In de straat van een man wordt zonder vooraankondiging een verkeersdrempel aangelegd. Een aantal jaar geleden is deze weggehaald na overlastklachten. Toen was beloofd dat in overleg met bewoners een vervangende voorziening zou worden aangelegd. De man dient hierover een klacht in. Deze wordt eerst niet naar tevredenheid opgelost. Zijn klacht wordt daarna door een externe klachtbehandelaar behandeld. Die vindt zijn klacht deels ongegrond en deels gegrond. De gemeente biedt de man excuses aan. En de gemeente gebruikt zijn klacht om van te leren. De gemeente belooft alsnog met de bewoners in overleg te gaan over de verkeersproblematiek.
Na een periode is de verkeersdrempel nog aanwezig. De man heeft diverse keren navraag gedaan, maar hij heeft nog geen duidelijkheid. Hij besluit zijn klacht voor te leggen aan de Nationale ombudsman. Deze neemt de klacht in onderzoek en heeft de gemeente een aantal vragen gesteld. De ombudsman vindt de klacht van de man niet terecht. Zijn klacht is zorgvuldig behandeld door de juiste personen volgens de mandaatregeling van de gemeente. Het is positief dat de gemeente heeft willen leren van de klacht. Maar de gemeente had na de klachtbehandeling eerder duidelijkheid moeten geven over de plannen rond de verkeersdrempel in de straat. Daar heeft de ombudsman bij de gemeente aandacht voor gevraagd.