Een man helpt andere mensen als ze problemen hebben met de overheid. Hij helpt ook een mevrouw die een uitkering ontvangt van het UWV. Hij denkt dat het UWV een beslissing heeft genomen voor deze mevrouw. Maar die beslissing niet naar haar heeft gestuurd. Het UWV zegt dat die beslissing niet bestaat. De man denkt dat het UWV bewust niet de waarheid spreekt. Daarom gaat hij naar de rechter, maar die kan hem niet verder helpen. Daarna dient hij een klacht in bij de Nationale ombudsman.
De ombudsman bekijkt de zaak. Hij begrijpt niet waarom de man denkt dat die beslissing wél bestaat. En waarom hij dit zo belangrijk vindt. De vrouw waarvoor hij klaagt heeft hier namelijk niets aan. Het UWV heeft al alles gedaan wat nodig is voor haar. En heeft ook aan de man zelf uitgebreid uitleg gegeven. Ook ziet de ombudsman niet waarom het UWV de waarheid zou verdraaien, zoals de man denkt.
De ombudsman vindt dat de klacht over het UWV niet terecht is.