Mevrouw heeft net zoals vorig jaar gevraagd aan de RBG of zij de aanslag niet hoeft te betalen (kwijtschelden). Vorig jaar concludeerde de RBG dat zij de aanslag niet hoefde te betalen maar dit jaar ineens wel. Mevrouw was in de war en vroeg een advocaat om hulp. Het bleek dat de RBG vorig jaar een fout had gemaakt en mevrouw onterecht kwijtschelding had gegeven. De advocaat dient namens mevrouw een klacht in bij de Nationale ombudsman. Zij vindt dat mevrouw ervan uit mocht gaan dat ze dit jaar weer kwijtschelding zou krijgen.
De Nationale ombudsman begrijpt dat mevrouw verwachtte dit jaar weer kwijtschelding te krijgen maar hij constateert dat de RBG terecht de kwijtschelding heeft afgewezen. Er is namelijk een berekening gemaakt van wat mevrouw elke maand kan missen en dat is voldoende om de aanslag van te betalen. De ombudsman vindt het wel netjes dat de RBG de fout van het jaar daarvoor niet terugdraait want anders moest mevrouw ineens twee aanslagen betalen.
Het valt de ombudsman wel op dat de advocaat van mevrouw al veel eerder om meer duidelijkheid vraagt. Ze krijgt de duidelijkheid pas als zij een officiële klacht indient bij de RBG. De ombudsman geeft de RBG mee dat ze de volgende keer sneller en beter moeten uitleggen waarom iemand geen kwijtschelding krijgt. Dan voorkom je dat iemand het gevoel heeft dat hij/zij een advocaat moet inschakelen.