Verzoeker klaagt erover dat Gak Nederland BV, kantoor Vlaardingen:
in het verleden stukken die betrekking hadden op zijn WAO-uitkering onjuist heeft geadresseerd. Daarbij ging het om:
een vooraankondiging van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling van 3 december 1999,
een WAO-beschikking van 6 december 1999,
een brief van 13 december 1999 waarin verzoeker gevraagd wordt zich behoorlijk te gedragen bij telefonische contacten met en bezoeken aan het Gak,
een brief van 8 mei 2000, waarin verzoeker wordt gevraagd gegevens te verstrekken met betrekking tot zijn ziekmelding van 1 mei 2000,
een accept-giro.
ten tijde van de afwijzing van zijn WW-aanvraag (27 oktober 1999) de aan hem toegekende WAO-uitkering nog niet had ingetrokken, terwijl hem bij beschikking van 26 februari 1996 was meegedeeld dat zijn WAO-uitkering ten hoogste 36 maanden zou worden uitbetaald.
onder verwijzing naar zijn brief van 25 februari 2000, aan hem bij brief van 29 februari 2000 heeft meegedeeld slechts via een gemachtigde met hem te willen corresponderen en om die reden zijn brief van 27 februari 2000 onbeantwoord laat. Verzoeker wijst erop dat het Gak in zijn brief van 25 februari 2000 heeft meegedeeld dat hij zich alleen bij telefonische contacten en bij eventuele bezoeken aan het Gak moet laten vertegenwoordigen.
Beoordeling
A. Algemeen.
1. Verzoeker is in 1987 arbeidsongeschikt geraakt in verband met ernstige psychische klachten en chronische astmaklachten. In verband hiermee is aan verzoeker destijds een arbeidsongeschiktheidsuitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Met ingang van 30 januari 1995 ontving verzoeker inkomsten uit arbeid. Deze inkomsten waren van een zodanige omvang dat zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering met ingang van die datum niet meer tot uitbetaling kwam. Wel bleef verzoeker ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse 80-100%, omdat nog niet duidelijk was of hij in staat zou zijn deze verdiensten duurzaam te realiseren en zijn verdiensten aldus tot herziening van zijn mate van arbeidsongeschiktheid zouden moeten leiden. Deze situatie zou (in beginsel) ten hoogste 36 maanden duren. Verzoeker werd over een en ander door de Nieuwe Algemene Bedrijfsvereniging - de rechtsvoorganger van Gak Nederland BV (hierna: het Gak) - bij brief van 26 februari 1996 geïnformeerd.
Verzoeker woonde van 2 november 1995 tot 14 december 1998 op het adres B. 63 te Y. Met ingang van laatstgenoemde datum was verzoeker woonachtig op het adres M. 10 te Y.
B. Ten aanzien van de adressering.
1. Verzoeker klaagt er in de eerste plaats over dat het Gak in het verleden stukken die betrekking hadden op zijn arbeidsongeschiktheidsuitkering onjuist heeft geadresseerd.
Daarbij ging het om een vooraankondiging van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling van 3 december 1999, een WAO-beschikking gedateerd 6 december 1999 en een brief van 13 december 1999 (zie Bevindingen bij A. FEITEN onder respectievelijk 7., 8. en 9.). Deze stukken waren door kantoor Vlaardingen van het Gak gezonden naar het (oude) adres van verzoeker, te weten B. 63 te Y. Op 8 mei 2000 zond kantoor Leiden van het Gak nog een brief naar verzoeker naar aanleiding van een door hem op 1 mei 2000 gedane ziekmelding (zie Bevindingen bij A. FEITEN onder 17.). Deze brief was gezonden naar het adres B. 10 te Y.
2. Het Gak liet in reactie op dit klachtonderdeel allereerst weten dat de wijziging van het adres van verzoeker naar B. 10 te Y niet te achterhalen viel. Het Gak vermoedt dat er intern een onbedoelde verwisseling van huisnummers heeft plaatsgevonden. Het Gak houdt het op een menselijke fout en liet weten dat aan verzoeker inmiddels een excuusbrief was gestuurd.
Met betrekking tot de onjuist geadresseerde brieven van 3, 6 en 13 december 1999 deelde het Gak mee dat, ondanks het feit dat het juiste adres (M. 10) in de systemen was geregistreerd, in het claimdossier zelf het onjuiste adres (B.63) was geadministreerd. Het Gak had geconstateerd dat er in het dossier stickers aanwezig waren met het adres B. 63 en dat bij verzending van de betreffende brieven zonder het systeem te raadplegen dit foutieve adres was gebruikt. Het Gak erkende dat op dit punt door de claimbehandelaar niet adequaat was gereageerd en achtte de klacht dan ook gegrond.
Het Gak wees er nog op dat verzoeker nooit uit eigen beweging een adreswijziging aan het Gak had doorgegeven en daarmee in feite niet aan zijn mededelingsverplichting had voldaan. Desondanks waren verzoekers adresgegevens in het systeem van het Gak automatisch gewijzigd. Dit vanwege de koppeling met de Gemeentelijke basisadmini-stratie. Hieruit leidde het Gak af dat verzoeker zijn adreswijziging wel aan de gemeente had doorgegeven, hetgeen verzoeker in het kader van het onderzoek van de Nationale ombudsman overigens heeft bevestigd. Dit verklaarde volgens het Gak tevens waarom op bepaalde momenten wel het juiste adres van verzoeker is aangehouden.
3. Uit de informatie van het Gak volgt dat, ondanks het feit dat verzoeker het Gak zelf over de wijziging van zijn adresgegevens had moeten informeren, maar dit om onduidelijke redenen heeft nagelaten, het Gak wel altijd over de juiste adresgegevens van verzoeker heeft beschikt. Door desondanks brieven te sturen naar het adres waarop verzoeker al bijna een jaar niet meer woonachtig was (B. 63 te Y) dan wel naar een adres waar hij nooit had gewoond (B. 10 te Y), heeft het Gak ten aanzien van de adressering van de betreffende stukken aan verzoeker niet de vereiste zorgvuldigheid in acht genomen.
De onderzochte gedraging is op dit punt dan ook niet behoorlijk.
C. Ten aanzien van de termijn van 36 maanden in de beschikking van 26 februari 1996.
1. Verzoeker heeft op 25 oktober 1999 bij het Gak een aanvraag voor een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW) ingediend. Bij beslissing van 27 oktober 1999 heeft het Gak op deze aanvraag afwijzend beslist met de overweging dat geen recht bestaat op een WW-uitkering, aangezien verzoeker recht heeft op een volledige uitkering op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO). Verzoeker heeft erop gewezen dat volgens de beschikking van 26 februari 1996 zijn WAO-uitkering gerekend vanaf 30 januari 1995 ten hoogste 36 maanden zou worden uitbetaald. Verzoeker klaagt er in de tweede plaats dan ook over dat het Gak ten tijde van de afwijzing van zijn WW-aanvraag (27 oktober 1999) de aan hem toegekende WAO-uitkering nog niet had ingetrokken.
2. In reactie op dit onderdeel van de klacht deelde het Gak mee dat verzoeker vanaf 30 januari 1995 arbeid was gaan verrichten en dat in verband hiermee artikel 44 WAO is toegepast (zie Achtergrond onder 1.). Het stond volgens het Gak namelijk niet vast dat het bij de werkzaamheden van verzoeker ging om algemeen geaccepteerde arbeid, waarvoor zijn krachten en bekwaamheden toereikend waren. De toepassing van artikel 44 WAO vindt voor ten hoogste drie jaren plaats. Indien deze periode onafgebroken heeft geduurd kan de arbeid van verzoeker als algemeen geaccepteerd worden beschouwd en wordt de mate van arbeidsongeschiktheid definitief herzien. Het Gak beschouwt ingevolge het door hem gevoerde beleid de termijn van drie jaren als onafgebroken, indien er een onderbreking is geweest van minder dan vier weken, waarin geen (of zodanig lage) inkomsten worden genoten dat geen anticumulatie kon plaatsvinden. Als de onderbreking langer dan vier weken duurt begint een nieuwe termijn (zie Achtergrond onder 2.).
3. Het Gak wees erop dat de termijn van drie jaren in het geval van verzoeker een aantal malen voor een periode langer dan 4 weken onderbroken is geweest in verband met ziekte. Verzoeker was langdurig uitgevallen van 3 januari 1997 tot 13 juli 1997, van 8 juni 1998 tot 2 december 1998 en van 11 januari 1999 tot 29 april 1999. De maximale termijn van drie jaren is daarmee volgens het Gak tot op heden nog niet bereikt, waardoor ook een definitieve herziening van de mate van arbeidsongeschiktheid dan wel een intrekking van artikel 44 WAO nog niet tot stand is gekomen.
Door verzoeker is de weergave van zijn uitval wegens ziekte in de betrokken periodes niet bestreden, ondanks dat hij daartoe uitdrukkelijk in de gelegenheid is gesteld. Er is dan ook geen reden om aan de juistheid van het standpunt van het Gak op dit punt te twijfelen. Het wordt er dan ook voor gehouden dat ten tijde van de afwijzing van verzoekers WW-aanvraag (27 oktober 1999) nog geen onafgebroken periode van 3 jaren, als bedoeld in artikel 44, tweede lid, WAO was verstreken.
De onderzochte gedraging is dan ook behoorlijk.
D. Ten aanzien de brief van 29 februari 2000
1. In de derde plaats klaagt verzoeker erover dat Gak Nederland BV hem, onder verwijzing naar een brief van 25 februari 2000, aan hem bij brief van 29 februari 2000 heeft meegedeeld slechts via een gemachtigde met hem te willen corresponderen en om die reden zijn brief van 27 februari 2000 onbeantwoord laat (zie Bevindingen bij A. FEITEN onder respectievelijk 12., 14. en 13.). Verzoeker wijst erop dat het Gak in zijn brief van 25 februari 2000 heeft meegedeeld dat hij zich alleen bij eventuele bezoeken aan het Gak moet laten vertegenwoordigen.
2. In de brief van 25 februari 2000 refereerde het Gak aan een brief van 13 december 1999 (zie Bevindingen bij A. FEITEN onder 9). Laatstgenoemde brief had het Gak aan verzoeker geschreven, nadat verzoeker kennelijk op een onacceptabele wijze een medewerker van het Gak te woord had gestaan. In de brief van 25 februari 2000 signaleerde het Gak dat verzoeker recent weer dreigementen richting medewerkers van het Gak had geuit en deelde verzoeker daarom mee dat hij zich voortaan bij telefonische contacten en bij eventuele bezoeken aan het Gak-kantoor moest laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.
3. In zijn brief van 29 februari 2000 gebruikte het Gak dit argument om verzoekers brief van 27 februari 2000, waarin hij een verzoek tot vergoeding van door hem geleden schade heeft verwoord, onbeantwoord te laten. Dit is niet juist. De eis dat verzoeker zich voortaan moest laten vertegenwoordigen, had immers alleen betrekking op mondelinge contacten en niet op schriftelijke. Het Gak heeft dit in zijn reactie op de klacht overigens erkend en toegezegd de brief van 27 februari 2000 alsnog te zullen beantwoorden.
