Op 19 maart 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B te A, ingediend door de heer mr. B.H. Vader, advocaat te Oost-Souburg, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Zeeland.
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Zeeland (de burgemeester van Middelburg), werd een onderzoek ingesteld.
Op grond van de namens verzoeker verstrekte gegevens werd de klacht als volgt geformuleerd:
Verzoeker klaagt over de wijze waarop een ambtenaar van het regionale politiekorps Zeeland is opgetreden in de nacht van 18 op 19 juli 1998.
Hij klaagt er met name over dat de ambtenaar:
- heeft geweigerd politiebescherming te verschaffen toen verzoeker, terwijl hij werd belaagd door een groep jongeren, zijn echtgenote en dochter wilde ophalen bij een discotheek;
- die nacht heeft geweigerd om aangifte op te nemen van mishandeling en/of vernieling;
- niet heeft geprobeerd om - ondanks verzoeken daartoe - te voorkomen dat verzoekers auto, die in de nabijheid van het politiebureau was geparkeerd, werd vernield.
Achtergrond
1. Artikel 161 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) geeft ieder die kennis draagt van een strafbaar feit de bevoegdheid daarvan aangifte te doen. Die bevoegdheid houdt een dienovereenkomstige aanspraak in, namelijk dat de aangifte wordt opgenomen. Zo bevat artikel 163 Sv de verplichting voor opsporingsambtenaren om een aangifte van een strafbaar feit op te nemen.
Wanneer bij de politie aangifte wordt gedaan mag van haar worden verwacht dat zij deze aangifte opneemt op het moment dat deze wordt gedaan. Indien dat niet mogelijk is dient degene die aangifte wenst te doen daartoe zo spoedig mogelijk alsnog de gelegenheid te krijgen.
2. Als bijlage is opgenomen een plattegrond van het relevante deel van het centrum van Middelburg.
Onderzoek
In het kader van het onderzoek werd de beheerder van het regionale politiekorps Zeeland (de burgemeester van Middelburg) verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
Daarnaast werd de betrokken politieambtenaar de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Deze maakte van deze gelegenheid geen gebruik.
In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te Middelburg over de klacht geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. De korpsbeheerder werd een aantal vragen gesteld.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
De reactie van de korpsbeheerder gaf aanleiding het verslag op één punt te wijzigen. Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. In de nacht van zaterdag 18 op zondag 19 juli 1998 was verzoeker betrokken bij een incident dat zijn oorsprong vond in een discotheek te Middelburg. Verzoeker diende naar aanleiding van het politieoptreden in de nacht van 18 op 19 juli 1998 op 30 juli 1998 een klacht in bij het College van burgemeester en wethouders van Middelburg.
Deze klacht luidt als volgt:
"In de morgen van zondag 19 juli, maakte ik en mijn familie enkele angstige uren door, daar wij werden bedreigd door een groep jongeren, waarschijnlijk van Marokkaanse afkomst. Hierbij werd mijn vrouw geraakt door een hamer en werd mijn auto voor het politiebureau totaal vernield. Omdat wij vinden dat we door de dienstdoende agent, dhr. Y, die onze aanklacht behandelde, zeer onjuist zijn behandeld, willen wij tegen hem een aanklacht indienen. Daar een groot deel van het leed op zowel emotioneel als financieel vlak volgens ons direct is te wijten aan het op die avond onvoldoende functioneren van dhr. Y, zien wij ons genoodzaakt hem aansprakelijk te stellen voor de geleden schade aan de auto, die volgens het taxatie rapport ƒ 12.000,- gulden bedraagt.
Voor de duidelijkheid zal ik kort de loop van deze zwarte dag voor onze familie schetsen en ingaan op de punten, waar volgens ons dhr. Y nalatig is geweest in het uitoefenen van zijn functie op deze bewuste morgen.
Omstreeks 4.00 uur op zondag 19 juli jl. werd ik gebeld door N., de vriendin van mijn zoon Bs. Deze vertelde mij in paniek dat Bs door een groep jongeren werd opgewacht bij discotheek X in Middelburg. Ik ben toen in mijn auto gestapt en met mijn vrouw en andere zoon naar deze discotheek gereden om mijn zoon Bs daar op te halen. Bij de discotheek is mijn vrouw na navraag bij de portier aldaar in de discotheek op zoek gegaan naar Bs en ben ik met mijn zoon Bb al rijdend gaan zoeken.
Ter hoogte van frietzaak Z zag ik, dat ik nog steeds werd gevolgd door een drietal jongeren, van waarschijnlijk Marokkaanse afkomst, die ik buiten discotheek X reeds had opgemerkt. Toen ik stopte en uitstapte om te vragen wat er aan de hand was, kwamen plots nog een tiental jongens richting mij en mijn zoon gerend. Ik besloot direct eieren voor mijn geld te kiezen en weg te rijden. Al rijdend werd er een fiets op mijn auto gegooid. Ik ben doorgereden naar de Seisdam, heb daar mijn auto geparkeerd en ben direct naar het politiebureau (Achter de Houttuinen; N.o.) gegaan. Daar heb ik mijn verhaal gedaan aan dhr. Y, en hem ook verteld dat mijn vrouw en dochter, die "uit" was in de discotheek X, daar nog waren. Dhr. Y vertelde mij dat ik mijn vrouw en dochter daar op moest halen. Toen ik hem vroeg hoe ik dit moest doen en of er begeleiding van de politie mogelijk was, omdat ik me erg bedreigd voelde, gaf dhr. Y niet thuis en vertelde me dat begeleiding van de politie niet mogelijk was.
