Autoriteit Persoonsgegevens stuurde te snel een waarschuwingsbrief

Brief

Een man ontving een waarschuwingsbrief van de Autoriteit Persoonsgegevens (AP). In die brief wees de AP op opmerkingen die de man had gemaakt in een brief van hem aan de Raad van State (RvS). Daar liep een hoger beroepsprocedure van de man tegen de AP. 

De AP liet de man weten dat zij agressief gedrag tegen werknemers nooit goed vinden. En dat zij gedrag dat 'bedoeld is om medewerkers onrustig te maken' als agressief ziet. In de brief wees de AP op een aantal opmerkingen die de man in zijn brief aan de RvS had gemaakt. Hij had bijvoorbeeld medewerkers van de AP 'keurige parasieten' genoemd. De AP schreef dat zij het taalgebruik van de man agressief vond en dat zij verwachtte dat hij dat in de toekomst niet meer zou gebruiken. 

De man was het er niet mee eens dat de AP hem deze brief stuurde en diende een klacht in. De man gaf aan dat de waarschuwingsbrief voor hem intimiderend was. En dat hij zijn opmerkingen niet agressief vond.  

De AP vond de klacht van meneer niet terecht. Zij liet hem weten dat zij werkt met een agressieprotocol en dat zij de landelijke norm van 'zero tolerance' volgt. De man diende zijn klacht in bij de Nationale ombudsman. De ombudsman heeft het agressieprotocol van de AP bestudeerd en vragen aan de AP gesteld. Op basis van deze informatie ziet de ombudsman een aantal aandachtspunten voor de AP.

 De ombudsman vindt dat de AP in haar agressieprotocol een te ruime definitie van agressie gebruikt. In het protocol onderscheidt de AP vier categorieën van gedrag die als 'agressief' kunnen worden gezien. Maar er valt erg verschillend gedrag onder die categorieën. Doordat de AP daar geen onderscheid tussen maakt, wordt de definitie te ruim. 

Wanneer een instantie gedrag bij een burger ziet dat richting agressief gaat, vindt de ombudsman het verder belangrijk dat die instantie eerst goed de situatie analyseert. En dat zij dan onder andere kijkt naar wat er bij de burger zou kunnen spelen en naar haar eigen dienstverlening richting die burger. 

Ook vindt de ombudsman het netjes dat een instantie eerst een (orde)gesprek voert met de burger, ook voor het sturen van een waarschuwingsbrief. Want waar een waarschuwingsbrief voor de overheid misschien een lichte interventie lijkt, kan zo'n brief voor de burger al hard aankomen. 

In het geval van deze man had de ombudsman het wel passend gevonden als de AP een gesprek met hem was aangegaan. Daarbij had de AP ook kunnen aangeven hoe zijn opmerkingen waren overgekomen. Maar de ombudsman vindt dat de waarschuwingsbrief in deze vorm te snel kwam.