De onderzochte gedraging is op dit punt dan ook niet behoorlijk.
4. Met instemming heeft de Nationale ombudsman ervan kennis genomen dat het Gak bij brief van 31 augustus 2000 verzoekers brief van 27 februari 2000 (en diens brief van 31 juli 2000, waarbij hij nogmaals een verzoek tot vergoeding van schade had ingediend) alsnog heeft beantwoord.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van Gak Nederland BV, die wordt aangemerkt als een gedraging van het Landelijk instituut sociale verzekeringen te Amsterdam is
gegrond, behoudens ten aanzien van het niet beëindigen van verzoekers WAO-uitkering na drie jaar. Op dit punt is de klacht niet gegrond.
Onderzoek
Op 7 maart 2000 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer X te Y, met een klacht over een gedraging van Gak Nederland BV, kantoor Vlaardingen.
Nadat verzoeker bij brief van 13 april 2000 zijn verzoekschrift nader had toegelicht, werd naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van het Landelijk instituut sociale verzekeringen te Amsterdam, een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd Gak Nederland BV verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarbij werd tevens een aantal specifieke vragen gesteld.
Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Daarna werd het Gak om nadere informatie gevraagd. Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
Het Gak deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.
De reactie van verzoeker gaf geen aanleiding het verslag te wijzigen/aan te vullen.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Verzoeker, van beroep chauffeur, werd in 1987 arbeidsongeschikt geworden als gevolg van ernstige psychische klachten en chronische astmaklachten. Aan hem werd destijds een arbeidsongeschiktheidsuitkering toegekend.
2. Met ingang van 30 januari 1995 is verzoeker arbeid gaan verrichten. Naar aanleiding daarvan deelde de Nieuwe Algemene Bedrijfsvereniging - de rechtsvoorganger van Gak Nederland BV (hierna ook: het Gak) - verzoeker bij brief van 26 februari 1996 het volgende mee:
"…Wijziging in de uitbetaling van uw aaw/wao-uitkering
U ontvangt een aaw/wao-uitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Ingaande 30 januari 1995 heeft u inkomsten uit arbeid. Dit heeft gevolgen voor uw aaw/wao-uitkering.
De inkomsten bedragen f 4055,31 per maand. Dit is 100% van het in aanmerking te nemen inkomen van een geheel valide chauffeur (maatmanberoep) ad f 2743,60.
Derhalve resteert er geen verlies aan verdiencapaciteit.
Wij zijn van mening dat u eigenlijk minder dan 15% arbeidsongeschikt bent.
Uitbetaling van uw aaw/wao-uitkering.
Zolang nog niet vaststaat, dat de door u verrichte arbeid leidt tot herziening van uw mate van arbeidsongeschiktheid, blijft u ingedeeld in de klasse van 80 tot 100%, maar betalen wij u geen aaw-uitkering vanaf 30 januari 1995, omdat de aaw pas recht op uitkering geeft bij een arbeidsongeschiktheid van 25% of meer en betalen wij ook geen wao-uitkering, omdat de wao pas recht geeft bij een arbeidsongeschiktheid van 15% of meer.
Dit duurt ten hoogste 36 maanden…"
3. De brief van 26 februari 1996 was gestuurd naar het adres B. 63 te Y, waar verzoeker volgens de gegevens in de gemeentelijke basisadministratie sinds 2 november 1995 woonachtig was. Volgens dezelfde gegevens is verzoeker met ingang van 14 december 1998 gaan wonen op het adres M. 10 te Y.
4. Bij brief van 14 april 1999, verzonden naar het adres M. 10 te Y, deelde kantoor Vlaardingen van het Gak verzoeker het volgende mee:
"…Door middel van deze brief willen wij u laten weten dat wij van uw werkgever een voorlopig reïntegratieplan hebben ontvangen in verband met uw arbeidsongeschiktheid. Uw werkgever heeft dit reïntegratieplan gemaakt omdat wettelijk is bepaald dat de werkgever een reïntegratieplan opstelt ten behoeve van de terugkeer van de werknemer in het arbeidsproces. Dit reïntegratieplan kan een voorlopig reïntegratieplan zijn als de werkgever (of zijn arbodienst) verwacht dat u binnen 8 maanden na de eerste arbeidsongeschiktheidsdag volledig zal hervatten (d.w.z. tegen 100% loonwaarde in uw eigen of in ander, passend, werk).
Het reïntegratieplan is door ons beoordeeld en uw werkgever heeft hiermee aan zijn verplichting voldaan. Wilt u weten welke informatie de werkgever heeft verstrekt, dan kunt u dat bij uw werkgever of zijn arbodienst opvragen.
Wij willen u erop wijzen dat u als werknemer ook een verplichting hebt, namelijk de verplichting tot het verrichten van uw eigen of ander passend werk als u hiertoe geschikt wordt bevonden. Daarnaast moet een eventuele werkhervatting, via uw werkgever, zo snel mogelijk aan het Gak worden doorgegeven.
Als u van mening bent dat uw werkgever niet aan zijn reïntegratieverplichting voldoet of als u behoefte heeft aan advies dan kunt u contact met ons opnemen…"
5. Omdat gebleken was dat verzoeker met ingang van 11 april 1999 geen inkomsten uit arbeid meer had, deelde kantoor Vlaardingen van het Gak verzoeker bij brief van 29 april 1999 - eveneens verzonden naar het adres M. 10 te Y - het volgende mee:
"…U ontvangt een uitkering berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
In verband met uw inkomsten uit arbeid wordt deze uikering niet uitbetaald.
Dit hebben wij u destijds meegedeeld.
Wijziging in de uitbetaling van uw uitkering.
U hebt per 11 april 1999 geen inkomsten uit arbeid meer die tot korting leiden.
Daarom is besloten vanaf 11 april 1999 de korting wegens inkomsten uit arbeid te laten vervallen.
Uw uitkering bedraagt 70% van 100/108 van f 141,41 (uw dagloon) = f 91,66 bruto per uitkeringsdag…"
6. Met ingang van 3 mei 1999 is verzoeker opnieuw arbeid gaan verrichten. Deze situatie duurde voort tot september 1999. Toen verloor verzoeker zijn baan. Vervolgens diende hij op 25 oktober 1999 bij het Gak een aanvraag in voor een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet (WW). Het Gak besliste afwijzend op deze aanvraag. In dit verband berichtte kantoor Vlaardingen van het Gak verzoeker bij brief van 27 oktober 1999, met vermelding van het adres M. 10 te Y, als volgt:
"…U hebt een werkloosheidsuitkering aangevraagd op 25 oktober 1999.
Gebleken is dat u recht hebt op een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering. Daarom hebt u geen recht op een ww-uitkering…"
7. Vanwege verzoekers verdiensten uit arbeid per 3 mei 1999 had het Gak inmiddels verzoekers aanspraken op WAO-uitkering herbeoordeeld. Naar aanleiding hiervan stuurde kantoor Vlaardingen van het Gak verzoeker bij brief van 3 december 1999 een vooraankondiging van het resultaat van verzoekers arbeidsongeschiktheidsbeoordeling. In deze brief, die was verzonden naar het adres B. 63 te Y, liet het Gak hem het volgende weten:
"…Er heeft een beoordeling plaatsgevonden in het kader van uw aanspraken in de zin van de WAO.
Hierbij informeren wij u over het resultaat van deze beoordeling.
Uit onderzoek is gebleken dat uw inkomen als nationaal/internationaal chauffeur bij M. BV vanaf 3 mei 1999 van invloed is op uw uitkering.
Het is echter nog niet zeker of u duurzaam in staat zult zijn de praktische verdiensten te realiseren.
Daarom wordt geadviseerd u in te delen in de arbeidsongeschiktheidsklasse van 80-100%, maar de uitkering uit te betalen als ware u ingedeeld in de arbeidsongeschiktheidsklasse van minder dan 15%, behorende bij de inkomsten in het aangepaste werk/de nieuwe functie.
(…)
Als ingangsdatum voor laatstgenoemd percentage van arbeidsongeschiktheid moet u rekening houden met 3 mei 1999…"
8. In vervolg op deze brief deelde kantoor Vlaardingen van het Gak verzoeker bij brief van 6 december 1999, die eveneens was verstuurd naar het adres B. 63 te Y, het volgende mee:
"…Wijziging in de betaling van uw uitkering.
U ontvangt een uitkering, berekend naar een arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
Ingaande 1 mei 1999 hebt u inkomsten uit arbeid. Dit heeft gevolgen voor uw uitkering.
De inkomsten bedragen minimaal f 3262,64. Dit is 98.2% van het in aanmerking te nemen inkomen van een geheel valide chauffeur (maatmanberoep) ad f 3314,54.
Derhalve resteert er 1.8 verlies aan verdiencapaciteit.
Wij zijn van mening dat u op basis van uw inkomsten eigenlijk minder dan 15% arbeidsongeschikt bent.
Uitbetaling van uw uitkering.
De door u verrichte arbeid leidt niet tot herziening van uw mate van arbeidsongeschiktheid en blijft u ingedeeld in de klasse van 80 tot 100%, maar wij betalen u geen uitkering tot 1 oktober 1999, omdat de wao pas recht op uitkering geeft bij een arbeidsongeschiktheid van 15% of meer…"
9. Naar aanleiding van een telefonisch onderhoud berichtte kantoor Vlaardingen van het Gak verzoeker bij brief van 13 december 1999 als volgt:
"…Op maandag 13 december heeft u telefonisch contact gehad met onze arbeidsdeskundige (…). Tijdens dit gesprek heeft u haar onheus bejegend en zelfs bedreigingen geuit.
Wij vinden dit onacceptabel.
Wij verwachten van u dat u zich in het vervolg correct zult gedragen bij zowel telefonische contacten alsmede bij uw eventuele bezoeken.
Mocht dit niet lukken, dan zullen wij u de toegang tot ons gebouw ontzeggen en wordt u telefonisch niet meer te woord gestaan. U zult zich dan moeten laten vertegenwoordigen.
Wij vertrouwen erop dat wij eerdergenoemde maatregel niet behoeven toe te passen…"
De brief was gezonden naar het adres B. 63 te Y.
10. Naar aanleiding van zijn verzoek daartoe berichtte kantoor Vlaardingen van het Gak verzoeker bij brief van 3 januari 2000 als volgt:
"…Hierbij gaat de door u gevraagde print uit ons systeem waaruit blijkt dat uw verblijfadres op 15 juli 1999 is gewijzigd in B. 10 (…) te Y. In elk geval is de postcode (…) door R. aan ons doorgegeven. Hierbij hoort de straat B., daarvan de even nummers.
Inmiddels had het Gak aan verzoeker ook een acceptgiro gestuurd waarop het adres B. 10 te Y was vermeld.
11. Op 2 februari 2000 had verzoeker bij het Gak inzage in zijn dossier. Naar aanleiding hiervan deelde hij kantoor Vlaardingen van het Gak bij brief van 10 februari 2000 - voor zover hier van belang - het volgende mee:
"…Vanwege de inzage in het WAO-dossier (…) d.d. 2 februari, merk ik (…) op dat ik heb geconstateerd dat uw dienst het blijkbaar niet zo nauw neemt met het verzenden van "belangrijke poststukken" aan belanghebbenden.
