2017/041 Politie Rotterdam gebruikt zonder waarschuwing onnodig fysiek geweld en zet politiehonden in

Rapport

Dit rapport gaat over drie verzoekers G., W. en P., die op een zomerse avond in 2014 door een politie-linie met fysiek geweld zijn verwijderd uit het Vroesenpark in Rotterdam. Op de bewuste avond vond er een barbecue plaats. Op het moment dat er een auto het veld van het Vroesenpark op wordt gereden om spullen van een barbecue in te laden, is de situatie uit de hand gelopen. De politie ziet zich geconfronteerd met een groep van tien tot twaalf mensen, waarvan sommigen zich misdragen. Het staat niet ter discussie dat zeker drie personen van de groep zich strafbaar hebben gedragen en om die reden werden aangehouden. Er heerste een grimmige sfeer en meerdere aanwezigen hebben zich op zijn minst recalcitrant gedragen.

Het door de politie vormen van een linie, met daarbij de inzet van drie politiehonden en het vervolgens uitvoeren van een charge met geweld over een langere afstand, is naar het oordeel van de Nationale ombudsman een zeer ingrijpend middel, dat slechts dan kan worden ingezet als er geen andere, minder ingrijpende middelen voorhanden zijn om hetzelfde doel, namelijk het herstellen van de openbare orde en het creëren van werkruimte, te bereiken. De vraag rijst of in deze situatie nog minder ingrijpende middelen voorhanden waren. De Nationale ombudsman vindt van wel.

Hiervoor is van belang dat op het moment dat de linie werd gevormd, de groep aanwezigen bestond uit ongeveer tien tot twaalf personen. De politie was op zijn minst met evenveel mankracht aanwezig was, waaronder vier hondengeleiders met hun diensthond. Daarvoor hadden de drie aanhoudingen al plaatsgevonden. Na de tweede aanhouding is tot twee keer toe door een politieambtenaar aan de meldkamer gemeld dat het redelijk rustig was en de situatie voorlopig onder controle. De derde aanhouding door middel van de inzet van een politiehond vormde de directe aanleiding tot het vormen van de linie en het uitvoeren van een charge, zodat er werkruimte kon worden gecreëerd voor het afhandelen hiervan. De ombudsman is van mening dat gelet op de aanwezigheid van vier diensthonden en de hoeveelheid aanwezige politieambtenaren, het creëren van werkruimte ook op een andere, minder ingrijpende manier had kunnen worden vormgegeven. Het vormen van een linie ten behoeve van het afschermen van de collega's is op zich zelf voorstelbaar, maar het uitvoeren van de charge en het daarbij gebruikte geweld acht de ombudsman in deze situatie disproportioneel. Nu de ombudsman de inzet van de linie en de daaropvolgende charge disproportioneel acht, is daarmee het tegen verzoekers uitgeoefende geweld ook niet behoorlijk.

Alles overziend was het politieoptreden niet proportioneel en heeft de politie het grondrecht van verzoekers, te weten het recht op lichamelijk integriteit, onvoldoende gerespecteerd.

Grondrecht, lichamelijke integriteit. Niet behoorlijk.

Instantie: Politiechef regionale eenheid Rotterdam

Klacht:

zonder waarschuwing fysiek geweld tegen verzoekers gebruikt

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Politiechef regionale eenheid Rotterdam

Klacht:

getrapt en met een wapenstok op de rug van verzoekster G. geslagen

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Politiechef regionale eenheid Rotterdam

Klacht:

verzoeker W. in zijn rug getrapt en, terwijl hij op de grond lag, met een wapenstok geslagen

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Politiechef regionale eenheid Rotterdam

Klacht:

verzoeker P. tegen zijn rug geslagen en, terwijl hij op de grond lag, eveneens geslagen met een wapenstok

Oordeel:

Gegrond