Ik besloot toen mijn vrouw en dochter al lopend op te halen bij de discotheek. Op de terugweg richting onze auto en het politiebureau werden we weer belaagd door de groep jongeren, waarop we terug renden naar de X. Op onze vlucht werd mijn vrouw geraakt door een hamer en kon ikzelf nog net een wieldopsleutel ontwijken. Bij de X zijn we uiteindelijk door een politieauto naar het bureau teruggebracht. Klaarblijkelijk vonden deze agenten het wel onverantwoord om ons op eigen gelegenheid terug te laten gaan richting onze auto
Uiteraard waren we in paniek, maar ik wilde direct een aanklacht indienen tegen deze "jongeren". Echter dhr. Y dacht daar anders over. Keer op keer zei hij, dat we goed moesten nadenken over of we wel werkelijk een aanklacht in wilden dienen. Hij maande ons te wachten met het indienen van een klacht. Verder herhaalde dhr. Y keer op keer de vraag: "Wat wilt u nu dat ik hieraan doe?", om waarschijnlijk zijn situatie van onvermogen te schetsen. In het verloop van dit onaangename gesprek, merkte ik mijn autoalarm op. Ik meldde dit aan dhr. Y en vertelde hem dat ik dacht dat de onverlaten mijn auto aan het vernielen waren, refererend aan de groep jongeren die ons hadden belaagd. Dhr. Y ging buiten kijken en zei dat er twee politieauto's bij stonden. Na enkele minuten ging het alarm weer af. Ook dit meldde wij weer aan dhr. Y maar deze zei wederom (overigens ditmaal zonder poolshoogte te nemen), dat de auto bij het politiebureau veilig was en er niets kon gebeuren. Toen we echter na een tiental minuten buiten kwamen, zag ik tot mijn ontzetting dat mijn auto volledig was vernield en al mijn papieren, zoals kentekenbewijs waren gestolen. Toen ik dhr. Y daarmee confronteerde, haalde hij zijn schouders op en zei dat hij er ook niets aan kon doen. De auto was zo erg vernield dat deze moest worden weggesleept.
De volgende dag ben ik aangifte gaan doen bij het politiebureau in Vlissingen, waar ik wel volwaardig werd behandeld en mijn aanklacht serieus is genomen. Ik hoop dat u inziet dat het functioneren van dhr. Y op de morgen van zondag 19 juli jl. zwaar onvoldoende was en hoop verder dat de door ons geleden financiële schade indirect aan het incorrect handelen van dhr. Y kan worden toegeschreven.”
2. Bij brief van 4 januari 1999, gericht aan verzoekers raadsman, reageerde de korpsbeheerder van de regiopolitie Zeeland als volgt op de klacht:
"De klacht is onderzocht in het district Walcheren van de regiopolitie Zeeland. Hierover is contact met uw cliënt geweest. Vervolgens heeft de commissie voor de politieklachten zich over de klacht uitgesproken.
Ik kan mij vinden in de conclusie van de commissie. (...) Met de commissie ben ik van oordeel dat het optreden van de politieambtenaar behoorlijk is geweest.
Zoals de commissie mijns inziens terecht stelt is het een politieambtenaar die dienst doet aan het bureau niet toegestaan het bureau te verlaten indien er verder geen bezetting van het gebouw is. De betrokken ambtenaar, de heer Y, heeft vervolgens correct gehandeld door surveillance-auto's in te schakelen om te bezien wat er aan het probleem van uw cliënt kon worden gedaan. Daarnaast acht ik het verstandig dat de heer Y heeft aangegeven dat het beter was de volgende dag de aangifte in alle rust op te nemen. Hij heeft daarbij zelfs aangeboden de auto van de heer B op de parkeerplaats achter het bureau te plaatsen. Uw cliënt is hierop niet ingegaan, maar hij heeft de auto elders geparkeerd op korte loopafstand van de discotheek waar de problemen zich hadden voorgedaan. Naar mijn mening kan van de politie niet worden verwacht dat zij auto's van particulieren bewaakt, zeker niet indien hiervoor een goed alternatief is geboden. Bovendien had uw cliënt niet aangegeven waar de auto stond geparkeerd.
Naar mijn mening heeft de politieambtenaar Y zich correct en professioneel opgesteld in de richting van uw cliënt. Hij heeft gedaan wat hij kon doen en getracht de zaak voor uw cliënt zo snel en effectief mogelijk op te lossen. Mijns inziens treft hem geen enkel verwijt. Gezien het vorenstaande acht ik de klacht dan ook niet gegrond."
B. Standpunt verzoeker
Verzoekers raadsman deelde in het verzoekschrift van 18 maart 1999 namens verzoeker onder meer het volgende mee:
"Het oordeel van de betrokken politieambtenaar is niet behoorlijk geweest. Ter onderbouwing van het tegendeel wordt allereerst gesteld dat het een politieambtenaar die dienst doet aan het bureau niet toegestaan is het bureau te verlaten indien er geen verdere bezetting is. Zulks was evenwel de bewuste avond niet het geval. Toen cliënt zich meldde aan het bureau werd hij door een andere politieambtenaar dan de heer Y ontvangen. Deze derde heeft zich met de verdere afhandeling niet bemoeid, doch was wel constant in het gebouw aanwezig. Dat dit het geval was, moge ook blijken uit het feit dat na afloop van het gebeurde de heer Y de cliënten naar huis heeft gebracht. Dit doet hij uiteraard niet als er niemand anders in het gebouw aanwezig is! De heer Y heeft geen surveillance-auto's ingeschakeld; deze bevonden zich al bij de discotheek "X".
De heer Y heeft helemaal niet voorgesteld de auto op de parkeerplaats achter het bureau te plaatsen. Het was juist cliënt die had gevraagd dit te mogen doen, doch dit werd niet toegestaan.
Toen cliënt zich (met zijn echtgenote) in het bureau bevond ging het autoalarm van zijn auto af. Cliënt en zijn echtgenote en de heer Y zijn vervolgens naar buiten gegaan. Volgens de heer Y was er niets aan de hand, doch cliënt zag dat zich bij zijn auto diverse jongeren bevonden die cliënt al eerder hadden belaagd. Daarop heeft hij de heer Y gevraagd mee te gaan naar de auto. Dit werd geweigerd.
Vervolgens is gevraagd assistentie in te roepen, doch ook dit werd niet gedaan. De heer Y liet weten dat cliënt zich nergens druk om behoefde te maken omdat nabij zijn auto toch politie aanwezig was (hetgeen echter niet het geval was).
Later ging wederom het autoalarm af, doch andermaal werd geweigerd ter plaatse te gaan kijken c.q. assistentie in te roepen.
Het standpunt dat niet bekend was waar de auto stond geparkeerd tenslotte is al evenzeer volstrekt onhoudbaar. Deze stond nota bene in het zicht van het politiebureau!"
