Verzoekster klaagt over de wijze waarop de Visadienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ondergebracht bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), haar klacht van 29 augustus 2002 heeft afgehandeld. De klacht betrof de lange duur van de behandeling van de aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van twee werknemers. Verzoekster verwachtte op grond van het met de staatssecretaris van Justitie op 10 mei 2001 afgesloten convenant dat de aanvragen via de verkorte mvv-procedure zouden worden afgehandeld. Aan dit laatste aspect is in de klachtbehandeling door de Visadienst geen aandacht besteed.
Beoordeling
I. Ten aanzien van de klachtbehandeling
1. Op 10 mei 2001 sloot verzoekster, een besloten vennootschap die regelmatig werk heeft voor buitenlandse werknemers in Nederland, met de toenmalige staatssecretaris van Justitie een convenant. In dit convenant werd onder meer afgesproken dat verzoekster in het vervolg aanvragen tot afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van buitenlandse werknemers zou indienen bij de IND, Regionale Directie Noord-West, en dat IND deze aanvragen vervolgens binnen twee weken zou behandelen. De te volgen procedure is ook bekend onder de naam "verkorte mvv-procedure".
2. Op 7 mei 2002 en op 14 juni 2002 diende verzoekster ten behoeve van twee werknemers een mvv-aanvraag in bij de IND. Elk van de aanvragen werd ingediend op de in het convenant van 10 mei 2001 afgesproken wijze.
3. Omdat op 29 augustus 2002 op beide aanvragen nog niet was beslist diende verzoekster een klacht in bij de Nationale ombudsman. Deze klacht werd bij brief van 11 september 2002 nogmaals naar de IND gezonden. Verzoekster wees in deze brief uitdrukkelijk op het bestaan van het convenant en merkte daarover op dat het convenant niet door haar of de IND was ontbonden. Zij klaagde er in dit verband onder meer over dat de IND zich sinds kort op het standpunt stelde dat de aanvragen bij een andere Regionale Directie moesten worden ingediend en dat de IND de tot dan toe gebruikelijke standaardformulieren niet meer wenste te accepteren.
4. Bij brief van 24 september 2002 handelde de IND de klacht van verzoekster af door bij de aanbieding van de besluiten die alsnog op de aanvragen waren genomen, verontschuldigingen aan te bieden voor de vertraging van de behandeling daarvan.
5. Tijdens het onderzoek deelde de minister hierover mee dat op 23 september 2002 een medewerker van de IND telefonisch contact had gehad met de gemachtigde van verzoekster en haar had meegedeeld dat de klacht voor zover die betrekking had op de lange duur van de behandeling van de mvv-aanvragen, zou worden behandeld door de Regionale Directie Noord-West van de IND. Tevens had de IND haar meegedeeld dat de klacht, voor zover die betrekking had op het niet handelen overeenkomstig het convenant, zou worden afgehandeld door de Regionale Directie Zuid-West van de IND, aldus de minister. Zij achtte de klacht van verzoekster gegrond aangezien de IND in de klachtafhandelingsbrief van 24 september 2002 niet was ingegaan op de klacht voor zover die strekte tot de niet-naleving van het convenant.
6. Verzoekster heeft niet weersproken dat de IND, Regionale Directie Noord-West, haar op 23 september 2002 telefonisch heeft meegedeeld dat haar klacht over het niet naleven van het convenant zou worden behandeld door de IND, Regionale Directie ZuidWest. Daarom wordt aangenomen dat de IND, Regionale Directie Noord-West, verzoekster inderdaad op 23 september 2002 een dergelijke mededeling heeft gedaan.
7. De klacht van verzoekster was tweeledig. Het staat de IND in beginsel vrij om te beslissen dat de diverse klachtonderdelen van een meerledige klacht door verschillende Regionale Directies zullen worden afgehandeld. Dit mag er echter niet toe leiden dat een onderdeel van die klacht niet overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt afgehandeld. Ingevolge artikel 9:11, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (zie Achtergrond, onder 1.; N.o.) dient het bestuursorgaan de klacht binnen zes weken na ontvangst ervan af te handelen. Deze termijn kan ingevolge het tweede lid van dit artikel vier weken worden verdaagd indien daarvan schriftelijk mededeling is gedaan. Niet is gebleken dat de IND de afhandeling van de klacht heeft verdaagd, zodat de klacht binnen zes weken na ontvangst had moeten zijn afgehandeld.