Tijdens de inzage is mij gebleken dat uw dienst bij herhaling gebruik heeft gemaakt van onjuiste adressering van voor mij bestemde post, ook werd er meerdere malen post gezonden aan "zomaar" een adres; de gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie welke waartoe u verplicht bent deze te gebruiken heeft u om onbekende redenen nagelaten. (…)
Uw dienst heeft mij de voorgaande 23 jaren stelselmatig opgelicht, de aangerichte schade bedraagt vele tienduizenden guldens, nu tracht uw dienst mij opnieuw te benadelen en te chanteren met een (te lage) uitkering krachtens de WAO, waarbij uw dienst heeft nagelaten mij de aanvang van de betaalbaarstelling te melden, bovendien heb ik op geen enkele wijze om deze uitkering verzocht.
(…)
Na het uitspreken van het faillissement ben ik vrij snel ontslagen bij de werkgever waar ik inmiddels ruim 4 jaar arbeid verrichtte, de "psychosociale druk" werd dermate hoog dat van enig normaal te volgen dagpatroon geen sprake meer kon zijn.
Nog voordat sprake was van een daadwerkelijk ontslag ben ik op tijdelijke basis gaan werken bij een andere werkgever, er was op dat moment geen sprake van werkloosheid of enige verlenging van het ziekteverzuim, op het moment dat er inderdaad sprake was van aangevangen werkloosheid heb ik mij als werkzoekende gemeld bij het Arbeidsburo en tevens een aanvraag ingediend om in aanmerking te komen voor een NWW werkloosheidsuitkering.
De aanvraag is vervolgens door uw dienst afgewezen omdat ik volgens opgave al een uitkering had krachtens de WAO, waarbij ik nogmaals opmerk dat ik van uw dienst minutieuze verklaring wens te ontvangen omtrent het opnieuw uitbetalen van de uitkering.
(…)
De gehele zaak is door uw toedoen volledig geëscaleerd, bovendien heeft u mij de afgelopen tien jaar willens en wetens opzettelijk benadeeld en in de laatste periode ernstig psychisch letsel toegebracht waarvoor ik nu van uw dienst schadevergoeding verlang…"
12. Bij brief van 25 februari 2000 - met vermelding van het adres M. 10 te Y - deelde kantoor Vlaardingen van het Gak verzoeker het volgende mee:
"…In uw klacht van 16 februari 2000 (bedoeld is 10 februari 2000; N.o.) geeft u aan dat onze organisatie u de afgelopen 23 jaar heeft opgelicht. U geeft daarbij een opsomming van klachten welke u in het verleden heeft ingediend.
In dit verband wijs ik u op de antwoorden zoals deze reeds door onze organisatie zijn gegeven.
(…)
Op 13 december 1999 hebben wij u een brief gezonden waarin wordt aangegeven dat het onacceptabel is hoe u onze medewerkers te woord staat.
Ook de afgelopen weken heeft u weer dreigementen geuit.
Gezien het bovenstaande ben ik van mening dat u zich niet heeft gehouden zoals verwoord in onze brief van 13 december 1999.
In het vervolg dient u zich bij telefonische contacten alsmede bij eventuele bezoeken aan ons pand te laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.
Mede gezien het feit dat door onze organisatie al op een adequate wijze antwoord is gegeven op de reeks van klachten, acht ik uw klacht van 16 februari 2000 (bedoeld is 10 februari 2000; N.o) ongegrond…"
13. In antwoord op deze brief deelde verzoeker bij (per fax verzonden) brief van 27 februari 2000 kantoor Vlaardingen van het Gak het volgende mee:
"…Vanwege uw brief van 25 februari j.l. wens ik voor alle duidelijkheid nogmaals zeer nadrukkelijk (…) op te merken dat uw instelling tegenover mij onjuist verwijtbaar (heeft) (ge)handeld en deze handelwijze ondanks de door mij geuite bezwaren en geleverde documentatie in stand houdt!!
Het vorenstaande heeft tot gevolg dat ik uw instelling nogmaals aansprakelijk stel voor alle schade welke is voortgekomen uit de voorgaande periode o.a. inhoudende faillissement, verlies van arbeid, verlies van inkomen en echtscheiding.
Verdergaande heb ik geconstateerd dat u kennelijk met kwade opzet voorbij bent gegaan aan de klachten welke zijn geuit in mijn brief van 16 februari (bedoeld is 10 februari ; N.o.).
Naar aanleiding van het voorgaande waarbij tevens sprake is van zeer langdurige psychische ondermijning van (verzoeker; N.o.) zal ik u eveneens de rekening presenteren voor "letselschade" waartoe ik een gespecialiseerd advocaat zal aanstellen, overigens zal ik mij voor expertise onderzoek wenden tot een vrijgevestigd onafhankelijk arts.
Tenslotte merk ik op dat, nu een regeling in der minne (op mijn initiatief) met uw instelling niet mogelijk is gebleken, uw instelling wenst kennelijk aan te sturen op een behandeling in rechte…"
14. Als reactie op deze brief van verzoeker deelde kantoor Vlaardingen van het Gak verzoeker bij brief van 29 februari 2000 - met vermelding van het adres M. 10 te Y - het volgende mee:
"…Met verwijzing naar onze brief d.d. 25 februari 2000 delen wij u mede, dat wij niet in zullen gaan op uw brief.
Zoals reeds aangegeven zullen wij alleen via een gemachtigde met u corresponderen…"
15. Naar aanleiding van het eindigen van verzoekers recht op WAO-uikering met ingang van 1 maart 2000, liet kantoor Vlaardingen van het Gak bij brief van 14 maart 2000 - voorzien van het adres M. 10 te Y- verzoeker het volgende weten:
"…U hebt recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Deze is aan u toegekend voor een periode van vijf jaar. De periode van vijf jaar eindigt op 1 maart 2000. Als u wilt dat de uitkering ook na deze datum wordt voortgezet, moet u een aanvraag indienen.
De aanvraag daarvoor hebben wij ontvangen op 8 maart 2000.
Daarmee heeft u niet voldaan aan de in de wet gestelde verplichting om een aanvraag voor voortzetting van een wao-uitkering te doen uiterlijk 3 maanden voor 1 maart 2000.
U heeft uw aanvraag om voortzetting 97 kalenderdagen te laat gedaan.
In verband hiermee is Gak Nederland bv verplicht een maatregel op te leggen. Dat houdt in dat een korting moet worden toegepast op uw uitkering conform het Maatregelenbesluit.
Voor de door u niet nagekomen verplichting is volgens het Maatregelenbesluit de hoogte en duur van de maatregel 10% gedurende de termijn dat u te laat bent geweest met het voldoen aan uw verplichting. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van de overtreding.
Indien de mate van verwijtbaarheid van uw gedraging of nalatigheid daartoe aanleiding geeft, kan de hoogte van de maatregel op een lager percentage worden gesteld. Indien iedere verwijtbaarheid ontbreekt, wordt geen maatregel opgelegd.
Op grond van bovenstaande heeft Gak Nederland bv besloten dat een maatregel wordt opgelegd van 10% over de periode van 1 december 1999 tot 10 maart 2000.
Bij een uitkeringspercentage van 70% is het kortingspercentage 70/70 x 10% = 10%
Uw wao-uitkering zal over de periode van 1 december 1999 tot 1 januari 2000 bedragen 60% x 100/108 x f 143,29 (uw dagloon) = f 79,61 bruto per dag.
Uw wao-uitkering zal over de periode van 1 januari 2000 tot 10 maart 2000 bedragen 60% x 100/108 x f 145,10 (uw dagloon per 1 januari 2000) = f 80,61.
Als gevolg van de opgelegde maatregel is aan u over de periode van 1 december 1999 tot 1 maart 2000 teveel aan wao-uitkering betaald.
Het door Gak Nederland bv onverschuldigd betaalde bedrag (bruto uitkering + overhevelingstoeslag) bedraagt f 893,21.
Dit bedrag wordt van u teruggevorderd.
De werknemersdelen premies sociale verzekeringen (inclusief ziekenfondspremie) zullen wij direct verrekenen zodat er f 877,93 terugbetaald dient te worden.
Mocht u bezwaar aantekenen tegen deze beslissing, dan delen wij u mee, dat dit geen schorsende werking zal hebben op de terugbetaling van het terug te vorderen bedrag.
U dient rekening te houden met het feit dat u niet wordt opgeroepen voor deze vijfdejaars keuring, daar u nog altijd niet heeft gereageerd op onze brief van 2 maart 2000. Uw uitkering zal hierdoor nog altijd geschorst blijven…"
16. Vervolgens deelde verzoeker per fax van 28 maart 2000 hoofdkantoor van het Gak te Amsterdam het volgende mee:
"…Bijgevoegd in dit faxbericht treft u een door het Gak (zelf) genomen beslissing aan waarin o.a. het verdere verloop van mijn toenmalige Wao-uitkering werd bepaald wegens "blijvende duurzame inkomsten uit arbeid."
De situatie en de in de beslissing genoemde termijn zijn sedert geruime tijd verstreken, toch heeft uw instelling zonder enig verzoek van mijn zijde besloten tot het opnieuw uitbetalen van de wao-uitkering, bovendien volgt de eenmaal fout genomen beslissing de andere op.
Dat voornoemde feiten zich niet beperken tot het nemen van beslissingen op onjuiste (uitkerings)gronden blijkt ook wel uit de wijze waarop uw instelling omgaat met privacygevoelige gegevens zoals het "juiste adres van ondergetekende."
Uw instelling heeft de door mij gedane aanvraag voor een (veel hogere) W.W. uitkering ingevolge opgetreden werkloosheid niet naar behoren onderzocht, noch is de brief welke door mij is geschreven aan de directeur van Vlaardingen (…) op enigerlei wijze serieus bekeken.
Ondergetekende heeft tengevolge van eerder gemaakte fouten van het Gak diens arbeid verloren, bovendien is er nu sprake van "nieuwe" langdurige arbeidsongeschiktheid o.a. vanwege zware psychische klachten en de daarmee verband houdende lichamelijk klachten.
Daarnaast heeft uw instelling ondergetekende "economisch" willens en wetens kapot gemaakt, voor al deze zaken heb ik uw instelling inmiddels bij herhaling aansprakelijk gesteld…"
17. Op 8 mei 2000 zond kantoor Leiden van Gak Nederland BV nog een brief naar verzoeker naar aanleiding van een door hem op 1 mei 2000 gedane ziekmelding. Dit kantoor had de brief van 8 mei 2000 gezonden naar het adres B. 10 te Y.
18. Bij brief van 20 juli 2000 deelde het hoofdkantoor van Gak Nederland BV te Amsterdam verzoeker nog het volgende mee:
"…Onlangs heeft u telefonisch een klacht ingediend over het gebruik van onjuiste adressen door onze kantoren te Vlaardingen en te Leiden.
Wij hebben naar aanleiding van deze klacht een onderzoek ingesteld.
