Een man betaalt alimentatie aan zijn dochter. Op de website van de Rijksoverheid leest de man dat hij vanaf de 18e verjaardag alimentatie rechtstreeks aan het kind betaalt. En niet langer aan zijn ex-partner. Vanaf de 18e verjaardag van zijn dochter maakt de man de alimentatie daarom over op een bankrekening die hij in het verleden voor haar opende. Op haar 18e verjaardag gaat het beheer van de rekening over naar de dochter. Zij ziet dit niet en denkt dat ze geen alimentatie meer ontvangt. Daarom schakelt ze het LBIO in.
De dochter laat het LBIO weten dat zij wil dat de alimentatie naar het rekeningnummer van haar moeder blijft gaan. Haar vader is het daarmee niet eens. Hij wil geen geld meer overmaken naar zijn ex-partner. Hij besluit daarom helemaal geen alimentatie meer te betalen voor zijn oudste dochter. Hierdoor ontstaat een achterstand.
Het LBIO vraagt de man een aantal keren om alsnog alimentatie te betalen. Als hij dit niet doet, legt het LBIO beslag op zijn uitkering. De man vindt dit onterecht. Hij vindt dat hij geen alimentatie meer hoeft te betalen. Bovendien heeft hij nauwelijks geld om aan zijn alimentatieplicht te voldoen.
De man dient een klacht in bij de Nationale ombudsman over de gang van zaken. In de stukken in het dossier ziet de ombudsman dat het LBIO de man uitgebreid uitleg gaf over de betaling van de alimentatie. Het LBIO erkent dat sommige zaken anders of beter hadden gekund. Dit maakt echter niet dat de man geen of minder alimentatie hoefde te betalen. De ombudsman vindt de klacht van de man daarom niet terecht.