8. Uit het onderzoek is gebleken dat de IND verzoekster heeft uitgenodigd voor een persoonlijk gesprek op 18 november 2002 bij de Regionale Directie Zuid-West. Afgezien van de vraag of dit gebeurde in het kader van de klachtbehandeling zoals bedoeld in artikel 9:10, eerste lid Awb (zie Achtergrond, onder 1.), in elk geval heeft noch informele klachtafdoening naar tevredenheid van verzoekster plaatsgevonden, noch formele klachtafdoening. Daarmee is verzoeksters klacht over het niet naleven van het convenant niet naar behoren behandeld.
De onderzochte gedraging is in zoverre niet behoorlijk.
II. Ten aanzien van de naleving van het convenant
1. De standpunten van verzoekster en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie lopen uiteen waar het de vraag betreft of het convenant van 10 mei 2001 op 7 mei 2002 nog geldend was. De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie stelt zich op het standpunt dat TBV 2001/30 (zie Achtergrond, onder 2.) het convenant van 10 mei 2001 heeft vervangen en dat verzoekster, omdat zij niet vóór 7 mei 2002 aan de in TBV 2001/30 gestelde eisen had voldaan danwel had aangetoond aan die eisen te voldoen, geen aanspraak kon maken op de faciliteiten van de zogeheten "verkorte mvv-procedure". Verzoekster stelt zich op het standpunt dat geen van beiden partijen het convenant ooit heeft opgezegd en dat het ook niet op andere wijze is ontbonden zodat het convenant van 10 mei 2001 op 7 mei 2002 nog van kracht was.
2. Vaststaat dat in het convenant van 10 mei 2001 geen bepalingen zijn opgenomen waarin de geldigheidsduur ervan werd beperkt. Evenmin bevat het convenant ontbindende voorwaarden. Verder staat vast dat TBV 2001/30 gepubliceerd en inwerking getreden is na 10 mei 2001, dat het convenant nieuwe stijl een beperking kent qua geldigheidsduur en ontbindende voorwaarden kent. Voorts blijkt uit de reactie van de minister voor Vreemdelingenzaken in Integratie dat zij het niet uitgesloten acht dat verzoekster nooit haar kennisgeving met betrekking tot de gewijzigde beleidsregels heeft ontvangen.
3. In deze omstandigheden kon de IND niet in redelijkheid van verzoekster verlangen dat naast de aanvragen die conform de afspraken in het convenant waren ingediend, nieuwe aanvragen werden ingediend, en was het niet redelijk dat de ingediende aanvragen buiten behandeling werden gelaten.
De onderzochte gedraging is op dit punt eveneens niet behoorlijk.
De Nationale ombudsman heeft er kennis van genomen dat op 8 november 2002 alsnog een nieuw convenant is opgesteld en dat alle latere mvv-aanvragen die verzoekster heeft ingediend inmiddels met gebruikmaking van de verkorte mvv-procedure zijn afgehandeld.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van de Visadienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ondergebracht bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie gezamenlijk, is gegrond.
Onderzoek
Op 2 oktober 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van N. te Hoofddorp, ingediend door mevrouw I. Sindorff van Link'O B.V. te Wormer, met een klacht over een gedraging van de Visadienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ondergebracht bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie gezamenlijk, werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben. Daarnaast werd aan de ministers een aantal specifieke vragen gesteld.
Vervolgens werd verzoekster in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
De minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie berichtten dat het verslag hun geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen.