Uit ons onderzoek is gebleken dat ons kantoor te Vlaardingen bij de verzending van poststukken in 1999 enkele malen gebruik heeft gemaakt van een onjuist adres.
Dit spijt ons.
Hoe het komt dat dit bij herhaling is voorgekomen hebben wij niet precies kunnen achterhalen. Er moet sprake zijn van een menselijke fout. Nadat u ons daarop had gewezen werd de fout hersteld.
Als klant van Gak Nederland mag u aannemen dat u hierna niet meer wordt geconfronteerd met een onjuiste adressering.
Als u vervolgens naar aanleiding van een ziekmelding bij kantoor Leiden bemerkt dat er toch weer een onjuist adres wordt gebruikt kunnen wij ons voorstellen dat u op dit punt een zeer negatief gevoel heeft gekregen. Wij kunnen ons ook voorstellen dat dit gevoel niet kan worden weggenomen door de excuses die u door de behandelende medewerker van dit kantoor naar aanleiding van uw reactie zijn gemaakt.
Wij willen u daarom ook vanuit deze plaats in de organisatie aangeven dat wij het gebeurde betreuren en onze excuses aanbieden voor het ongemak…"
19. Bij brief van 31 juli 2000 stelde verzoeker het Gak, net als in zijn brief van 27 februari 2000, voor zover van belang, als volgt aansprakelijk voor de door hem geleden materiële en immateriële schade:
"…Reeds vele malen is door mij gewaarschuwd voor escalatie van de eerdere zaken waarbij ik overigens opmerk dat het districtskantoor te Goes destijds zeer indringend schriftelijk is gewaarschuwd voor de huidige situatie waarin ik thans ben komen te verkeren, inhoudende o.a. faillissement, echtscheiding, verlies vaste arbeid, werkloosheid, het niet krijgen van woonkostensubsidie, verlies van woonruimte en uiteindelijke dakloosheid.
De escalatie (ook van de lopende zaken) heeft voor mij ernstige schade tot gevolg bovendien ben ik door het toedoen van uw organisatie volledig economisch en psychisch kapotgemaakt van waaruit bovendien momenteel langdurige arbeidsongeschiktheid en letselschade is ontstaan, aangaande dit gegeven verwijs ik u o.a. naar het reeds verrichtte (medisch)onderzoek door de verzekeringsgeneeskundige dr. (…) van het Gak te Vlaardingen.
De "materiele-schade" bedraagt inmiddels door inkomstenderving vele duizenden guldens, daarnaast is er "indirecte gevolgschade" welke ontstaan is uit de ontruiming van de door mij bewoonde huurwoning en het verlies van de volledige inrichting en aankleding (ca. 16.000,--)
Naast voorgenoemde schade is er ook schade van immateriele aard in de vorm van ernstige psychische problematiek, naast dit gegeven bestaan er ook ten gevolge van eerder genoemde zaken (o.a. faillissement) grote onoverbrugbare sociale- problemen.
Vanwege het vorenstaande verzoek ik u om tot spoedige (en volledige) schaderegeling te komen teneinde een verder oplopen van de schade te voorkomen.
Verdergaande merk ik nadrukkelijk op dat het Gak tot op heden ingebreke is gebleven met het geven van verantwoording op de door mij gemelde zaken, o.a. het door mij geconstateerde (herhaaldelijk) gebruik van onjuiste adresgegevens, zelfs een ingesteld intern onderzoek naar het juiste woonadres van ondergetekende door (…) de afd. Wao-klachten leidt niet tot enig verklarend of passend antwoord.
In de brief die ik enige dagen geleden ingevolge mijn klachten mocht ontvangen, doet uw organisatie het voorkomen alsof zij niets wist van een verkeerd gebruik van mijn adresgegevens, en dat de klacht daar omtrent pas onlangs werd ingediend, ik merk daaraan op dat de klacht door mij per Okt. "99 eerst mondeling en later schriftelijk werd ingediend, en ditgene nogmaals per feb.2000 middels een aangetekend schrijven is gemeld aan regio-directeur (…) welke geen reden zag om te komen tot verandering van de gegevens ondanks een in de brief bijgevoegd uittreksel van de gemeente Y waarin de juiste gegevens wel vermeld stonden.
Overigens blijft uw organisatie tot op heden ingebreke met het geven van verantwoording naar aanleiding van de genomen beslissing van d.d. 19 april 1999 waarin uw organisatie meedeelt in de aan mij gezonden beslissing dat zij per 11 april 1999 heeft geconstateerd dat er geen inkomsten meer zijn uit arbeid, ik merk dien aangaande op dat er d.d. 14 april 1999 door uw organisatie nog een briefstuk werd gezonden waarin reintegratie vanwege ziekteverzuim bij de vaste werkgever werd geregeld (langdurig ziekteverzuim na het uitspreken van faillissement)
Vervolgens wisselt ondergetekende d.d. 1 mei 1999 plotseling van werkgever omdat deze niet voor tijdige of volledige betaling zorgt van het ziekengeld, het eigenlijke dienstverband bestaat dan nog zodat ondergetekende op dat moment zelfs twee werkgevers heeft!!
De stress en overspanning nemen zodanige vormen aan dat het voor ondergetekende niet mogelijk blijkt te zijn om diens nieuw verworven arbeid (vijf dagen per week) vol te houden en besluit de arbeidsovereenkomst te verbreken, doch gaat via een uitzendorganisatie een aantal dagen per week aan de arbeid, waarbij per oktober 1999 werkloosheid ontstaat.
Vanwege deze werkloosheid is door mij een uitkering WW aangevraagd waarbij de aanvraag in eerste instantie is afgewezen vanwege het feit dat ik al de beschikking had over een volledige wao-uitkering waaraan ik opmerk dat door mij op geen enkele wijze is verzocht om deze uitkering, bovendien is deze uitkering berekend aan de hand van de vorige wao-uitkering, overigens is aan mij destijds (26 februari 1996) een beslissing uitgereikt waarin werd medegedeeld dat vanwege volledige inkomsten uit arbeid (en vast dienstverband) per d.d. 30 januari 1995 de uitkering niet tot uitbetalen zou komen en dit ten hoogste 36 maanden zou (kunnen) duren.
Het zal duidelijk moge zijn dat uw organisatie onjuist en verwijtbaar heeft gehandeld van waaruit bovendien ernstige schade en letsel is ontstaan waarvoor ik (nogmaals) volledige schadevergoeding wens te ontvangen…"
20. Het hoofdkantoor van het Gak te Amsterdam wees verzoekers schadeclaim bij brief van 31 augustus 2000 als volgt af:
"…In uw brief van 31 juli 2000 en in een fax van 27 februari 2000 hebt u onze organisatie, Gak Nederland B.V., aansprakelijk gesteld voor door u geleden materiële en immateriële schade. U hebt aangegeven dat u door toedoen van onze organisatie "volledig economisch en psychisch kapot bent gemaakt". Als gevolg daarvan hebt u naar uw mening schade geleden.
De materiële schade betreft door u gederfde inkomsten -waarvan u overigens de hoogte niet aangeeft- en een bedrag van f 16.000,--, betrekking hebbend op een ontruiming van de door u bewoonde huurwoning en verlies van de volledige inrichting daarvan.
Daarnaast stelt u dat er grote onoverbrugbare sociale problemen bij u zijn ontstaan en u tevens last hebt van psychische klachten. Op grond daarvan meent u recht te hebben op vergoeding van door u geleden immateriële schade.
In uw brief van 31 juli 2000 hebt u vervolgens een opsomming gegeven van gebeurtenissen en feiten die volgens u hebben geleid tot de situatie waarin u thans verkeert en die volledig zijn toe te schrijven aan de handelwijze van onze organisatie.
Voor een aanspraak op schadevergoeding als door u verzocht is een onrechtmatig handelen als bedoeld in artikel 6:162 van het Burgerlijk Wetboek vereist.
Die eventuele onrechtmatig dient beoordeeld te worden op grond van de in uw brief van 31 juli 2000 aangegeven feiten en omstandigheden.
U geeft in deze brief onder meer aan dat Gak Nederland B.V. gebruik heeft gemaakt van onjuiste adresgegevens, waarvoor geen duidelijke verklaring is gegeven.
U voert tevens aan dat er tot op heden nog geen verantwoording is gegeven voor de inhoud van de beslissing van 19 april 1999.
Voorts hebt u meegedeeld dat er bij u langdurige arbeidsongeschiktheid en letselschade is ontstaan door de handelwijze van onze organisatie.
Uit de ons ter beschikking staande stukken is gebleken dat u over de hierboven genoemde onderwerpen inmiddels twee maal een klacht hebt ingediend bij de Nationale ombudsman. Bij brief van 11 april 2000 is de Nationale ombudsman uitgebreid ingegaan op de door u ingediende klachten en heeft hij onder punt 4 een oordeel gegeven over de onjuiste adressering van de aan u toegezonden stukken. Hij is tot de conclusie gekomen dat u daarvan geen schade hebt ondervonden.
Alleen voor de onjuiste adressering van de brief van 6 december 1999, waarin werd besloten om u geen WAO-uitkering uit te betalen over de periode van 1 mei 1999 tot 1 oktober 1999, zou kunnen gelden dat deze, omdat er sprake is van een rechtsgevolg, schade zou hebben opgeleverd.
Dat is echter niet het geval geweest.
Bij inzage in het dossier hebt u immers kennis genomen van dit besluit en daartegen bezwaar aangetekend. Nu op het door u tegen dit besluit ingediende bezwaar inmiddels is beslist, bent u niet in uw rechten geschaad.
In zijn brief van 11 april 2000 heeft de Nationale ombudsman tevens meegedeeld dat hij op basis van de hem op dat moment ter beschikking staande stukken niet inzag waarop u een bij onze organisatie in te dienen verzoek om schadevergoeding zou kunnen baseren. Voorts bestond er naar zijn mening geen aanleiding om te veronderstellen dat onze organisatie gehouden was om een dergelijke schadeclaim te honoreren.
Met de Nationale ombudsman zijn wij van mening dat u geen schade kunt hebben geleden als gevolg van het feit dat onze organisatie onjuiste adressen heeft gebruikt voor de verzending van voor u bestemde stukken.
In uw brief van 31 juli jl. deelt u ook mee dat er tot op heden geen uitleg is gegeven over de inhoud van de beslissing van 19 april 1999. U doelt hier naar alle waarschijnlijkheid op het besluit van 29 april 1999. In dat besluit is meegedeeld dat, gelet op het feit dat u ingaande 11 april 1999 geen inkomsten uit arbeid meer ontving, de eerder toegepaste korting wegens inkomsten uit arbeid komt te vervallen.
Wanneer u het met dit besluit niet eens was geweest, omdat bij het nemen daarvan naar uw oordeel uitgegaan was van onjuiste gegevens, had u tegen dit besluit bezwaar kunnen aantekenen. Het aantekenen van bezwaar had immers kunnen leiden tot het wegnemen van mogelijke onjuistheden. Daarvoor is de bezwaarprocedure met name bedoeld.
U hebt echter, ook na inzage in het dossier, nagelaten om bezwaar tegen dat besluit aan te tekenen. Daarmee is de inhoud van dat besluit, ook ten aanzien van de motivering, onherroepelijk geworden.