C. Standpunt beheerder van het regionale politiekorps Zeeland
1. De korpsbeheerder deelde het volgende mee in reactie op de klacht:
"Conform de bepalingen van de klachtenregeling Politie Zeeland, alsmede de wens van de heer B, is de klacht voorgelegd aan de Commissie voor de politieklachten.
De commissie heeft vervolgens advies aan mij uitgebracht. Op basis van de uitkomsten van het onderzoek en het advies van de commissie heb ik vervolgens op de klacht beslist, en mijn besluit op 4 januari 1999 schriftelijk kenbaar gemaakt aan mr. B.H. Vader, vertegenwoordigend advocaat van klager.
Gezien de formulering van de bij u gedane klacht zie ik geen reden tot herziening van mijn beslissing. Naar mijn mening is er geen sprake van nieuwe feiten die een ander licht werpen op de gerelateerde gebeurtenissen in het klachtonderzoek.
Naar mijn mening heeft de ambtenaar waarover geklaagd wordt, de heer Y, gelet op de situatie waarin hij zich bevond, voldoende adequaat gereageerd op het hulpverzoek van klager en is zijn optreden behoorlijk geweest.
In dit schrijven is de zienswijze van de Hoofdofficier van Justitie te Middelburg betrokken."
2. Bij zijn reactie voegde de korpsbeheerder onder meer een door de politieambtenaren T., E., Y. en H. opgemaakte mutatie uit het dag- en nachtrapport van de politie met betrekking tot de gebeurtenissen in de nacht van 18 op 19 juli 1998.
In deze mutatie staat onder meer het volgende vermeld:
"Nav melding vechtpartij op de Markt met personeel X met diverse auto's tp gegaan. Bleek op dat moment niets meer aan de hand te zijn. Echter tot ongeveer 05.30 uur op verschillende plaatsen rondom X diverse kortstondige vechtpartijtjes geweest. Feitelijk weinig waargenomen.
Volgens personeel X had Bs ruzie gekregen met een Marokkaan uit België. Beiden werden door personeel buiten gezet. Bleek echter dat Marokkaan met een groep was. Buiten had men elkaar op staan wachten wat tot diverse confrontaties heeft geleid. Bs had eerder zijn vader (B) gebeld hem op te komen halen. Deze had zich kennelijk ook in het conflict gemengd want deze kreeg eerst een fiets op zijn auto gegooid en trof later zijn auto geheel vernield aan op de Seisdam. Zeer waarschijnlijk gebeurd door de groep Marokkanen doch niemand heeft iets gezien. B was bij het zien van zijn auto (…) volledig over de rooie gegaan en is door Y naar huis gebracht. Was nog niet in staat om aangifte te doen. Zou dit mogelijk in de loop van de dag komen doen. Auto is overgebracht naar (...). Zover ons bekend zijn bij het opmaken mutatie diverse auto's met Marokkanen tp gecontroleerd wat weinig heeft opgeleverd.
20 juli 1998 12.35 uur:
geeft F. van de X tel door aan H. dat hij nav de rumoerige nacht afgelopen zaterdag a.s. zaterdag met 10 portiers gaat werken. Aan bovenstaand verhaal (aangifte e.d.) kon hij nog toevoegen dat de aangever ingereden heeft op de groep Marokkanen uit België. Bij een eerste ruzie in de disco had de zoon van aangever een vingertop afgebeten van een van die Marokkaanse jongens."
3. Tevens voegde de korpsbeheerder bij zijn reactie een afschrift van een rapportage die inspecteur K. op 18 september 1998 had opgemaakt. Deze rapportage luidt als volgt:
"Naar aanleiding van bovenomschreven bevindingen, hoorde ik op vrijdag, 11 september 1998 te omstreeks 10.30 uur, in het politiebureau te Middelburg, de hoofdagent Y. Nadat ik hem met de inhoud van bovenomschreven klacht en aansprakelijkheidstelling in kennis had gesteld, verklaarde hij het volgende:
'Ik wens mijn verklaring omtrent deze klacht zelf op papier te zetten. In de nacht van zaterdag, 18 juli 1998 op zondag, 19 juli 1998 had ik nachtdienst aan het bureau van politie te Middelburg. Die nacht had ik omstreeks 04.30 uur bureaudienst. Dit is een taak binnen het bureau voor het aannemen van meldingen en opvang van publiek. Omstreeks die tijd kwam er een telefonische melding binnen van een portier van discotheek "X" dat er een vechtpartij was geweest en dat een grote groep jongeren naar buiten was gezet alwaar men vermoedelijk doorging met ruziemaken. Daar er werd gesproken over ongeveer 20 man welke hierbij betrokken waren, heb ik via de mobilofoon diverse surveillancewagens ter plaatse gestuurd. Omdat de groep zich nogal agressief gedroeg voor de discotheek en in de naaste omgeving zijn de surveillancewagens in de buurt van de discotheek gebleven. Omstreeks 04.45 uur verscheen voor mij aan de balie van het politiebureau een man welke mij later opgaf genaamd te zijn: B (...). B was in gezelschap van zijn zoon. Hij deelde mij mede dat hij thuis was opgebeld door de vriendin van een andere zoon van hem. Deze had hem medegedeeld dat zijn zoon ruzie had in discotheek "X" en dat hij buiten door een grote groep werd opgewacht. Hij was hierop in zijn auto gesprongen en samen met zijn vrouw waren ze naar de disco gereden. Voor de disco was hij in de groep jongeren terecht gekomen met zijn auto. Beide partijen hadden direct ruzie met elkaar waarbij ook een fiets op het dak van de auto van aangever werd gegooid. Zijn vrouw was de discotheek ingegaan om haar zoon te zoeken welke ruzie had gehad. Daar de jongeren hem bleven belagen is hij weggereden naar het politiebureau. Hij vroeg mij direct met hem mee te gaan naar de discotheek om zijn vrouw op te halen en zijn zoon te zoeken. Hij had dus eerst zelf de boel willen regelen en nu dat uit de hand was gelopen moest de politie het maar regelen. Daar ik niet zomaar tijdens mijn bureaudienst het bureau uit kan lopen, zei ik tegen de aangever dat hij naar de disco kon gaan alwaar op dat moment twee surveillancewagens waren aan wie ik de opdracht zou doorgeven. Hij deelde mij mede dat ze zijn auto kende als hijzelf terug zou gaan. Ik adviseerde hem dan ook de auto op het