Verzoekster gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Op 10 mei 2001 sloten verzoekster, een besloten vennootschap die regelmatig werk heeft voor buitenlandse werknemers in Nederland, en de toenmalige staatssecretaris van Justitie een convenant over de wijze waarop verzoekster in het vervolg aanvragen tot afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) zou indienen bij de IND en de termijn waarbinnen de IND vervolgens deze aanvragen zou behandelen. In dit convenant was onder meer het volgende bepaald:
“MVV-vereiste
Vreemdelingen die een verblijf van meer dan drie maanden in Nederland beogen, is de verplichting opgelegd een machtiging tot voorlopig verblijf aan te vragen voor hun komst naar Nederland.
(...)
MVV-procedure
De normale mvv procedure houdt - kortgeschetst - in dat de vreemdeling zelf een aanvraag om afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf bij de Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland indient, dan wel dat de referent hier te lande hiertoe een aanvraag bij de korpschef van de politie indient. Een in het buitenland ingediende aanvraag wordt, via de Immigratie- en Naturalisatiedienst, met het verzoek om inlichtingen, naar de korpschef van de toekomstige woonplaats gestuurd. Laatstgenoemde stelt een onderzoek in, waarbij in het algemeen ook de referent wordt opgeroepen. Dit onderzoek kan enige maanden in beslag nemen.
Naar aanleiding van de door de korpschef verstrekte informatie, wordt door de Immigratie- en Naturalisatiedienst een advies uitgebracht aan het hoofd van de Visadienst met betrekking tot de afgifte van de machtiging tot voorlopig verblijf.
De “verkorte mvv-procedure”
Het is mogelijk om uit het oogpunt van doelmatigheid en dienstverlening uw aanvragen om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in afwijking van de normale procedure in een zogenaamde “verkorte mvv procedure” te behandelen.
De “verkorte procedure komt erop neer dat uw bedrijf op voorhand garandeert dat aan de specifieke voorwaarde voor toelating wordt voldaan en zich daar ook verantwoordelijk voor stelt. Het vooronderzoek door de korpschef komt in dit geval te vervallen. Vreemdelingen dienen zelf geen machtiging tot voorlopig verblijf aan te vragen in de Nederlandse vertegenwoordiging in hun land.
Voor de indiening van een aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf dient uw bedrijf bij iedere individuele aanvraag gebruik te maken van een standaardformulier (...). Het formulier kunt u zelf vermenigvuldigen.
Het formulier dient te worden gezonden aan:
Het Ministerie van Justitie
Immigratie- en Naturalisatiedienst
Postbus 3145
2130 KC HOOFDDORP
Als alle gegevens op de juiste wijze en volledig zijn verstrekt, zal door het hoofd van de Visadienst een fax worden gezonden aan de betreffende Nederlandse vertegenwoordiging met de mededeling dat aan de vreemdeling een machtiging tot voorlopig verblijf kan worden verleend. De mvv wordt vervolgens door de Nederlandse ambassade afgegeven, tenzij deze tegen de afgifte van de mvv alsnog bezwaren ziet. Deze procedure zal naar verwachting circa twee weken in beslag nemen.
Indien bij de behandeling van de aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf blijkt dat niet aan alle gestelde voorwaarden wordt voldaan of indien het standaardformulier onvolledig is ingevuld, zal voornoemde aanvraag volgens de gebruikelijke procedure worden afgedaan.
(...)
Informatie over het bedrijf
Om als bedrijf of instelling tot de verkorte mvv procedure te worden toegelaten dient het bedrijf te zijn ingeschreven bij de Kamer van Koophandel; de bedrijfsleiding dient desgevraagd te kunnen aantonen dat het bedrijf solvabel is, dat werknemers worden aangemeld bij de bedrijfsvereniging en dat premies en belastingen worden afgedragen. Tevens laat het bedrijf regelmatig buitenlandse werknemers naar Nederland overkomen.”
2. Naar aanleiding van de behandeling van twee aanvragen tot afgifte van een mvv door de Visadienst van het ministerie van Buitenlandse Zaken, ondergebracht bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND), diende de gemachtigde van verzoekster namens haar op 29 augustus 2002 een klacht in bij de IND. Deze klacht werd ook bij brief van de Nationale ombudsman van 11 september 2002 onder de aandacht gebracht van de IND. De klacht luidde onder meer als volgt:
“In opdracht van (verzoekster; N.o.) hebben wij twee aanvragen ingediend voor afgifte van een M.V.V. Visum voor werknemers welke in het bezit zijn van een geldige tewerkstellingsvergunning.