Uit de ons ter beschikking staande stukken blijkt dat de Nationale ombudsman, die inmiddels een tweede klacht van u in behandeling heeft over de handelwijze van onze organisatie, u op de hoogte heeft gesteld van de inhoud van onze brief van 10 augustus 2000. Gelet op het feit dat in die brief uitgebreid is ingegaan op (de toepassing van) het bepaalde in artikel 44 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, zullen wij in deze brief daarop niet ingaan, met name niet nu u bij brief van 23 augustus jl. aan de Nationale ombudsman hebt gereageerd op het gestelde in die brief en de Nationale ombudsman op dit moment de klacht nog niet definitief heeft afgewikkeld.
Uw verzoek om immateriële schadevergoeding baseert u op een door toedoen van onze organisatie voor u ontstane ernstige psychische en financiële problematiek.
U verwijst daarbij onder meer naar uw faillissement, het feit dat u gescheiden bent, het verlies van woonruimte en het feit dat u uiteindelijk dakloos bent.
Uit onze stukken blijkt echter dat de persoonlijke omstandigheden, waarin u thans verkeert, aan uw eigen handelwijze te wijten zijn.
Een faillissement wordt aangevraagd en uitgesproken wanneer blijkt dat schuldeisers geen voldoening van hun vorderingen krijgen. Zij maken dan gebruik van de in de wet gegeven mogelijkheid om het faillissement van de debiteur aan te vragen.
Naast het Landelijk instituut sociale verzekeringen waren er diverse andere schuldeisers o.a. de bank, de fiscus, Scala, het ziekenfonds en de woningbouwvereniging. Uw faillissement is aangevraagd door de woningbouwvereniging.
Gelet op het feit dat er bij brief van 12 oktober 1998 een voorlopige afbetalingsregeling was getroffen voor de vordering van het Landelijk instituut sociale verzekeringen, had het Landelijk instituut sociale verzekeringen ook geen belang bij het aanvragen van uw faillissement. Als het zo is dat de vordering van het Landelijk instituut sociale verzekeringen bij de behandeling van de faillissementsaanvraag is genoemd is dit ten onrechte en buiten zijn medeweten gebeurd. Dat is het Landelijk instituut sociale verzekeringen dan ook niet toe te rekenen.
Ook de wijzigingen in uw leef- en woonomstandigheden zijn niet veroorzaakt door de handelwijze van onze organisatie.
Voor zover onrechtmatig zou zijn gehandeld als bedoeld in artikel 162 van het Burgerlijk Wetboek -hetgeen wordt ontkend- dient het door u ingediende verzoek om vergoeding van door u geleden materiële en immateriële schade te worden afgewezen, omdat het voor toekenning van schadevergoeding vereiste causaal verband tussen de gedragingen en de schade ontbreekt.
Bovendien ontbreekt het aan specificatie van de schade.
Het zal u duidelijk zijn dat en om welke reden Gak Nederland B.V. uw schadeclaim afwijst…"
21. In zijn brief van 31 augustus 2000 verwees het Gak onder meer naar de passage onder punt 4. in de brief van 11 april 2000, die de Nationale ombudsman aan verzoeker had verzonden. Deze passage luidt, voor zover van belang, als volgt:
"Uit hetgeen u (…) naar voren heeft gebracht maak ik op dat u de indruk heeft dat het feit dat het Gak aan u gerichte brieven naar een onjuist adres heeft gezonden voor een groot deel de oorzaak is van de moeilijke financiële situatie waarin u verkeert. Op basis van de door u aan mij gezonden stukken deel ik die indruk vooralsnog niet. Ik wijs u erop dat van de brieven die het Gak naar een verkeerd adres heeft gezonden slechts de beschikking van 6 december 1999, waarin het Gak u meedeelt over de periode 1 mei 1999 tot 1 oktober 1999 aan u geen WAO zal worden uitbetaald, rechtsgevolg heeft. Nadat u bij inzage in uw dossier kennis had genomen van dat stuk had u bezwaar kunnen aantekenen tegen die beschikking."
22. Bij brief van 17 september 2000 stelde verzoeker de volgende twee vragen aan het hoofdkantoor van het Gak te Amsterdam:
Vraag 1.
Waarom heeft uw organisatie aan mij d.d. 14 april 1999 een reintegratieplan gezonden, terwijl uw organisatie op 29 april 1999 meld dat er geen inkomsten meer zijn uit arbeid per d.d. 11 april 1999.
(…)
Vraag 2.
Waarom heeft uw organisatie geen (ver)melding gemaakt van de verdiensten na 11 april 1999 tot en met 30 april 1999, om u enigszins te helpen met deze kennelijk zo moeilijke vraag wijs ik in de richting van transportgroep B, en zelfs tijdens dit dienstverband naar R.-transportdiensten…"
23. Verzoeker ontving bij brief van 9 oktober 2000 de volgende reactie van het hoofdkantoor van het Gak te Amsterdam op zijn vragen bij brief van 17 september 2000:
"…Op 8 april 1999 ontvangen wij van uw voormalige werkgever B Int. Transporten bv een ziekmelding per 11 januari 1999. Dit is gebeurd in de vorm van een voorlopig reïntegratieplan. De beoordeling van dit plan wordt op 14 april 1999 schriftelijk aan u teruggekoppeld.
Aangezien u op dat moment een uitkering had op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid, welke op grond van artikel 44 wao wordt toegepast als ware u minder dan 15% arbeidsongeschikt, werd in overleg met verzekeringsarts dit kortingsartikel 13 weken na de 1e ziektedag ingetrokken. Concreet betekent dit per 11 april 1999 een onverkorte uitkering op basis van 80-100% arbeidsongeschiktheid. Dit werd met onze beschikking van 29 april 1999 aan u kenbaar gemaakt.
Van uw aansluitende dienstverbanden bij de werkgevers M. bv en R. Transportdiensten, waren wij op dat moment niet op de hoogte.
Dit onderkennen wij pas op 3 augustus 1999 toen wij via onze afdeling ziektewet hebben vernomen dat u zich op 14 juli 1999 ziek heeft gemeld bij R. Transportdiensten.
U heeft ons niet uit eigen beweging ingelicht over deze werkzaamheden…"
24. In reactie op de afwijzing van zijn verzoek tot vergoeding van schade door het Gak bij brief van 31 augustus 2000, liet verzoeker de Nationale ombudsman bij brief van 10 oktober 2000 het volgende weten:
"…Vanwege de voortslepende kwestie met de organisatie Gak doe ik u hierbij de brief in kopie toekomen welke ik laatstelijk mocht ontvangen op het door mij gedane verzoek tot schadevergoeding (…).
De organisatie Gak doet het in haar brief voorkomen alsof de Nationale ombudsman al een eindrapport heeft uitgebracht waarin is opgekomen dat klager geen schade gehad of geleden kan hebben van verkeerd gezonden poststukken, klager bestrijdt en betwist de juistheid hiervan.
Verder heeft de organisatie te kennen gegeven op geen enkele wijze aansprakelijkheid te willen aanvaarden, ook niet voor de thans (sedert december 1999) langdurig aangevangen arbeidsongeschiktheid welke steeds is gecontroleerd door de verzekeringsgeneeskundige (…) van de organisatie Gak.
De brief vermeldt verder dat door klager na inzage in de dossierstukken geen bezwaar of beroep is ingesteld, ditgene is op zijn minst ridicuul te noemen omdat klager direct na inzage een aantal feiten waaronder de beslissing van 29 april 1999 is inbegrepen heeft voorgelegd aan de directeur van de organisatie Gak welke de beantwoording daarvan tot op heden heeft nagelaten, bovendien wordt in de brief van 16 februari 1999 expliciet verantwoording gevraagd t.a.v. het opnieuw uitbetalen van de Wao uitkering!! (de brief is overigens in uw bezit)
Omdat de organisatie Gak tot nu toe blijft volhouden dat het door haar gevoerde beleid volkomen terecht is geweest, heeft klager voor de zoveelste maal om opheldering verzocht inzake voorgenoemde beslissing waarin is vermeld dat klager geen inkomsten (uit arbeid) per 11 april 1999 zou hebben. (niets is minder waar!!!)
Het statusoverzicht van het Gak (inmiddels ook in uw bezit) is volkomen duidelijk en geeft aan dat er ten tijde van 11 april 1999 sprake was van een normaal dienstverband (tot 30 april 1999) bij een en dezelfde werkgever*
Omdat klager een geschil had met de werkgever omtrent niet uitbetaalde overuren meldde klager zich ziek, bovendien werd door klager op 19 april 1999* arbeid verricht voor R. -transportdiensten. (uitzendburo)
De opnieuw uitbetaalde wao-uitkering per 11 april 1999 is dan ook volkomen onjuist omdat door de werkgever op normale wijze ziekengeld werd uitbetaald, boven dit alles gaat bovendien het inkomstenformulier waarin is vermeld dat indien ditgene niet uiterlijk 20 februari 1998 geretourneerd zou zijn de (uitbetaling) uitkering zou worden gestopt. (…)
De gehele zaak is enige weken geleden opnieuw voorgelegd aan (…) het Gak te Amsterdam afd. wao-klachten, (…) hoewel de door mij gezonden brief volkomen duidelijk is geeft het Gak (afdeling list en bedrog) opnieuw ontwijkende antwoorden, of antwoorden die niet in verhouding staan tot de vraagstelling, bovendien deelt men mede geen wetenschap te hebben van aansluitende dienstverbanden na 30 april 1999, de organisatie vergeet dan gemakkelijkheidshalve dat zij zelf aan klager op 8 mei 1999 een statusoverzicht heeft gezonden waarin dit nieuwe dienstverband is vermeld. (…)
Het ontvangen statusoverzicht vermeldt dat indien het geregistreerde juist is klager niets hoeft te doen, de organisatie Gak verwijt klager wederom in haar laatste brief opnieuw dat deze nooit uit eigen beweging mutaties doorgeeft, ik merk dienaangaande op dat ook al zouden zij direkt worden doorgegeven aan de de organisatie Gak zij daar toch geen notie van nemen (zie brief van 16 februari 1999) van waaruit bijvoorbeeld gebleken is dat het Gak ondanks de schriftelijk gedane mededeling van onjuist adres toch een onjuist adres gehanteerd werd…"
25. Naar aanleiding hiervan stelde verzoeker bij fax van 17 oktober 2000 de volgende vraag aan het hoofdkantoor van het Gak te Amsterdam:
"…Waaruit is gebleken dat ik per 11 april 1999 geen inkomsten uit arbeid of salaris meer zou hebben bij mijn vaste werkgever B. te Y…"
26. Daarop ontving verzoeker bij brief van 4 december 2000 het volgende antwoord van het hoofdkantoor van het Gak te Amsterdam:
"…De datum 11 april 1999 waar u naar verwijst is de dag dat de kortingsartikelen zijn ingetrokken in verband met uw ziekte per 11 januari 1999. Hierover bent u ingelicht met onze beslissing van 29 april 1999. In deze beslissing is abusievelijk geschreven dat de korting is komen te vervallen omdat u geen inkomsten uit arbeid meer had. Wij bieden u hiervoor onze excuses aan.