parkeerterrein achter het bureau te plaatsen. Hier ging de aangever niet op in, maar liep samen met zijn zoon kwaad het bureau uit, vermoedelijk om het feit dat ikzelf niet met hen mee ging. Nadat de melder was weggelopen heb ik per portofoon de collega's ter plaatse hiervan op de hoogte gebracht. Ongeveer 5 minuten later werd B samen met zijn vrouw en een dochter van hem aan het bureau afgezet door collega's. Hij was samen met zijn vrouw en zoon weer slaags geraakt met de jongeren waarna de collega's hen voor hun eigen veiligheid naar het bureau hadden gebracht. Men was zeer boos en schreeuwde woorden als "kanker Marokkanen" en woorden van die strekking. Daar hij schade had aan zijn auto en zijn vrouw was mishandeld wilde men aangifte doen. Terwijl wij nog in de hal van het bureau stonden hoorden wij een autoalarm afgaan. B schreeuwde dat dat zijn auto was. Ik vroeg waar de auto stond en hij deelde mij mede dat hij stond op de hoek van de Krommeweele en de Herengracht. Ik liep naar de voordeur en zag op de brug naast genoemde kruising al een surveillancewagen staan. Dit deelde ik hem ook mede. Wat er was gebeurd was mij nog niet bekend maar er was reeds politie ter plaatse. Daar het alarm bleef afgaan heb ik een portofoon gepakt en ben samen met de aangever naar zijn auto gelopen. De surveillancewagen met daarin 2 collega's stond nog steeds ter plaatse. Wij zagen dat de auto van de aangever rondom was beschadigd en vernield. Dit was kennelijk zo snel gegaan, dat de collega's die bijna direct ter plaatse waren al geen van de daders meer hebben gezien. Bij controle door de aangever bleek dat men ook al de papieren uit zijn dashboardkastje waren weggenomen. Op deze papieren stond zijn adres en nu was hij zeer bang dat de groep jongeren ook zijn huis zou vernielen. Ik heb vervolgens direct per portofoon een surveillancewagen hiervan op de hoogte gesteld, welke toezicht zouden houden in de onmiddellijke omgeving van de woning. Ik ben vervolgens met de melder teruggelopen naar het bureau. Daar men op dat moment zo in paniek was over wat er was gebeurd en wat er met hun woning kon gebeuren is in overleg besloten dat ik hen naar huis zou brengen en dat ze de volgende dag aangifte zouden komen doen van het gebeurde.
Ik heb ze hierop naar huis gebracht. Aldaar troffen we de zoon welke ruzie had gehad in de discotheek. Hij deelde mij mede dat hij ruzie had gehad met Marokkaanse jongeren. Toen een van hen hem sloeg kwam de vinger van die jongen in zijn mond terecht. Hij had toen op die vinger hard gebeten, maar wist niet wat de verwonding was.
Daar de familie nog angst had dat de jongeren naar hun woning zouden komen is er nog regelmatig in de omgeving gesurveilleerd.
Door verklaringen van personeel van de discotheek bleek later dat de aangever bij zijn aankomst voor de discotheek met zijn auto op de jongeren was ingereden, waarbij hij een fiets op zijn dak had gekregen en de woede van de groep Marokkanen op hem had gevestigd.'
Op donderdag 17 september 1998 te omstreeks 14.00 uur sprak ik vervolgens in zijn woning met klager, de heer B. Hij verklaarde als volgt:
'Ik vind nog steeds dat we onredelijk zijn behandeld door de politie in Middelburg en vooral door de heer Y. Hij had geen gevoel en begrip voor de moeilijkheden waarin wij toen verkeerden. Toen ik aan het bureau in Middelburg kwam en hij had gedaan wat ik hem toen had gevraagd, dan was mijn vrouw niet mishandeld en was mijn auto niet vernield. Maar hij wilde op geen enkele manier mij van dienst zijn. Hij vroeg maar "wat verwacht je van me ?" Hij herhaalde dat steeds maar weer. Maar hij deed niets. Toen ik aangifte wilde doen van de totale vernieling van mijn auto, zei hij zelfs dat ik er nog maar een nachtje over moest slapen en kom dan morgen maar terug. Hij was nergens toe bereid en was gewoon bot tegen mij. Hij heeft mij helemaal niet aangeboden om mijn auto achter het bureau te zetten. En toen ik riep dat ik auto alarm hoorde maakte hij zich er ook weer met een smoesje vanaf. Er was helemaal geen politie bij mijn auto, want anders was die niet vernield. We hebben meer hulp gehad van de portiers van de "X" dan van de politie. Ik begrijp nog steeds niet waarom de politie er niets aan deed en dat er nog steeds geen mensen zijn opgepakt. Die Marokkanen komen nog steeds in Middelburg, want op de kermis later, werd mijn dochter nog bedreigd met een gebaar door een hand langs je keel te halen. Ze heeft dat toen weer gemeld maar er werd weer geen actie ondernomen. Mijn auto was totaal vernield en de kosten waren zodanig hoog dat ik dat niet kon betalen."
4. Tevens zond de korpsbeheerder een afschrift van het proces-verbaal van aangifte dat op 19 juli 1998 door agent E. van de regiopolitie Zeeland is opgemaakt. In dit proces-verbaal staat onder meer het volgende:
"ik doe aangifte van vernieling, De verdachte heeft een goed dat mij geheel in eigendom toebehoort zonder enig recht of toestemming vernield/beschadigd/onbruikbaar gemaakt.
Vannacht werd ik door N., de vriendin van mijn zoon gebeld. Ze belde mij in paniek op en vertelde dat mijn zoon Bs ruzie had gehad in discotheek "X" in Middelburg en dat hij door een paar man werd opgewacht. Ik heb toen direct mijn zoon Bb en mijn vrouw wakker gemaakt en wij zijn met mijn auto naar Middelburg gereden. Ik ben eigenaar van een (…) (verzoekers auto; N.o.). Bij de X vroeg ik aan een portier wat er was gebeurd. Ik vertelde hem dat ik mijn zoon zocht. Mijn vrouw is toen de disco naar binnen gegaan. Buiten stonden nog een drietal Marokkaanse jongens. Ik ben toen rijdend gaan zoeken naar mijn zoon. Ik ben toen met Bb een rondje gaan rijden. Ter hoogte van de fietsenstalling bij Z ben ik gestopt. Ik zag namelijk dat die Marokkaanse jongens achter mijn auto aanliepen.