Dit is geschied volgens voorwaarden van een overeenkomst tussen de IND en (verzoekster; N.o.) namelijk een versnelde procedure welke binnen 2 weken afgerond dient te worden. Dit contract is niet ontbonden door (verzoekster; N.o.) of de IND. Het betreft:
- Dhr (...). Het MVV ingediend op 14 juni 2002; (...)
- Dhr (...). Het MVV hernieuwd verzoek ingediend op 7 mei 2002.
(...)
Tot op heden heeft de IND verzuimd de (mvv-aanvragen; N.o.) in behandeling te nemen. De IND stelt:
1. Ze zijn verhuisd naar Rijswijk; er geldt een nieuw adres en nieuwe voorwaarden;
➢ wij moeten opnieuw de aanvragen met de nieuwe formulieren aanleveren (de gevraagde gegevens zijn zo goed als identiek; wij hebben geen enkele behoefte om dit weer te doen; de IND doet zijn werk niet goed.
➢ Door een nieuwe aanvraag in te dienen, vervalt de oude.
➢ Er is reeds een overeenkomst welke normaliter gewoon overgaat op de volgende afdeling.
2. Wij zouden over de nieuwe procedure en het nieuwe adres zijn geïnformeerd;
➢ dat is niet het geval. Vorige week (...) hebben we een niet persoonsgerichte circulaire ontvangen.
Er is door de heer G. op 20 augustus 2002 (...) in ons telefoongesprek (toegezegd; N.o.) dat de aanvragen binnen 2 weken zouden worden afgerond en dat de IND een nieuw convenant zou opstellen. Dat is nog niet gebeurd.
Heden komt de heer G. terug met de mededeling dat hij de aanvragen als ingediend niet in behandeling wenst te nemen omdat de recente formulieren niet zijn ingevuld en een nieuw (recent) uittreksel uit de Kamer van Koophandel overlegd moet worden.
(...)
Wij voelen ons structureel door de IND in de maling genomen. Wij kunnen niet nogmaals de aanvraag indienen aangezien deze reeds is ingediend. Bovendien is er een overeenkomst met de IND.”
3. Bij brief van 24 september 2002 handelde de IND de klacht van verzoekster als volgt af:
“...Zoals met u afgesproken tijdens ons telefoongesprek van 23 september j.l. ontvangt u hierbij, gelet op het bovenstaande, een bericht dat geen bezwaar bestaat tegen de afgifte van een mvv aan beide heren en een beschikking met betrekking tot de beide echtgenotes, waarbij afgifte van een mvv wordt geweigerd.
(...)
Ik bied u mijn verontschuldigingen aan voor de vertraging in de afhandeling van de mvv-aanvragen en ik vertrouw erop dat uw klacht thans naar behoren is afgehandeld...”
B. Standpunt verzoekster
Het standpunt van verzoekster staat samengevat weergegeven onder Klacht.
C. Standpunt minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie
1. Bij brief van 13 januari 2003 deelde de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie onder meer het volgende mee:
“De mvv-aanvragen van de heren (…) zijn niet volgens de verkorte mvv-procedure afgehandeld.
De reden hiervan is gelegen in het feit dat op 11 september 2001 de beleidsregels voor de verkorte mvv-procedure zijn gewijzigd (zie Achtergrond, onder 2.; N.o.). In verband hiermee zijn alle bedrijven en instellingen die op dat moment waren toegelaten tot de verkorte mvv-procedure aangeschreven om deze wijziging kenbaar te maken. Tevens is er in dit schrijven op gewezen dat de afhandeling van de verkorte mvv-aanvragen centraal zal worden behandeld door de Regionale Directie Zuid-West, Bureau verkorte procedure. Deze kennisgeving is kennelijk nimmer door verzoekster ontvangen, mogelijk doordat (verzoekster; N.o.) inmiddels van adres gewijzigd was. Op het moment dat verzoekster de mvv-aanvragen ten behoeve van de heren (…) indiende, is vastgesteld dat met verzoekster nog geen nieuw convenant was opgesteld volgens de nieuwe beleidsregels. Op 28 augustus 2002 heeft de Regionale Directie Zuid-West, Bureau verkorte procedure, aan verzoekster meegedeeld dat het bestaande convenant diende te worden aangepast, daarbij is tevens aan verzoekster verzocht om een recent uittreksel van de Kamer van Koophandel te overleggen en de mvv-aanvragen opnieuw aan te leveren op de juiste, nieuwe aanvraagformulieren.