Op het moment dat deze beslissing werd geschreven is helaas door de betreffende claimbehandelaar over het hoofd gezien dat er nog sprake was van een dienstverband bij werkgever B. te Y, waardoor de nabetaling vanaf 11 april 1999 per ongeluk aan u is betaald.
Op 30 april 1999 bent u bij deze werkgever uit dienst getreden, en trad u met ingang van 3 mei 1999 in dienst bij een andere werkgever. De uitkering werd echter niet aangepast omdat u deze datum niet uit eigener beweging heeft opgegeven…"
B. Standpunt verzoeker
1. Voor het standpunt van verzoeker wordt verwezen naar de klachtformulering onder Klacht.
2. Ter toelichting bracht verzoeker in zijn verzoekschrift - voor zover hiervan belang - nog het volgende naar voren:
"…Ter verduidelijking merk ik op dat door klager eerst in november aan het Gak mededeling is gedaan van het gebruik van "onjuiste adressering" en zelfs een tweede en derde maal in een later stadium, het Gak bleef echter onjuiste adressering aanhouden.
Ook de brief welke afkomstig is van de directeur van het Gak Vlaardingen wordt gewoon naar het verkeerde adres gezonden, de schriftelijke afhandeling van deze klacht laat eveneens te wensen over, het merkwaardige feit doet zich voor dat het Gak een andere (Gemeentelijke)basisadministratie hanteert dan de Gemeente waarin ik woon (…).
Verdergaande vinden talrijke procedurele onjuistheden plaats, ook met eenvoudige aangelegenheden worden fouten gemaakt, die in de brief genoemde postcode behoort toe aan o.a. B. 63 de oneven nummering!!…"
3. In een nadere toelichting op zijn verzoekschrift wees verzoeker nog op het volgende:
"…Voorts merk ik zeer nadrukkelijk op dat het Gak na de aan mij verleende inzage in de stukken onmiddellijk is verzocht om minutieuze verklaring en verantwoording te leveren n.a.v. het hervatten van de uitbetaling van de wao-uitkering, door klager is nooit enig verzoek ingediend aangaande het (her)betaalbaar stellen van genoemde uitkering, noch is er (ten tijde van 11 april 1999 zoals in de brief omschreven van 29-04-99) van enige inkomensdaling sprake geweest, klager had op dat moment volledig dienstverband d.m.v. het aan mij gezonden "reïntegratieplan" bij brief d.d. 14-04-1999 bevestigt het Gak immers zelf dat er wel degelijk inkomsten zijn!!!!
Verdergaande is voornoemde beslissing omtrent het niet hebben en het herbetaalbaar stellen van de Wao-uitkering weliswaar van latere datum toch grijpt zij terug op een eerdere datum nl. 11-04-99!! Het aan mij gezonden reïntegratieplan is van 14-04-99!! Zodat ditgene in feite de laatst genomen beslissing is, voorts zou klager niet weten op welk stuk hij destijds (bezwaar en beroep; N.o.) diende in te stellen, op een reïntegratieplan staat immers geen beroep open!
Aangezien klager aaneengesloten arbeid blijft verrichten tot 11 oktober 1999 en ook niet in het bezit is gekomen van de "later" genomen beslissingen (3-12-99) die in aanhechting staan tot de beslissing van 11 april 99 wegens verzending naar een onjuist adres (terwijl het Gak wel degelijk het juiste adres kende) kan het Gak naar mijn oordeel geen verwijten maken.
Daarnaast verwijst klager nogmaals naar de door het Gak genomen beslissing in 1995 waarin de uitkering wegens het hebben van vast dienstverband voor de duur van ten hoogste 36 maanden ofwel tot 31-01-1998 blijft voortbestaan doch niet tot uitbetaling komt.
Verdergaande heeft Gak mij n.a.v. de brief waarin zij mededeling doet dat er al een Wao-uitkering wordt uitbetaald mij niet in de gelegenheid gesteld om beroep aan te tekenen…"
C. Standpunt GAK NEDERLAND BV
1. In het kader van het onderzoek door de Nationale ombudsman werden Gak Nederland BV de volgende vragen voorgelegd:
"1. Wat is aanleiding geweest om verzoekers adres op 5 juli 1999 te wijzigen van B. 63 te Y in B. 10 te Y, zoals aan verzoeker meegedeeld bij brief van 3 januari 2000?
2. Hoe valt het te verklaren dat, ondanks deze wijziging, na 15 juli 1999 nog brieven zijn gestuurd naar het adres B. 63 te Y (zie bijvoorbeeld de brieven van 3, 6 en 13 december 1999)?
3. Hoe valt te verklaren dat in de periode vóór december 1999 een brief is gestuurd naar het adres M. 10 te Y, namelijk de brief van 27 oktober 1999 inzake de afwijzing van verzoekers aanvraag om een WW-uitkering? Dit adres was overigens op dat moment al bijna een jaar het woonadres van verzoeker.
4. Met ingang van wanneer en naar aanleiding waarvan is verzoekers adres gewijzigd in M. 10 te Y?
5. Hoe valt te verklaren dat op 8 mei 2000 door kantoor Leiden nog een brief is gestuurd naar het adres B. 10 te Y, terwijl er in de periode daarvoor al brieven werden verstuurd naar het adres M. 10 te Y?
6. Is van verzoeker ooit een adreswijziging ontvangen?
7. Indien van een derde informatie wordt ontvangen betreffende een adreswijziging van een uitkeringsgerechtigde - zoals in dit geval kennelijk via Randstad - wordt de juistheid van deze informatie dan nog geverifieerd bij de betreffende uitkeringsgerechtigde zelf of via de gemeentelijke basisadministratie?
8. In de beslissing van 26 februari 1996 aan verzoeker inzake een wijziging in de uitbetaling van zijn aaw/wao-uitkering staat dat deze wijziging hooguit 36 maanden zal duren.
Wat is de achtergrond van deze mededeling? Welke actie had na maximaal 36 maanden moeten worden genomen? Is dit gebeurd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke actie is precies ondernomen en tot welke conclusie heeft dit geleid?
9. Waarom is bij brief van 29 februari 2000 aan verzoeker meegedeeld dat het Gak slechts via een gemachtigde met hem wil corresponderen, terwijl in de brief van het Gak van 25 februari 2000 aan verzoeker is meegedeeld dat de eis van vertegenwoordiging door een gemachtigde alleen wordt gesteld bij telefonische contacten en bij eventuele bezoeken aan het Gak-kantoor?
10. Bent u, gelet hierop, alsnog bereid verzoekers brief van 27 februari 2000 te beantwoorden?"
2. In reactie op de klacht en in antwoord op de gestelde vragen deelde Gak Nederland BV bij brief van 10 augustus 2000 het volgende mee:
"…vraag 1.
De wijziging van het adres naar B. 10 te Y valt helaas niet te verklaren. Vermoedelijk heeft er intern een onbedoelde verwisseling van huisnummers plaatsgevonden.
Kortom een menselijke fout waarvan wij niet kunnen achterhalen hoe dit gebeurd is.
Betrokkene heeft inmiddels een excuusbrief ontvangen (…).
vraag 2.
Ondanks het feit dat het juiste adres (M. 10) in onze systemen was geregistreerd, is in het claimdossier zelf het adres onjuist geadministreerd. Er waren stickers in het dossier aanwezig met het onjuiste adres (B. 63). Bij verzending van de brieven van 3, 6, en 13 december 1999 is zonder het systeem te raadplegen het foutieve adres gebruikt.
Hierbij moet worden opgemerkt dat de arbeidsdeskundige niet gehouden is om het systeem te raadplegen bij verzending van de vooraankondiging.
Het dossier dient op de juiste wijze geschoond te zijn door andere disciplines. Helaas heeft de claimbehandelaar hier niet adequaat op gereageerd. De klacht over de onjuiste adressering van de betreffende brieven is derhalve gegrond te noemen.
vraag 3.
Belanghebbende heeft op 25 oktober 1999 een WW-aanvraag ingediend in verband met zijn verlies aan uren bij het Uitzendbureau V. Het adres, dat werd gehanteerd bij de afwijzingsbeslissing WW, is overgenomen van de aanvraag van de belanghebbende.
Hierdoor is deze beslissing naar het juiste adres gegaan.
vraag 4.
Uit het dossier is niet gebleken dat belanghebbende ooit uit eigen beweging een adreswijziging heeft doorgegeven aan het Gak. Belanghebbende heeft de adreswijzigingen klaarblijkelijk wel doorgegeven aan de Gemeente/bevolking. Omdat een koppeling met deze dienst in het systeem (RBR en Resa/Fasa) aanwezig is, wordt het adres automatisch gewijzigd (…) in Resa/Fasa. Hierdoor is op bepaalde momenten wel het juiste adres aangehouden. Belanghebbende heeft door geen adreswijziging door te geven in feite niet aan de mededelingsverplichting voldaan. Eigenlijk had een strafkorting opgelegd kunnen worden.
vraag 5.
Zie voorgaande verklaringen
vraag 6.
Zie voorgaande verklaringen.
Vraag 7.
In dit geval wordt er geen nader onderzoek verricht naar het adres, daar belanghebbende zich ziek meldt bij het uitzendbureau, waarbij men in de gelegenheid wordt gesteld om het juiste adres door te geven. Werkgever neemt diens verklaring over op de ziekmelding. Derhalve gaat het Gak ervan uit dat de n.a.w. (naam, adres, woonplaats) gegevens afdoende zijn geverifieerd en neemt men de gegeven over voor controle ZW.
Vraag 8.
(…)
Belanghebbende heeft vanaf 30 januari 1995 werkzaamheden verricht (die belanghebbende overigens ook niet uit eigen beweging heeft opgegeven). Daar niet vaststond, dat deze werkzaamheden algemeen geaccepteerde arbeid betroffen, waarvoor de krachten en bekwaamheden van belanghebbende toereikend waren, is artikel 44 WAO toegepast.
Artikel 44.
1. Indien degene, die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, inkomsten uit arbeid geniet, wordt zolang niet vaststaat of deze arbeid als arbeid bedoeld is in artikel 18, vijfde lid, kan worden aangemerkt, de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet ingetrokken of herzien, doch wordt die uitkering:
niet uitbetaald indien de inkomsten uit arbeid zodanig zijn, dat als die arbeid wel de in artikel 18, vijfde lid, bedoelde arbeid zou zijn, niet langer sprake zou zijn van een arbeidsongeschiktheid van tenminste 15%
indien het bepaalde onder a niet van toepassing is, uitbetaald tot een bedrag ter grootte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, zoals deze zou zijn vastgesteld, indien die arbeid wel de in artikel 18, vijfde lid bedoelde arbeid zou zijn.
De toepassing van het bepaalde in het eerste lid vindt ten hoogste plaats over een aaneengesloten termijn van drie jaren, aanvangende op de eerste dag waarover de inkomsten uit arbeid bedoeld in dat lid worden genoten.