Ik stapte toen samen met mijn zoon uit de auto. Uit voorzorg en omdat ik me bedreigd voelde had ik een stok mee naar buiten genomen. Op het moment dat ik buiten mijn auto stond, zag ik van diverse kanten nog een stuk of tien andere Marokkanen mijn kant op komen. Op dat moment besloot ik om in mijn auto te stappen en weg te rijden. Ik hoorde toen ik weg reed een flinke klap achter op mijn auto. Het bleek dat een van die jongens een fiets tegen mijn auto had gegooid. Hierdoor is achter op de auto een deuk ontstaan. Ik heb toen mijn auto geparkeerd op de Seisdam te Middelburg en ik ben direct naar het politiebureau gelopen. Ik heb daar verteld wat er gebeurd was en dat mijn vrouw nog in de X was.
Die politieagent vertelde mij dat ik mijn vrouw daar moest op gaan halen.
Ik vroeg aan hem hoe ik dat moest doen, ik vroeg hem of er niet een politie auto of iets dergelijks met mij mee kon. Maar deze agent vertelde dat dat niet kon omdat er niemand was. Ik ben toen lopend naar de X gegaan, ik heb daar mijn vrouw en dochter opgehaald. Ik ben toen met mijn dochter, mijn zoon Bb en mijn vrouw weer terug gelopen in de richting van het politiebureau. Ik wilde naar mijn auto. Ik zag dat in de straat die ik door moest om bij mijn auto te komen een groepje van die Marokkanen stonden. Ik zag dat die Marokkanen in onze richting kwamen lopen. Ze kwamen nogal dreigend over en ze wilden ons insluiten.
Op dat moment wilden we naar het politiebureau gaan. Toen kwamen die Marokkanen achter ons aan en ze gooiden diverse spullen in onze richting. Mijn vrouw heeft een hamer tegen haar been gekregen, en ik kon nog net een wieldopsleutel ontwijken anders had ik die tegen mijn hoofd aan gekregen.
Een van die Marokkanen schopte mijn dochter. Hierop werd mijn zoon verschrikkelijk kwaad. Mijn zoon sloeg die Marokkaan. Ik zag dat de portiers van de X tussen beiden kwamen om de boel te sussen.
We zijn met z'n allen naar de X gelopen. Van daaruit zijn wij met een politieauto naar het politiebureau gebracht.
Deze politieauto's hebben ons bij de deur afgezet en zijn daarna weer weggereden.
Op het moment dat ik in het politiebureau was, vertelde ik het hele verhaal tegen een agent. Op dat moment hoorde ik ook het alarm van mijn auto afgaan.
Ik zei tegen deze agent dat ze mijn auto aan het mollen waren. Die agent zei dat dat niet kon omdat er politieauto's in de buurt waren. Ik ben daarna met deze agent naar mijn auto gelopen. Ik zag daar dat mijn auto totaal vernield was. Ik zag dat alle ramen eruit waren geslagen, dat er diverse deuken in de auto zaten.
Het kentekenbewijs dat in de auto lag is door de daders weggenomen.
De auto is door Kz. weggesleept."
D. Reactie verzoeker
Verzoekers raadsman deelde het volgende mee in reactie op hetgeen van de zijde van de politie naar voren was gebracht:
"Naar aanleiding daarvan merkt cliënt op dat hij nimmer is ingereden op de daar bedoelde groep Marokkanen noch een vingertop heeft afgebeten van een van de Marokkaanse jongens. Als dit al gemeld is door een medewerker van de desbetreffende discotheek dan is dat volstrekt onjuist. Naar de juistheid van deze mededeling heeft de politie overigens ook nimmer enig onderzoek gedaan.
Halverwege pagina 2 van het verslag staat: "Hij had dus eerst zelf de boel willen regelen en nu dat uit de hand was gelopen moest de politie het maar regelen." Ook dit is volstrekt onjuist: zoals uit het verslag blijkt, was cliënt naar de discotheek gereden teneinde zijn zoon daar heelhuids uit te krijgen. Omdat cliënt en zijn echtgenote werden bedreigd en een fiets boven op zijn auto werd gegooid, is cliënt naar het politiebureau gegaan."
E. Nadere reactie korpsbeheerder
1. De Nationale ombudsman verzocht de korpsbeheerder om alsnog in te gaan op het volgende:
"Gezien de formulering van de bij de Nationale ombudsman ingediende klacht zag u geen reden tot herziening van uw beslissing. Naar uw mening was er geen sprake van nieuwe feiten die een ander licht wierpen op de gerelateerde gebeurtenissen in het klachtonderzoek. U bent van mening dat de politieambtenaar over wie wordt geklaagd, gelet op de situatie waarin hij zich bevond, voldoende adequaat heeft gereageerd op het hulpverzoek van verzoeker en u meent dat zijn optreden behoorlijk is geweest.
In de brief waarmee verzoeker zich op 18 maart 1999 tot de Nationale ombudsman wendde, met het verzoek een onderzoek in te stellen naar de gedraging van de betrokken politieambtenaar, plaatste hij enkele kritische kanttekeningen bij genoemd onderzoek. In de eerste plaats merkte hij op dat - in tegenstelling tot wat in de afdoening van dit onderzoek staat - de betrokken politieambtenaar die avond niet als enige op het politiebureau aanwezig was. Een andere politieambtenaar had verzoeker ontvangen op het bureau, en later die nacht had de betrokken politieambtenaar verzoeker thuisgebracht, waarbij hij vanzelfsprekend ook het bureau had verlaten.
Volgens verzoeker is het argument dat de betrokken politieambtenaar omwille van de bezettingsgraad aan het bureau moest blijven dan ook niet valide.
Voorts merkte verzoeker in zijn klachtbrief op, dat niet de betrokken politieambtenaar had voorgesteld om de auto op de parkeerplaats achter het bureau te plaatsen, maar dat verzoeker zelf dit had gevraagd, en het niet werd toegestaan.