Verzoekster heeft als reactie hierop telefonisch te kennen gegeven dat zij daarmee niet akkoord kon gaan en een klacht bij uw bureau zou indienen. Op 29 augustus 2002 heeft verzoekster deze klacht bij u ingediend.
U heeft de klacht op 11 september 2002 doorgezonden aan de Regionale Directie Noord-West van de IND, gevestigd te Hoofddorp, met het verzoek de klacht in behandeling te nemen. Naar aanleiding hiervan is op 23 september 2002 telefonisch contact opgenomen met verzoekster waarbij haar te kennen werd gegeven dat haar klacht voorzover het de behandelduur van de mvv-aanvragen betrof door de Regionale Directie Noord-West zou worden afgedaan, maar dat haar klacht met betrekking tot de toetreding tot de verkorte mvv-procedure diende te worden afgehandeld door de Regionale Directie Zuid-West. Bij brief van 24 september 2002 heeft de Regionale Directie Noord-West de klacht deels afgedaan door op dezelfde dag een beslissing te nemen op de beide mvv-aanvragen van de heren (…). Inhoudelijk is op dat moment niet op de klacht ingegaan en op dat punt wordt de onderhavige klacht dan ook gegrond bevonden. De beide aanvragen zijn niet volgens de verkorte mvv-procedure afgehandeld, omdat op dat moment nog geen nieuw convenant met (verzoekster; N.o.) was afgesloten. Een afschrift van het schrijven van 24 september 2002 is aan u verzonden.
Inmiddels heeft verzoekster alsnog de benodigde bescheiden en formulieren overgelegd en is op 8 november 2002 een nieuw convenant opgesteld en aan verzoekster verzonden door de Regionale Directie Zuid-West, Bureau verkorte procedure. Daarnaast is verzoekster op 18 november 2002 voor een persoonlijk gesprek uitgenodigd bij de Regionale Directie Zuid-West, Bureau verkorte procedure, waarbij haar de achtergrond van de beleidswijziging is duidelijk gemaakt. Tevens heeft de Regionale Directie Zuid-West, Bureau verkorte procedure, haar excuses aan verzoekster aangeboden voor de misverstanden die zijn ontstaan in de communicatie tussen verzoekster en de Regionale Directie Zuid-West, Bureau verkorte procedure, en tevens voor de lange behandelduur van het opstellen van een nieuw convenant. Alle latere mvv-aanvragen die verzoekster heeft ingediend zijn inmiddels met gebruikmaking van de verkorte mvv-procedure afgehandeld.”
D. Standpunt minister van Buitenlandse Zaken
1. Bij brief van 22 januari 2003 verwees de minister van Buitenlandse Zaken naar de reactie van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie van 13 januari 2003.
E. Reactie verzoekster
1. Bij faxbericht van 1 april 2003 reageerde de gemachtigde van verzoekster onder meer als volgt op de reactie van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie:
“- De excuses zijn niet aangeboden door de IND, noch aan (de gemachtigde van verzoekster; N.o.) noch aan (verzoekster; N.o.), sterker nog, tijdens het gesprek in Rijswijk weigerde men zelfs in het Engels te spreken, terwijl mijn klant nog onvoldoende Nederlands begrijpt.
- De klacht is niet naar behoren afgewikkeld en men neemt tot op heden geen enkele verantwoordelijkheid voor het onjuist afhandelen van de procedure.
Ik dring erop aan dat de IND in het Engels een excuusbrief schrijft aan (verzoekster; N.o.) waarin men e.e.a. uiteenzet.”