Deze termijn wordt geacht niet te zijn onderbroken, indien gedurende perioden van korter dan vier weken geen inkomsten uit arbeid worden genoten. Na afloop van de in de eerste volzin genoemde termijn wordt in het eerste lid bedoelde arbeid aangemerkt als arbeid, bedoeld in artikel 18, vijfde lid.
Na 3 jaar (36 maanden) zou in principe met toepassing van art. 44, 2e lid, de arbeid als algemeen geaccepteerd worden beschouwd en een definitieve herziening van de mate van arbeidsongeschiktheid plaatsvinden, mits er geen onderbreking van meer dan 4 weken plaatsvindt.
Belanghebbende is vóór het verstrijken van de 36 maanden een aantal malen langer dan 4 weken ziek geweest. De termijn van 36 maanden gaat opnieuw lopen als deze onderbreking eindigt door inkomsten uit arbeid.
De maximale termijn van 3 jaar is derhalve tot op heden niet bereikt. Een definitieve herziening van de mate van arbeidsongeschiktheid dan wel een intrekking van art. 44 is dus niet tot stand gekomen.
Belanghebbende wordt derhalve nog altijd volledig arbeidsongeschikt geacht. De afwijzing WW is hierdoor overigens terecht te noemen.
vraag 9.
Dit is inderdaad niet correct. Waar het om gaat, is dat wij geen mondeling of fysiek contact wensen met (verzoeker; N.o.) Uiteraard zijn wij wel bereid om schriftelijk te communiceren.
vraag 10.
De brief van 27 februari 2000 zal worden beantwoord door de juridische afdeling van het hoofdkantoor.
De brief van 31 juli 2000 van (verzoeker; N.o.), welke is gericht aan B. van eerder genoemde afdeling, heeft dezelfde strekking…"
D. Reactie verzoeker
1. Naar aanleiding van het standpunt van Gak Nederland BV inzake verzoekers klacht, werden verzoeker nog de volgende vragen voorgelegd:
"…1. Is het juist, zoals het Gak stelt, dat u nooit uit eigen beweging een adreswijziging heeft doorgegeven aan het Gak? Zo ja, waarom heeft u dit niet gedaan?
Zo dit niet juist is, verzoek ik u aan te geven wanneer u het Gak van uw adreswijziging op de hoogte heeft gesteld. Zo mogelijk, verzoek ik u stukken te overleggen waaruit dit blijkt.
2. Tevens verzoek ik u in te gaan op het standpunt van het Gak dat de periode van 36 maanden als bedoeld in artikel 44, tweede lid van de WAO in uw geval nog niet is verstreken, omdat u voor het verstrijken van deze termijn - 30 januari 1998 - een aantal malen langer dan vier weken ziek bent geweest. Hierdoor is er volgens het Gak geen sprake van een ononderbroken periode van 36 maanden. Bovendien zijn deze onderbrekingen steeds geëindigd door inkomsten uit arbeid, waardoor de termijn van 36 maanden volgens het Gak opnieuw gaat lopen.
Indien u het met de weergave van het Gak niet eens bent, verzoek ik gemotiveerd aan te geven welke punten dit betreft. In dat geval verzoek ik u zo mogelijk stukken te overleggen waaruit blijkt dat de weergave van het Gak onjuist is…"
2. In reactie op het standpunt van Gak Nederland BV en in antwoord op de gestelde vragen deelde verzoeker bij brief van 23 augustus 2000 het volgende mee:
"…Ingevolge uw brief (…) merk ik n.a.v. vraag nr. 1 op dat de organisatie Gak steeds op de hoogte is geweest van het juiste woonadres van klager, verhuizing(en) zijn door klager steeds tijdig doorgegeven aan diens vaste werkgever en aan het gemeentelijk bevolkingsregister, ten aanzien van de geplaatste opmerking door de organisatie Gak dat klager nog nooit zijn juiste adres heeft opgegeven wens ik aansluitend op te merken dat door het Gak d.d. 3 mei 1999 nog een registratiebericht werd gezonden. (…)
Van de adreswijziging daarna, 15 juli 1999 welke door R. aan het Gak zou zijn opgegeven is niets terug te vinden, ook is er geen (wettelijk) verplicht registratiebericht aan mij gezonden, toen het klager eenmaal duidelijk was dat door het Gak verkeerde adressering werd gehanteerd heeft deze direct aangedrongen op verbetering, in eerste instantie mondeling en later schriftelijk middels een aangetekend schrijven!! (16 febr. 2000) aan directeur (…) van het Gak, ondanks deze brief bleef het Gak gebruik maken van onjuiste van onjuiste adressering. (…)
Overigens merk ik op dat door R. nooit het adres B nr. 10 is gebruikt inzake ziekmelding, maar het juiste adres M. 10, op 28 juli 99 heeft klager zelfs hiervan een bevestiging ontvangen (…). Het gegeven antwoord op de door u aan het Gak gestelde vraag (7) klopt dus in het geheel niet, ook in het verleden werd al eens onzorgvuldig omgesprongen met klagers adres (…).
Daarnaast doet het Gak Amsterdam het voorkomen alsof de klacht omtrent onjuiste adressering nog naar net bij hen bekend was, (20 juli 2000) niets is minder waar.
Bovendien wordt in de bewuste brief gesuggereerd dat klager ook klachten zou hebben over rayonkantoor Leiden, ook dit gegeven berust op onwaarheid omdat juist dit kantoor al hetgene heeft gedaan wat rayonkantoor Vlaardingen al dan niet (opzettelijk) heeft nagelaten o.a. onmiddellijke correctie van klagers adres nadat haar bekend was geworden dat foutieve gegevens gehanteerd werden, iets wat rayonkantoor Vlaardingen tot op dat moment zonder opgaaf van reden langdurig heeft geweigerd!
Naast de informatie uit de gemeentelijke basisadministratie en de verstrekte mutatiegegevens door de werkgever van klager heeft het Gak ook middels langdurige briefwisseling (i.v.m. veelvuldige klachten!!) steeds de beschikking gehad over klagers juiste woonadres.
Beantwoording vraag 2.
Dat klager de laatste verhuizing van B. 63 naar M. nr. 10 niet direct heeft doorgegeven aan het Gak komt door het feit dat aan klager bij brief werd gemeld dat zijn Wao-uitkering die al sedert geruime tijd (meer dan 36 maanden) niet meer werd uitbetaald vanwege vaste inkomsten uit arbeid, na 36 maanden zou zijn vervallen, waarbij ik uitdrukkelijk opmerk dat ook de in de brief genoemde termijn van 36 maanden inmiddels meer dan 14 maanden was verstreken.
Verder merkt klager op dat het Gak in de genoemde periode ofwel 50 maanden geen beslissingen of briefstukken heeft gezonden van waaruit kon worden afgeleid dat klager er op bedacht diende te zijn dat de in de beslissing genoemde 36 maanden telkens na 1 maand ziekte opnieuw zou aanvangen (krachtens artikel 44) aanvullend merkt klager op dat er in de genoemde periode ook geen arbeidsdeskundige begeleiding heeft plaatsgevonden.
Dat de organisatie Gak eenzijdig verwijst naar artikel 44 komt m.i. vanwege het feit dat het Gak zich wil redden uit een crisissituatie waarbij "aansprakelijkheid" aan de orde is, overigens is de handelwijze in deze zaak volgens een juriste van het Gak absoluut niet de normale gang van zaken, zij heeft aan klager medegedeeld dat er na 36 maanden (met of zonder onderbreking door ziekteverzuim) een herkeuring plaats had moeten vinden, daarnaast had een (nieuw) veranderd of aangepast maatmanloon moeten worden berekend naar de verdiensten in de voorafgaande 36 maanden (krachtens artikel 26).
Voorts heeft de organisatie Gak mij d.d. 4 februari 1998 een inkomsten-formulier toegezonden vanwege de verdiensten bij de (vaste) werkgever, indien het genoemde formulier niet voor 20 februari 1998 zou zijn geretourneerd (werd aangekondigd) zou de uitbetaling van de uitkering worden stopgezet (…).
Verdergaande merkt klager op dat bij beslissing van 19 april 1999 door de organisatie Gak is medegedeeld dat klager per 11 april 1999 geen inkomsten meer heeft uit arbeid terwijl klager gewoon nog in vast dienstverband bij de werkgever is, bovendien wordt door het Gak aan klager d.d. 14 april 1999 vanwege ziekteverzuim een reïntegratieplan gezonden welke de terugkeer in volledige arbeid voor 100% bij de vaste werkgever regelt. (…)
Klager verwijst naar het ontslagbewijs van transportgroep B. waarin ontslag per (…) 30 april 1999 is geregeld, daarna heeft klager een nieuw dienstverband aanvaard per (…) 1 mei 1999 overigens heeft klager dan al een aantal dagen gewerkt voor R. transportdiensten vanaf 19 april 1999. (…)
De organisatie Gak zal in haar te voeren verweer op de zaken verwijzen naar de uitgebrachte beslissingen waarop door klager geen beroep of bezwaar is ingesteld, dienaangaande merk ik vast op dat dit ook niet nodig was (…) omdat de laatst ontvangen beslissing het reïntegratieplan betrof, alle daarna uitgebrachte beslissingen zijn strijdig met het reïntegratieplan, bovendien is het merendeel van de beslissingen tijdens inzage in het dossier boven water gekomen, daarnaast verkeerde klager door het toedoen van de organisatie Gak in staat van faillissement zodat de beantwoording van eventuele terecht uitgereikte beslissing(en) ook niet normaal verliep…"
E. NADERE INFORMATIE GAK NEDERLAND BV
Naar aanleiding van een verzoek van de Nationale ombudsman verstrekte Gak Nederland BV op 8 februari 2001 het volgende overzicht, met toelichting, van de periodes - gelegen tussen 31 januari 1995 en ultimo 1999 - waarin verzoeker langer dan vier weken geen inkomsten uit arbeid heeft gehad dan wel door ziekte niet heeft kunnen werken:
begin dv : 22-11-99 UITZENDBURO A.
ao : nr eerste dag laatste dag
1 16-05-00 12-12-00
2 01-05-00 02-05-00
- - - -
- - - -
- - - -
- - - -
- - - -
begin dv : 20-04-99 R. TRANSPORT DIENSTEN
ao : nr eerste dag laatste dag
1 14-07-99 14-07-99
2 09-07-99 11-07-99
- - - -
- - - -
- - - -
- - - -
- - - -
begin dv : 30-01-95 (…) B. INTERNATIONALE TRANSPORT
ao : nr eerste dag laatste dag
1 11-01-99 29-04-99
2 08-06-98 02-12-98
3 03-01-97 13-07-97
- - - -
- - - -
- - - -
- - - -
Zie de bovenstaande gegevens:
(Verzoeker; N.o.) is in dienst getreden op 30.1.95, in principe op grond van art. 44 WAO einde anti-cumulatietermijn op 30-01-98 (3 jaarstermijn). (Verzoeker; N.o.) valt langdurig uit op 03-01-97, waardoor er sprake is van intrekking kortingsartikelen, na maximaal 13 weken. Conform art. 44 WAO begint een nieuwe termijn van 3 jaar op het moment dat van hernieuwde toepassing van dit kortingsartikel. Gezien de ziekteperiodes die hierna weer zijn ontstaan (zie bovenstaande) heeft (verzoeker; N.o.) tot op heden niet de max. termijn van 3 jaar bereikt waardoor een definitieve klasse indeling niet heeft plaatsgevonden.