Verzoeker stelde voorts dat de betrokken politieambtenaar, toen het auto-alarm afging, bij het eerste verzoek hiertoe had geweigerd mee te lopen naar verzoekers auto, terwijl er toen al wel een groepje jongeren bij de auto stond. Ook weigerde de betrokken politieambtenaar om assistentie te roepen. Ook toen ten tweede male het auto-alarm van de auto afging, weigerde de betrokken politieambtenaar te gaan kijken naar de auto.
Verzoeker tekende daarnaast nog aan dat het standpunt dat niet bekend was waar de auto stond geparkeerd evenzeer onhoudbaar is. De auto stond, aldus verzoeker, in het zicht van het politiebureau geparkeerd.
Bij de stukken die bij uw antwoord van 17 mei 1999 waren gevoegd, bevond zich ook een afschrift van de verklaring die de betrokken politieambtenaar in het kader van het klachtonderzoek heeft afgelegd.
Deze verklaart dat verzoeker hem, nadat het auto-alarm van de auto afging, had gezegd dat de auto op de hoek van de Krommeweele en de Herengracht stond. Hieruit kan worden afgeleid dat de politieambtenaar wel wist waar de auto was geparkeerd."
2. De korpsbeheerder verwees in reactie hierop naar de bij zijn reactie gevoegde aanvullende rapportage van inspecteur K. van 14 juli 1999.
Deze rapportage behelst onder meer het volgende:
"Op woensdag 14 juli 1999 heb ik een gesprek gehad met collega Y, uit dit gesprek kwamen de volgende punten in antwoord op het schrijven van de Nationale Ombudsman naar voren:
- Collega Y had die nacht, 18 op 19 juli 1999, omstreeks 04.30 uur dienst verricht als 2e man op het bureau te Middelburg. Deze 2e man is onder meer belast met de opvang van publiek aan het bureau en het opnemen van aangiften en meldingen. In het algemeen bestaat de bureaubezetting uit 2 mensen waarvan de 1e man, ook wel LOC genoemd (lokale coördinator) belast is met het aannemen van meldingen en het coördineren van de operationele werkzaamheden. 2 personeelsleden op het bureau is in principe het minimum waarmee gewerkt wordt, mede gelet op het feit dat er meerdere arrestanten ondergebracht en verzorgd kunnen worden.
- Het principe van de minimumsterkte van 2 man kan alleen in uitzonderlijke noodgevallen worden losgelaten.
- In zijn verklaring gaat collega Y echter niet in op de aanwezigheid van de andere collega en heeft hij alleen een toelichting gegeven over de opvang en zijn optreden in de richting van de heer B.
- De eerste keer dat de heer B zich meldde op het bureau heeft collega Y aangegeven dat bij de horecagelegenheid "X" (...) tenminste vier collega's waren waar hij zich kon vervoegen. Hij heeft omdat betrokkene aangaf dat de groep Marokkanen zijn auto kenden, aangegeven dat hij zijn auto achter het bureau kon zetten en dan te voet naar "X" kon gaan. De betrokkene heeft vervolgens, zichtbaar boos, het bureau verlaten en is weggereden.
- Bij "X" hebben andere collega's ter voorkoming van verdere escalatie de heer B, zijn vrouw en hun kinderen in laten stappen en naar het bureau gebracht. Uit latere verklaringen onder meer van de portiers van "X" hebben de collega's begrepen dat de heer B "op een vreselijke manier tekeer ging tegen de groep Marokkanen".
- Na binnenkomst op het bureau werd een autoalarm gehoord. De heer B gaf aan dat het zijn auto was. Collega Y keek op aanwijzing van de heer B naar de brug de Krommeweele genaamd. Hij zag daar een politievoertuig staan (...). Hij heeft dit gemeld aan de heer B.
- Op aandringen van de heer B heeft collega Y een portofoon gepakt en heeft de heer B begeleid naar zijn voertuig. De auto bleek ter plaatse (zie overzichtkaart zwarte vakje bij 1) te zijn vernield door onder meer bloembakken van de bewoners van de Seisdam. Het voertuig stond als 2e gezien vanaf de brug geparkeerd. De vernieling had zich in een korte tijd voltrokken immers de collega's, die door collega Y werd waargenomen bij de vernielde auto, waren vanuit de Seisstraat komen aanrijden en hebben geen verdachten in of in de omgeving van het voertuig aangetroffen.
Hetgeen is vermeld in de mutatie (...) onder "20 juli 1998 12.35 uur:", is een weergave van hetgeen de eigenaar van "X" telefonisch aan collega H. heeft doorgegeven. Het gaat hierbij niet om door de politie geconstateerde c.q. vastgestelde feiten. Wel heeft de zoon van de heer B het bijten op een vinger bevestigd in de richting van collega Y.
Collega Y blijft bij zijn indruk dat de heer B in eerste instantie naar "X" is gegaan om de zaak zelf te regelen.
Het zicht vanuit de uitgang/ ingang het politiebureau naar de brug van de Krommeweele is redelijk tot goed. Er zijn langs de rijbaan en het voetpad van de Seisdam (zie overzichtskaart) kleine struiken geplaatst. Daarnaast staan er bomen. Daar de gracht voorlangs het politiebureau afbuigt richting Krommeweele zijn de brug en de eerste parkeervakken ernaast redelijk tot goed te zien."
F. NADERE REACTIE VERZOEKER
Verzoeker werd verzocht te reageren op de nadere reactie van de korpsbeheerder. Verzoekers raadsman deelde namens verzoeker het volgende mee:
“Teneinde een overbodige herhaling van zetten te voorkomen, is na ampel beraad met cliënt besloten niet nog eens in te gaan op de aan mij toegezonden bescheiden.”
Beoordeling
I. Inleiding
1. Verzoeker klaagt over de wijze waarop een ambtenaar van het regionale politiekorps Zeeland jegens hem is opgetreden in de nacht van 18 op 19 juli 1998.
2. In deze nacht raakte verzoekers zoon Bs in conflict met een andere persoon in discotheek X te Middelburg. Beiden werden door personeel van de discotheek vervolgens buitengezet.