Achtergrond
1. Algemene wet bestuursrecht
Artikel 9:10, eerste en derde lid
“1. Het bestuursorgaan stelt de klager en degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft, in de gelegenheid te worden gehoord.
3. Van het horen wordt een verslag gemaakt.”
Artikel 9:11
“1. Het bestuursorgaan handelt de klacht af binnen zes weken of - indien afdeling 9.3 van toepassing is - binnen tien weken na ontvangst van het klaagschrift.
2. Het bestuursorgaan kan de afhandeling voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de klager en aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft.”
Artikel 9:12, eerste lid
“1. Het bestuursorgaan stelt de klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.”
2. TBV 2001/30
In Staatscourant 2001, 196, van 10 oktober 2001 werd TBV 2001/30 over de verkorte mvv-procedure gepubliceerd. Dit TBV had een geldigheidsduur van één jaar na publicatie in de Staatscourant. De tekst van dit TBV luidt als volgt:
“I. Inleiding
In de Ministerraad zijn maatregelen aangekondigd teneinde de toelatingsprocedures voor bepaalde categorieën buitenlandse werknemers te versnellen.
(...)
In dit TBV wordt uitvoering gegeven aan enkele van de bedoelde maatregelen:
- centralisering van de verkorte mvv-procedure bij het Bureau verkorte procedure van de regionale INDdirectie Zuid-West. Deze maatregel heeft betrekking op alle mvv-aanvragen die via de verkorte mvv-procedure worden ingediend;
- de verkorte mvv-procedure kan, onder specifieke voorwaarden, ook worden toegepast bij gezinsleden van werknemers (...).
Daarnaast blijkt in de uitvoeringspraktijk behoefte te bestaan aan nadere beleidsinstructies inzake de verkorte procedure van de machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). Dit TBV beoogt in die behoefte te voorzien.
II. Gewijzigde Vc-tekst
De tekst van B1/1.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 komt als volgt te luiden:
Voor bedrijven, onderwijsinstellingen (hieronder begrepen: onderzoeksinstellingen) en culturele uitwisselingsorganisaties bestaat onder bepaalde voorwaarden de mogelijkheid gebruik te maken van de verkorte mvv-procedure. Wanneer een bedrijf, een onderwijsinstelling of een culturele uitwisselingsorganisatie tot de verkorte mvv-procedure is toegelaten, kunnen mvv-aanvragen via deze procedure versneld worden afgedaan. De IND kan deze faciliteit verlenen, maar ook, bij gebleken oneigenlijk of onzorgvuldig gebruik, of indien niet meer aan de voorwaarden voor deelname wordt voldaan, weer intrekken. Uit de aard van de verkorte mvv-procedure volgt dat deze procedure uitsluitend is bedoeld voor aanvragen waarbij criteria gelden die duidelijk en eenvoudig (en daardoor snel) te toetsen zijn. Daarom is de verkorte mvv-procedure alleen mogelijk voor aanvragen in het kader van arbeid in loondienst (inclusief stage), (de voorbereiding op) studie (uitsluitend hoger onderwijs) en culturele uitwisseling.
Uitzondering betreft de aanvraag, onder bepaalde voorwaarden, in het kader van gezinshereniging (...).
