Ombudsman kan niet vaststellen hoe staandehouding verliep

Brief

Politieagenten reden over een snelweg en zagen dat een auto te dicht achter hen reed. Daarom besloten de politieagenten de bestuurder van de auto een stopteken te geven om vervolgens een bekeuring uit te schrijven. Volgens de politieagenten bleef de bestuurder bumperkleven en maakte hij een handgebaar alsof hij geïrriteerd was. De bestuurder voldeed uiteindelijk aan het volgteken van de politie en stopte. Twee andere politieagenten, die in een aparte auto achter de bestuurder reden, sloten even later ook aan bij de controle. 

De bestuurder diende een klacht in bij de politie. De bestuurder stelde dat de politie in een onopvallende auto achter hem reed en aan het bumperkleven was. Volgens de bestuurder hebben de politieagenten zich tijdens de staandehouding niet gelegitimeerd. Ook stond de politie hem niet correct te woord en werd hem verboden de staandehouding te filmen. 

De politie heeft de klacht deels ongegrond verklaard en heeft deels geen oordeel gegeven. Uit de verklaringen van de politieagenten bleek volgens de politie dat de bestuurder zelf te dicht achter de auto van de politieagenten reed en dat hij daarom een volgteken kreeg. Dat er sprake was van bumperkleven door de politie acht de politie niet aannemelijk.

Verder bleek volgens de politie uit het dossier en de verklaringen dat de politieagent zich bij aanvang van de staandehouding direct heeft gelegitimeerd. Ook hebben de politieagenten geen verbod om te filmen opgelegd, maar gaven zij enkel aan dat de opname niet openbaar gemaakt mocht worden. De politie heeft zich niet uitgelaten over de bejegening. Het was de politie niet duidelijk wat de bestuurder daarmee bedoelde. Op basis van het klachtdossier viel volgens de politie niet op te maken of de politie de bestuurder correct te woord stond.      

De bestuurder was het niet eens met de wijze waarop de politie de klacht heeft behandeld. Volgens de bestuurder heeft de politie de termijn van klachtbehandeling overschreden. Hij voelde zich tijdens de klachtbehandeling niet serieus genomen door de politie. Ook klaagde hij over het politieoptreden dat tot de klacht bij de politie heeft geleid.  

Over de klachtbehandeling
De Nationale ombudsman vindt de klacht over de behandelingsduur gegrond. De termijn van veertien weken waarbinnen de klacht behandeld had moeten worden is namelijk ruimschoots overschreden. 

De ombudsman vindt de klacht over de houding van de politie tijdens de klachtbehandeling ongegrond. De politie heeft meerdere malen geprobeerd een gesprek in te plannen met de bestuurder, maar de bestuurder wilde dat niet. Ook werd op verzoek van de bestuurder de klacht door de politie doorgezet naar de tweede fase en een hoorzitting gepland, maar de bestuurder zei de hoorzitting twee keer op het laatste moment af. De ombudsman volgt daarom de bestuurder niet in zijn stelling dat de politie zijn klacht niet serieus nam. 

Over het politieoptreden
De bestuurder heeft een bekeuring ontvangen voor het bumperkleven en deze boete betaald. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft daarmee vastgesteld dat de bestuurder aan het bumperkleven was; dat is voor de ombudsman een vaststaand gegeven. Wat er voorafgaand aan de staandehouding verder gebeurde, en hoe de controle vervolgens verliep, kan de ombudsman niet vaststellen. Daarvoor verschillen de lezingen van de bestuurder en de politie te veel van elkaar. Verder onderzoek door de ombudsman zal geen nieuwe informatie opleveren, omdat de gebeurtenis ruim twee jaar geleden heeft plaatsgevonden. Daarom geeft de
ombudsman geen oordeel over het politieoptreden.