Om ongeveer 4.00 uur 's nachts werd verzoeker door de vriendin van zijn zoon Bs gebeld dat er bij discotheek X, waar zich naast zijn zoon Bs ook zijn dochter bevond, problemen waren. Bs zou door een groep worden opgewacht.
De politie kreeg om ongeveer 4.30 uur een melding binnen van de portier van discotheek X dat er in de discotheek een vechtpartij was geweest en dat een grote groep jongeren, ongeveer 20 man, naar buiten was gezet. De portier vermoedde dat men daar door zou gaan met ruziemaken. Hoofdagent Y stuurde hierop twee surveillance-auto's ter plaatse. Hoofdagent Y bleef, tezamen met een andere collega, achter op het bureau.
Verzoeker had zich inmiddels met zijn echtgenote en zijn zoon Bb met zijn auto vanuit Oost-Souburg naar de discotheek begeven. Verzoekers echtgenote was de discotheek binnengegaan om hun zoon Bs te zoeken. Verzoeker en zijn zoon Bb gingen met de auto op zoek naar Bs. Zij kwamen terecht in een groep jongeren. Op een gegevens moment werd er een fiets op de auto gegooid. Verzoeker en zijn zoon Bb reden daarop weg. Zij parkeerden vervolgens op de Seisdam te Middelburg en begaven zich naar het politiebureau Achter de Houttuinen, waar zij om ongeveer 4.45 uur arriveerden.
Verzoeker vroeg om politiebegeleiding om zijn vrouw en dochter op te halen bij discotheek X. Aan dat verzoek werd door politieambtenaar Y niet voldaan.
II. Ten aanzien van het verzoek om politiebescherming
1. Verzoeker klaagt er in de eerste plaats over dat ambtenaar Y heeft geweigerd politiebescherming te verschaffen toen hij zijn echtgenote en dochter wilde ophalen bij een discotheek. Toen verzoeker, die zich door het gebeuren zeer bedreigd voelde, ambtenaar Y had gevraagd hoe hij zijn vrouw en dochter moest ophalen uit discotheek X en of er begeleiding door de politie mogelijk was, had Y hem gezegd dat dat niet mogelijk was.
2. Van de zijde van de politie werd op dit punt naar voren gebracht dat politieambtenaar Y het politiebureau niet had mogen verlaten, gelet op het aantal ambtenaren (twee) dat daar op dat moment aanwezig was. Y bracht naar voren dat hij tegen verzoeker had gezegd dat deze naar de discotheek kon gaan en dat hij de opdracht (om hem te begeleiden) zou doorgeven aan de twee surveillance-auto's die daar al aanwezig waren. Verzoeker was hierop kwaad het bureau uitgelopen.
3. Hoewel er begrip voor kan worden opgebracht dat verzoeker, om zijn vrouw en dochter op te halen, politiebegeleiding wenste, heeft politieambtenaar Y terecht geweigerd met verzoeker mee te gaan dan wel iemand vanuit het bureau mee te sturen met verzoeker. Gelet op de minimale bureaubezetting van twee personen gedurende die nacht zou het, gelet op de taken die op het bureau dienden te worden verricht, niet verantwoord zijn geweest met verzoeker mee te gaan naar discotheek X. Hierbij is mede in aanmerking genomen dat er al twee surveillance-auto's ter plaatste waren en Y de desbetreffende politieambtenaren per portofoon over een en ander heeft geïnformeerd.
De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.
III. Ten aanzien van het niet opnemen van de aangifte
1. Nadat verzoeker, zijn echtgenote, hun dochter en hun zoon Bb door de politie van de discotheek naar het politiebureau waren gebracht, wilde verzoeker aangifte doen (van mishandeling en van vernieling) tegen de jongeren die een hamer en een wieldopsleutel naar hem en zijn echtgenote hadden gegooid en zijn auto hadden beschadigd. Er is die nacht door de politie te Middelburg geen aangifte opgenomen. Verzoeker heeft de volgende dag aangifte van vernieling gedaan bij de politie te Vlissingen.
2. Verzoeker klaagt er op dit punt over dat politieambtenaar Y in de bewuste nacht heeft geweigerd aangifte op te nemen van mishandeling en/of vernieling.
3. In de mutatie in het dag- en nachtrapport van de politie die is opgemaakt naar aanleiding van de gebeurtenissen in de nacht van 18 op 19 juli 1998, staat vermeld dat verzoeker bij het zien van zijn vernielde auto "volledig over de rooie" was gegaan en dat hij (nog) niet in staat was geweest aangifte te doen. In de verklaring die hoofdagent Y blijkens de rapportage van 18 september 1998 van inspecteur K. op schrift heeft gesteld staat voorts vermeld dat "men" zeer boos was en woorden had geschreeuwd als "kanker Marokkanen". Nadat de auto van verzoeker bleek te zijn vernield en het kentekenbewijs bleek te zijn ontvreemd (zie ook hierna onder 4.) waren verzoeker en zijn gezin zo in paniek geweest dat was besloten dat Y hen naar huis zou brengen en dat de volgende dag aangifte zou worden gedaan.
4. Verzoekers raadsman is in zijn reactie en nadere reactie niet ingegaan op hetgeen van de zijde van de politie op dit punt naar voren is gebracht. Nu daarnaast niet is gebleken van feiten of omstandigheden die reden geven om aan de lezing van de politie op dit punt te twijfelen, wordt deze op dit punt als vaststaand aangenomen.
5. Hoewel een aangifte in beginsel dient te worden opgenomen op het moment dat deze wordt gedaan (zie onder ACHTERGROND) heeft hoofdagent Y, gelet op de gemoedstoestand van verzoeker (en die van zijn gezinsleden) in de desbetreffende nacht terecht besloten die nacht geen aangifte op te nemen, maar dat uit te stellen tot de volgende dag.
Op dit punt is de onderzochte gedraging eveneens behoorlijk.
IV. Ten aanzien van verzoekers auto
1. Nadat verzoeker, zijn echtgenote en hun dochter en zoon Bb door de politiesurveillance-auto bij het politiebureau waren afgezet, is verzoekers auto op de Seisdam vernield aangetroffen. De auto was ter plaatse vernield door middel van bloembakken.