Tekst uit de beschrijving: Duur van de toepassing (zie ook Achtergrond onder 2.; N.o.)
De maximale duur van de toepassing is drie jaar. De wetgever gaat ervan uit dat na deze periode, de arbeid die belanghebbende verricht, als algemeen geaccepteerde arbeid kan worden beschouwd en overeenstemt met zijn krachten en bekwaamheden. Onderbrekingen korter dan vier weken waarin geen (of zodanig lage) inkomsten uit arbeid werden genoten (zo)dat geen anticumulatie kon plaatsvinden - worden niet gezien als een onderbreking van de termijn. Als de onderbreking langer dan vier weken duurt begint een nieuwe termijn. Bij vermoeden van misbruik kan direct schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid plaatsvinden.
Vanzelfsprekend kan de definitieve schatting ook eerder plaatsvinden als niet meer aan de voorwaarden voor anticumulatie wordt voldaan doordat al eerder duidelijk is dat er sprake is van gangbare arbeid. Om die reden moet dan ook altijd het besluit om te anticumuleren in plaats van direct op basis van de arbeidsinkomsten tot schatting over te gaan gepland worden wanneer onderzocht gaat worden of nog langer van twijfel met betrekking tot de vraag of de arbeid gangbaar is. Het tijdstip waarop deze onderzoeken moet plaatsvinden is afhankelijk van de reden die er bij de aanvang van de arbeid was om nog niet te schatten. Globaal kan worden gezegd, dat na uiterlijk 6 maanden zo'n onderzoek moet plaatshebben. Als dan besloten wordt tot voortzetting van de anticumulatie moet ook duidelijk en gepreciseerd worden gerapporteerd hoe het verloop tot dusverre is geweest met betrekking tot de aspecten waaraan twijfel bestond bij de aanvang van de arbeid en waarom deze twijfel nog voortduurt en welke maatregelen getroffen worden om aan die twijfel op zo kort mogelijke termijn een eind te maken.
Zodra de termijn van 3 jaar is afgelopen moet in elk geval schatting plaatsvinden op basis van de feitelijke inkomsten en mag art. 44 WAO, art. 58 Waz en art. 50 Wajong niet meer worden toegepast.
Ziek of werkloos worden tijdens anticumulatie
Tijdens toepassing van art. 44 WAO, art. 58 Waz en art. 50 Wajong kan belanghebbende ziek of werkloos worden. De toepassing van art. 44/58/50 wordt dan nog niet direct beëindigd. Bij werkstaking wegens ziekte of werkloosheid treedt de zw/ww-uitkering of de loondoorbetaling van de werkgever dan in de plaats van de verdiensten uit arbeid. Bij werkloosheid wordt de anticumulatie voortgezet zolang er recht is op de werkloosheidsuitkering.
Bij ziekte wordt na uiterlijk 13 weken arbeidsongeschiktheid de toepassing van art. 44/58/50 beëindigd. Vóórdat de termijn van 13 weken is verstreken moet al op een eerder moment, namelijk tegen de tijd dat de belanghebbende 4 weken ziek is het oordeel van de va (verzekeringsarts; N.o.) en zo nodig ook van de ad (arbeidsdeskundige; N.o.) worden gevraagd. De arbeidsongeschiktheidsuitkering wordt zodra tot beëindiging van de anticumulatie wordt besloten weer teruggebracht naar het uitkeringspercentage dat hoort bij de formele arbeidsongeschiktheidsklasse.
Die arbeidsongeschiktheidsklasse kan overigens in sommige gevallen veranderen als gevolg van de ingetreden ziekte; zie hiervoor.
Termijn van 4 weken
Volgens de richtlijnen van het Lisv wordt, zodra de ongeschiktheid vier weken heeft geduurd, beoordeeld of er reden is de anticumulatie te beëindigen. Indien dat het geval is, wordt de anticumulatie beëindigd per toekomende datum. Praktisch gesproken betekent dit, dat kort voordat de ongeschiktheid tot werken vier weken heeft geduurd, moet worden beoordeeld of sprake is van een blijvende of langdurige ongeschiktheid. Indien dat het geval is wordt de anticumulatie beëindigd ingaande de 29e dag nadat de belanghebbende zijn werk wegens ziekte heeft gestaakt. Het kan zijn dat als gevolg van een late ziekmelding de va-beoordeling niet binnen vier weken na aanvang van de ziekte kan plaatsvinden. De va-beoordeling vindt dan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de ziekmelding plaats. Indien de va van oordeel is dat sprake is van blijvend of langdurig verzuim en er dus reden is de anticumulatie te beëindigen, vindt die beëindiging plaats per datum ontvangst van de ziekmelding. De anticumulatie wordt in ieder geval niet vóór de 29e dag nà aanvang van de ongeschiktheid beëindigd.
Achtergrond
1. Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (Wet van 18 februari 1996, Stb. 84)
Artikel 44, eerste en tweede lid:
"1. Indien degene, die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, inkomsten uit arbeid geniet, wordt, zolang niet vaststaat of deze arbeid als arbeid, bedoeld in artikel 18, vijfde lid, kan worden aangemerkt, de arbeidsongeschiktheidsuitkering niet ingetrokken of herzien, doch wordt die uitkering:
a. niet uitbetaald indien de inkomsten uit arbeid zodanig zijn dat, als die arbeid wel de in artikel 18, vijfde lid, bedoelde arbeid zou zijn, niet langer sprake zou zijn van een arbeidsongeschiktheid van ten minste 15% of
b. indien het bepaalde onder a niet van toepassing is, uitbetaald tot een bedrag ter grootte van de arbeidsongeschiktheidsuitkering, zoals deze zou zijn vastgesteld, indien de arbeid wel de in artikel 18, vijfde lid, bedoelde arbeid zou zijn.
2. De toepassing van het bepaalde in het eerste lid vindt ten hoogste plaats over een aaneengesloten termijn van drie jaren, aanvangende op de eerste dag waarover de inkomsten uit arbeid bedoeld in dat lid worden genoten.
Deze termijn wordt geacht niet te zijn onderbroken indien gedurende perioden van korter dan vier weken geen inkomsten uit arbeid wordt genoten. Na afloop van de in de eerste volzin genoemde termijn wordt de in het eerste lid bedoelde arbeid aangemerkt als arbeid, bedoeld in artikel 18, vijfde lid.
2. Leidraad Gak inzake anticumulatie artikelen 44 WAO/58 Waz/50 Wajong
"…Duur van de toepassing
De maximale duur van de toepassing is drie jaar. De wetgever gaat ervan uit dat na deze periode, de arbeid die belanghebbende verricht, als algemeen geaccepteerde arbeid kan worden beschouwd en overeenstemt met zijn krachten en bekwaamheden. Onderbrekingen korter dan vier weken waarin geen (of zodanige lage) inkomsten uit arbeid werden genoten (zo)dat geen anticumulatie kon plaatsvinden - worden niet gezien als een onderbreking van de termijn. Als de onderbreking langer dan vier weken duurt begint een nieuwe termijn. Bij vermoeden van misbruik kan direct schatting van de mate van arbeidsongeschiktheid plaatsvinden.
Vanzelfsprekend kan de definitieve schatting ook eerder plaatsvinden als niet meer aan de voorwaarden voor anticumulatie wordt voldaan doordat al eerder duidelijk is dat er sprake is van gangbare arbeid.
Om die reden moet dan ook altijd het besluit om te anticumuleren in plaats van direct op basis van de arbeidsinkomsten tot schatting over te gaan, gepland worden wanneer onderzocht gaat worden of nog langer van twijfel met betrekking tot de vraag of de arbeid gangbaar is (wordt uitgegaan; N.o.). Het tijdstip waarop deze onderzoeken moeten plaatsvinden is afhankelijk van de reden die er bij de aanvang van de arbeid was om nog niet te schatten. Globaal kan worden gezegd dat, na uiterlijk 6 maanden zo'n onderzoek moet plaatshebben. Als dan besloten wordt tot voortzetting van de anticumulatie moet ook duidelijk en gepreciseerd worden gerapporteerd hoe het verloop tot dusverre is geweest met betrekking tot de aspecten waaraan twijfel bestond bij de aanvang van de arbeid en waarom deze twijfel nog voortduurt en welke maatregelen getroffen worden om aan die twijfel op zo kort mogelijke termijn een eind te maken.
Zodra de termijn van 3 jaar is afgelopen moet in elk geval schatting plaatsvinden op basis van de feitelijke inkomsten en mag art. 44 WAO, art. 58 Waz en art. 50 Wajong niet meer worden toegepast.
Uitzonderingen
Voor een aantal groepen van personen geldt de 3-jaarstermijn niet. Deze groepen zijn:
personen met inkomsten uit wsw-arbeid (…)
bepaalde politieke ambtsdragers (…)
personen die onder de inkomensgarantieregeling per 1-8-1993 vallen (…)
personen die werkzaam zijn met loondispensatie en een jobcoach en
daarmee onder de aanvullingsregeling ex art. 11 van de regeling
"samenloop arbeidsongeschiktheidsuitkering met inkomsten uit arbeid"
vallen …"
3. De beoordeling door de Nationale ombudsman van een besluit tot afwijzing van een verzoek om schadevergoeding
In het geval van een klacht over een besluit van een bestuursorgaan op een verzoek om schadevergoeding is de Nationale ombudsman niet bevoegd zolang dit besluit kan worden onderworpen aan het oordeel van de bestuursrechter. Wanneer de weg naar de bestuursrechter niet openstaat, zodat de Nationale ombudsman ter zake onderzoek kan instellen, stelt de Nationale ombudsman zich terughoudend op. In zo'n geval is immers de burgerlijke rechter de instantie die bij uitsluiting bevoegd is om bindend te beslissen over de vraag of, op grond van de bepalingen van het burgerlijk recht, het betrokken bestuursorgaan is gehouden om de gestelde schade te vergoeden.
Alleen wanneer in zo'n geval naar het oordeel van de Nationale ombudsman de aanspraak van betrokkene op schadevergoeding, gezien de gronden waarop deze aanspraak berust, zo evident juist is dat het betrokken bestuursorgaan niet in redelijkheid tot zijn afwijzende besluit heeft kunnen komen, wordt dat besluit tot weigering van de gevraagde schadevergoeding aangemerkt als een niet-behoorlijke gedraging.
In de overige gevallen gaat de Nationale ombudsman ervan uit dat het in beginsel vrijstaat aan het betrokken bestuursorgaan om te betwisten, dat het gehouden is tot het vergoeden van de gestelde schade, en om zich in verband daarmee op het standpunt te stellen dat de vraag naar die gehoudenheid - eventueel - moet worden beantwoord door de burgerlijke rechter. In die gevallen zal er voor de Nationale ombudsman geen reden zijn om het besluit tot weigering van de schadevergoeding aan te merken als een niet-behoorlijke gedraging.