Mevrouw moet € 74.000 belasting nabetalen. Zij had namelijk jarenlang haar vermogen op een buitenlandse bankrekening niet genoemd in haar belastingaangiftes. De Belastingdienst heeft mevrouw gevraagd om uitleg. Mevrouw wilde dat niet geven. Uiteindelijk bepaalde de hoogste rechter dat mevrouw dat wel moet doen. Voor elke dag dat zij dat niet doet, moet zij een extra bedrag betalen. Mevrouw deed dat heel lang niet. Daarom groeide dat extra bedrag naar € 500.000. Ook hebben mevrouw en de Belastingdienst de rechter gevraagd om een oordeel. Daarnaast zochten beide naar een oplossing zonder de rechter. Volgens mevrouw loog de Belastingdienst hierover en deed onvoldoende zijn best. Als bewijs stuurt zij een geluidsopname en e-mails.
De ombudsman merkt op dat mevrouw de geluidsopname en de e-mails niet naar de Belastingdienst stuurde, toen die haar klacht hierover behandelde. Dat is jammer. Het levert namelijk een klachtantwoord op waarin de Belastingdienst niets zegt over het bewijs dat mevrouw zo belangrijk vindt. De ombudsman heeft de geluidsopname goed beluisterd. Wat daarin is gezegd, levert volgens de ombudsman geen bewijs voor het liegen, zoals mevrouw vindt. Ook laten de e-mails zien dat de Belastingdienst twee jaar geleden een laatste voorstel heeft gedaan voor een oplossing zonder de rechter. Als mevrouw € 180.000 betaalde, hoefde ze de rest niet meer te betalen. Dat wilde mevrouw wel. Zij vroeg haar advocaat om dat te regelen. Maar haar advocaat deed dat niet. Toen trok de Belastingdienst het voorstel in en ging de procedure voor de rechter verder. Volgens de ombudsman gaf de Belastingdienst mevrouw voldoende kans voor een oplossing zonder de rechter.