2. Verzoeker klaagt er op dit punt over dat ambtenaar Y niet heeft geprobeerd te voorkomen dat verzoekers auto werd vernield, ondanks verzoeken daartoe van verzoeker. Verzoeker deelde hierover blijkens zijn op 19 juli 1998 bij de politie te Vlissingen gedane aangifte in eerste instantie mee dat hij op het moment dat hij met ambtenaar Y in gesprek was, het alarm van zijn auto hoorde afgaan. Hij had tegen Y gezegd dat ze zijn auto aan het vernielen waren. Y had daarop volgens verzoeker gezegd dat dat niet kon, omdat er politieauto's in de buurt waren. Daarop was hij met Y naar de auto gelopen. Toen bleek dat de auto geheel was vernield. In zijn twee weken later bij het College van burgemeester en wethouders ingediende klacht ging verzoeker uitgebreider in op dit punt. Hij bracht in zijn klacht naar voren dat op het moment dat hij met ambtenaar Y in gesprek was over het doen van aangifte, hij zijn autoalarm had horen afgaan. Hij had dit aan Y gemeld en hem meegedeeld dat hij dacht dat de groep jongeren zijn auto aan het vernielen was. Y was daarop buiten gaan kijken en had tegen verzoeker gezegd dat er twee politieauto's bij zijn auto stonden. Na een paar minuten was het alarm weer afgegaan. Verzoeker had dit weer bij Y gemeld. Deze had echter, zonder poolshoogte te nemen, gezegd dat de auto bij het politiebureau veilig stond en dat er niets kon gebeuren. Na tien minuten was gebleken dat zijn auto volledig was vernield en dat zijn papieren waren gestolen.
In zijn bij de Nationale ombudsman ingediende klacht bracht verzoekers raadsman, in reactie op hetgeen de korpsbeheerder in zijn brief van 4 januari 1999 hierover naar voren had gebracht, op dit punt nog naar voren dat verzoeker aan Y zou hebben gevraagd of hij zijn auto op het parkeerterrein achter het politiebureau mocht parkeren, maar dat dit niet werd toegestaan.
3. Van de zijde van de politie werd op dit punt naar voren gebracht dat Y, toen verzoeker die nacht voor de eerste maal op het politiebureau was, verzoeker had aangeboden om zijn auto op het parkeerterrein achter het politiebureau te plaatsen. Verzoeker was daarop kwaad het bureau uitgelopen. Y vermoedde dat dit was omdat Y niet wilde meegaan naar de discotheek.
Toen verzoeker zich die nacht voor de tweede maal op het politiebureau bevond en Y met verzoeker in gesprek was, hoorden zij het autoalarm afgaan. Y had verzoeker gevraagd waar de auto stond. Verzoeker had aangegeven dat de auto stond geparkeerd op de hoek van de Krommeweele en de Herengracht, waarna Y naar de voordeur was gelopen. Van daaruit zag hij dat zich al een surveillanceauto op de desbetreffende plaats bevond. Dat had hij verzoeker meegedeeld. Omdat het alarm bleef afgaan was hij samen met verzoeker naar de auto gelopen. De surveillanceauto was nog steeds ter plaatse. Verzoekers auto bleek te zijn beschadigd en vernield.
De politieambtenaren in de surveillanceauto, die uit de Seisstraat waren komen aanrijden, hadden geen verdachten in de omgeving van de auto (meer) aangetroffen.
4. Op grond van hetgeen van de zijde van verzoeker en de politie op dit punt naar voren is gebracht kan worden geconcludeerd dat nadat het autoalarm voor de eerste keer afging, ambtenaar Y vanuit het politiebureau zag dat er al een politiesurveillance-auto ter plaatse was. Hoewel verzoekers raadsman in het verzoekschrift stelde dat er geen politie ter plaatse was bij verzoekers auto nadat voor de eerste maal het alarm was afgegaan, heeft Y aangegeven daar toen wel een politievoertuig te hebben gezien. Nu in de reactie en nadere reactie van verzoeker(s raadsman) op dit punt niet meer is ingegaan wordt de lezing van de politie op dit punt als vaststaand aangenomen.
Uit de stukken kan voorts worden afgeleid dat op het moment dat de politiesurveillance-auto ter plaatse kwam, verzoekers auto al was vernield en de daders niet meer ter plaatse waren.
Gelet op het feit dat al een politiesurveillance-auto ter plaatse was, is ambtenaar Y op het moment dat het autoalarm voor de eerste maal afging terecht niet (ook) bij de auto gaan kijken. Hij mocht er vanuit gaan dat zijn collega's de zaak zouden afhandelen. Toen het alarm later weer afging is hij samen met verzoeker gaan kijken.
De lezingen van verzoeker en Y verschillen op het punt of Y al dan niet aan verzoeker heeft aangeboden zijn auto op het parkeerterrein achter het politiebureau te parkeren.
Verzoeker gaf noch in zijn aangifte, noch in zijn klacht van 30 juli 1998 aan dat hij Y had verzocht om de auto op het parkeerterrein van het politiebureau te mogen parkeren. Verzoeker(s raadsman) gaf dit pas aan in de bij de Nationale ombudsman ingediende klacht, in reactie op de hetgeen op dit punt staat vermeld in de brief van de korpsbeheerder van 4 januari 1999.
De lezing van ambtenaar Y is, mede in aanmerking genomen dat verzoekers raadsman op dit punt niet nader is ingegaan, op dit punt aannemelijker dan die van verzoeker.
Geconcludeerd kan worden dat, hoe vervelend ook voor verzoeker, op geen enkele wijze is gebleken dat ambtenaar Y had kunnen voorkomen dat verzoekers auto zou worden vernield.
De onderzochte gedraging is ook op dit punt behoorlijk.
5. Ten overvloede wordt het volgende overwogen.
De korpsbeheerder schreef in zijn reactie van 4 januari 1999 op de op 30 juli 1999 ingediende klacht dat verzoeker aan ambtenaar Y niet zou hebben aangegeven waar zijn auto stond geparkeerd. Verzoekers raadsman heeft hierover terecht opgemerkt dat dit standpunt van de korpsbeheerder onhoudbaar is. Immers, uit de lezing van ambtenaar Y over het gebeuren kan worden afgeleid dat het Y precies bekend was waar verzoeker zijn auto had geparkeerd.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Zeeland, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Zeeland (de burgemeester van Middelburg), is niet gegrond.