR bij brief van 13 december 1999 mee dat hij de klacht onterecht achtte. Als motivering verwees hij naar de brief van het CVR van 28 mei 1999, waarin, aldus de directeur, staat hoe het CVR in het algemeen tegenover discriminatie staat. De directeur heeft echter niet aangegeven op grond waarvan hij de klacht van verzoeker over het niet toelichten van het besluit tot uitschrijving onterecht achtte. Gelet daarop moet worden geoordeeld dat de beslissing op de klacht onvoldoende is gemotiveerd.
De onderzochte gedraging is ook in zoverre niet behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het Centrum Vakopleiding Rijnmond te Schiedam, die wordt aangemerkt als een gedraging van het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening te Zoetermeer, is gegrond.