Een man woont in China en betaalt alimentatie voor zijn twee in Nederland wonende kinderen. Vanwege persoonlijke omstandigheden besluit hij nog maar de helft van de alimentatie te betalen. Zijn ex-vrouw neemt contact op met het LBIO en vraagt de alimentatie-inning over te nemen. Zij geeft aan dat zij niet weet waar de man woont.
Omdat de man niet in de Registratie Niet Ingezetenen, de BRP voor mensen in het buitenland, staat, kan het LBIO hem niet aanschrijven. Het LBIO belt één keer naar de man, maar krijgt hem niet te pakken. Uiteindelijk schakelt het LBIO een deurwaarder in die beslag legt. In de tussentijd is de alimentatieachterstand flink opgelopen en zijn ook de opslagkosten voor de bemoeienis van het LBIO hoog opgelopen. De man klaagt dat het LBIO beter zijn best had moeten doen om hem te informeren. Zo had zijn ex-partner zijn e-mailadres doorgegeven aan het LBIO en was de naam van zijn advocaat bekend.
Tijdens het onderzoek van de Nationale ombudsman heeft het LBIO een nieuwe werkwijze voor het zoeken van contact ontwikkelt. Het LBIO probeert nu te bellen, te e-mailen en contact te zoeken via de advocaat. De Nationale ombudsman heeft hier met instemming kennis van genomen.
De Nationale ombudsman vindt dat het LBIO niet genoeg heeft gedaan om met de man in contact te komen. Het LBIO heeft daarmee het behoorlijkheidsvereiste van goede informatieverstrekking geschonden. De Nationale ombudsman beveelt aan dat het LBIO een deel van de opslagkosten kwijtscheldt. Daarbij speelt een rol dat de man ook een eigen verantwoordelijkheid had om bereikbaar te blijven voor de Nederlandse overheid.