Zowel het verzoek om toegelaten te worden tot de verkorte mvv-procedure als alle mvv-aanvragen die via de verkorte mvv-procedure worden ingediend, moeten worden gericht aan:
Immigratie- en Naturalisatiedienst
Regionale Directie Zuid-West,
Bureau verkorte procedure
Postbus 3211
2280 GE Rijswijk
Telefoon: 070 - 370 9666
Fax: 070 - 370 9677
1.3.1 Voorwaarden voor toelating tot
de verkorte mvv-procedure
1.3.1.1 Voorwaarden voor bedrijven
Om gebruik te kunnen maken van de verkorte mvv-procedure gelden voor bedrijven de volgende voorwaarden:
1. Het bedrijf moet ingeschreven staan bij de Kamer van Koophandel. Hiertoe dient een uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel te worden overgelegd, dat op het moment van het verzoek om tot de verkorte mvv-procedure te worden toegelaten niet ouder is dan 30 dagen;
2. De bedrijfsleiding dient desgevraagd aan te tonen dat het bedrijf solvabel is. Dit moet blijken uit het financieel jaarverslag met daarin de jaarrekeningen en belastinggegevens van het bedrijf;
3. In het jaar voorafgaand aan de datum waarop een bedrijf om toelating tot de verkorte mvv-procedure verzoekt, dienen via de reguliere procedure ten minste tien mvv-aanvragen voor het verrichten van arbeid in loondienst of stage bij dat bedrijf te zijn ingediend en ingewilligd;
4. Per jaar dienen ten minste tien mvv-aanvragen via de verkorte mvv-procedure te worden ingediend voor het verrichten van arbeid in loondienst of stage bij dat bedrijf. Deze aanvragen moeten uiteindelijk ook zijn ingewilligd. Het gaat daarbij om het bedrijf waaraan de tewerkstellingsvergunning is afgegeven en waar de vreemdeling ook daadwerkelijk zijn werkzaamheden zal gaan verrichten;
5. Het bedrijf moet ervoor garantstaan, door middel van ondertekening van het betreffende inlichtingenformulier en de garantstelling (model M47-A), dat de vreemdeling voor wie de mvv-aanvraag via de verkorte mvv-procedure wordt ingediend, voldoet aan de algemene voorwaarden voor verlening van een verblijfsvergunning (...) en aan de specifieke voorwaarden voor het verrichten van arbeid in loondienst of stage bij dat bedrijf (...);
6. Indien de vreemdeling niet langer werkzaam is bij het bedrijf, zorgt het bedrijf ervoor dat daarvan onverwijld mededeling wordt gedaan aan het Bureau verkorte procedure van de regionale IND-directie Zuid-West.
(...)
1.3.2.2 Geldigheidsduur
Het convenant bepaalt het tijdstip van inwerkingtreding en is geldig voor de duur van één jaar. Jaarlijks wordt door de IND het functioneren van het bedrijf/de instelling binnen de verkorte mvv-procedure (en daarmee de wenselijkheid van handhaving) beoordeeld. Bij twijfel kan (opnieuw) een uittreksel van het handelsregister van de Kamer van Koophandel worden gevraagd. Na een positieve beoordeling wordt de toestemming deel te nemen aan de verkorte mvv-procedure stilzwijgend voortgezet.
Bij de derde verlenging volgt schriftelijke toestemming voor onbepaalde tijd. Ook in dit convenant wordt uitdrukkelijk opgenomen dat het bij gebleken oneigenlijk of onzorgvuldig gebruik, of indien niet meer aan de voorwaarden voor deelname wordt voldaan, kan worden opgezegd.
1.3.2.3 Beëindiging
In het convenant wordt uitdrukkelijk vermeld dat het convenant kan worden opgezegd, indien niet (langer) wordt voldaan aan de voorwaarden of als sprake is van oneigenlijk of onzorgvuldig gebruik. Tevens wordt vermeld op welke wijze en op welke termijn kan worden opgezegd. Indien feiten of omstandigheden wijzen op oneigenlijk of onzorgvuldig gebruik, wordt door de IND een nader onderzoek ingesteld dat kan leiden tot opzegging van het convenant en daarmee beëindiging van het gebruik door het bedrijf/ de instelling van de verkorte mvv-procedure.
Indien zulks het geval is, ontvangt het bedrijf/de instelling een gemotiveerde beslissing dat niet langer van de verkorte mvv-procedure gebruik kan worden gemaakt.
(...)
III. Tot slot
Vanaf de datum van inwerkingtreding van dit TBV gelden de hiervóór vermelde voorwaarden. Voor bedrijven (...) die op dat moment reeds tot de verkorte mvv-procedure zijn toegelaten, geldt evenwel niet de voorwaarde dat in het daaraan voorafgaande jaar ten minste 10 aanvragen via de reguliere procedure moeten zijn ingediend. Met deze bedrijven/instellingen wordt eerst een convenant voor de duur van één jaar gesloten.”