Als mensen uit andere landen zich in Nederland willen vestigen, geldt voor hen soms een inburgeringsplicht. De Wet inburgering gaat daarover. Per 1 januari 2022 is een nieuwe Wet inburgering in werking getreden. Een belangrijke wijziging in de nieuwe wet is dat het taalniveau voor het behalen van het inburgeringsdiploma omhoog is gegaan. En dat sommige mensen die eerder niet hoefden in te burgeren dit nu wel moeten doen.
Op basis van informatie van de overheid dachten nieuwkomers dat de oude wet nog voor hen zou gelden, als zij maar voor 1 januari 2022 in Nederland waren aangekomen. Dit bleek achteraf niet zo te zijn. Niet het moment van aankomst in Nederland, maar het moment van het uitreiken van het verblijfspasje is bepalend. Dit is zo in de wet beschreven. Kreeg je jouw verblijfspasje ná 31 december 2021, dan geldt voor jou de nieuwe wet, met de hogere taaleis en een inburgeringsplicht voor Turken.
Verschillende mensen hebben hierover bij de ombudsman geklaagd. Zij vonden de informatie van de overheid niet goed. Het was voor hen niet duidelijk dat het moment van het uitreiken van het verblijfspasje bepaalt of de oude of de nieuwe wet voor hen geldt. Daarbij kwam ook nog dat nieuwkomers soms lang moesten wachten voordat zij hun verblijfspasje kregen uitgereikt. Dat kwam doordat er lange wachttijden waren voor het kunnen krijgen van een afspraak bij de IND loketten, waar het verblijfspasje wordt uitgereikt. Deze werden veroorzaakt door personeelstekort, achterstanden in de migratieketen en corona.
De ombudsman vindt de klachten van de nieuwkomers gegrond. Hij vindt dat de communicatie vanuit de overheid over de wetswijziging beter en duidelijker had moeten zijn. De overheid heeft verschillende begrippen door elkaar heen gebruikt die juridisch gezien een andere betekenis hebben, zonder daar uitleg over te geven. Van nieuwkomers kan niet worden verwacht dat zij met die begrippen bekend zijn. Overheidsinformatie moet begrijpelijk, kloppend, volledig en duidelijk zijn. Dat is in dit geval onvoldoende gebeurd.
Daarnaast vindt de ombudsman de ontstane vertragingen bij het kunnen krijgen van een afspraak om het verblijfspasje uitgereikt te krijgen, in strijd met het vereiste van voortvarendheid.
Voor nieuwkomers voelt het onrechtvaardig en nadelig dat zij onder de nieuwe inburgeringswet blijken te vallen omdat zij lang moesten wachten op de uitreiking van het verblijfspasje. Het is niet aan de ombudsman om met terugwerkende kracht te bepalen dat een nieuwkomer alsnog onder de oude inburgeringswet valt. Het is aan de minister van SZW om te kijken of er in bepaalde situaties uit oogpunt van coulance ruimte is om hiervan af te wijken.
De ombudsman zal in de contacten met het ministerie van SZW en de IND aandacht vragen voor het belang van een juiste en begrijpelijke informatieverstrekking.