Verzoeker klaagt erover dat het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland een vergoeding vraagt voor het toesturen van foto's in verband met een verkeersovertreding op grond van de Wet Mulder die verzoeker zou hebben begaan.
Beoordeling
I. Inleiding
In november 2001 ontving verzoeker enkele beschikkingen op grond van de Wet Administratiefrechtelijke Handhaving Verkeersvoorschriften (WAHV), ook wel genoemd de Wet Mulder, naar aanleiding van door hem gepleegde snelheidsovertredingen. Verzoeker stelde geen beroep in tegen de beschikkingen en betaalde de opgelegde bekeuringen. Toch vroeg hij het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland om de foto's van de overtredingen toe te sturen, om zo het bewijs voor de overtredingen te kunnen beoordelen. Het hoofd van de afdeling Centrale Verwerking Bekeuringen liet verzoeker weten dat de foto's beschikbaar waren eerst na betaling van ƒ 10,- (€ 4,50) per foto. Voorts liet hij weten dat dit een gedragslijn is die alle regionale politiekorpsen toepassen. Toen verzoeker schreef dat hij het hiermee niet eens was, liet de privacy-adviseur van het korps aan verzoeker weten dat zijn verzoeken om toezending van foto's werden aangemerkt analoog aan verzoeken om verstrekking van gegevens zoals omschreven in de Wet Politieregisters. Hiervoor wordt een vergoeding van € 4,50 per foto in rekening gebracht.
II. Ten aanzien van de kostenvergoeding voor foto's van snelheidsovertredingen
1. Verzoeker klaagt er over dat het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland een vergoeding vraagt voor het toesturen van foto's in verband met snelheidsovertredingen op grond van de Wet Mulder die verzoeker zou hebben begaan. Verzoeker vindt dat het in strijd is met algemene rechtsbeginselen om aan iemand een sanctie op te leggen, zonder dat aan de overtreder kosteloos bewijs voor de overtreding wordt geleverd.
Verder merkt verzoeker op dat het bestaan van een gedragslijn binnen de politie niet met zich meebrengt dat er legitimatie is voor het vragen van een vergoeding. Ten slotte geeft verzoeker aan dat hij geen beroep tegen de beschikking had aangetekend, zodat de bepalingen van hoofdstuk 7 Algemene wet bestuursrecht niet op deze zaak van toepassing zijn.
2.1. De beheerder van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland acht de klacht niet gegrond. Hij geeft aan dat de basis voor het vragen van een vergoeding ligt in artikel 7:18 lid 4 Awb (zie achtergrond, onder G.), waarin is bepaald dat afschriften van de op een beroepschrift betrekking hebbende stukken tegen vergoeding van ten hoogste de kosten kunnen worden verkregen. De korpsbeheerder voegde ter onderbouwing een arrest van de Hoge Raad (zie achtergrond, onder B.) bij. In reactie op verzoekers standpunt dat zowel het arrest als de Awb alleen betrekking hebben op de fasen van bezwaar en beroep, schrijft de korpsbeheerder dat de gevraagde stukken, namelijk de foto's, dienen om de vraag te beantwoorden of bezwaar of beroep moet worden aangetekend, en dat de kostenvergoeding past in de geest van de Awb.
Voorts laat de korpsbeheerder weten dat de Raad van Hoofdcommissarissen middels een brief had aangedrongen op eenduidige uitvoering van het beleid met betrekking tot fotoverstrekking, en dat het korps Noord- en Oost-Gelderland zich houdt aan deze richtlijn (zie achtergrond, onder A. en bevindingen, onder E.).
2.2. In reactie op een aanvullende vraag van de Nationale ombudsman over de toepassing van de Wet politieregisters, laat de plaatsvervangend korpsbeheerder bij brief van 24 juli 2002 aan de Nationale ombudsman weten dat de toepassing van het inzagerecht van betrokkenen bij gedragingen uit de WAHV kan plaatsvinden onder voorwaarden die vergelijkbaar zijn met die in de Wet politieregisters. Hij voegt hieraan toe dat de wettelijke grondslag voor de kostenvergoeding is gelegen in de Awb (zie bevindingen, onder C.).
3. De Nationale ombudsman overweegt als volgt. Sommige snelheidsoverschrijdingen worden op grond van de WAHV beboet met een administratieve sanctie. De administratieve sanctie wordt opgelegd bij gedagtekende beschikking, die een korte omschrijving bevat van de gedraging, de plaats, datum en het tijdstip waarop de gedraging plaatsvond, alsmede het bedrag van de administratieve sanctie. De beschikking vermeldt ook de betalingstermijn en de betaalwijze. De betrokkene wordt van deze beschikking op de hoogte gesteld óf door overhandiging daarvan óf door toezending per post (zie achtergrond, onder L.). De wettelijke bepalingen inzake het opleggen en innen van een WAHV-sanctie voorzien derhalve niet in verstrekking van de foto van de overtreding aan betrokkene.
4. In geval tegen een WAHV-beschikking beroep wordt ingesteld voorziet de wet (artikel 7:18 Awb) wel in inzage en afgifte van (kopieën van) stukken, zoals bijvoorbeeld foto's (zie achtergrond, onder G.). Vast staat dat verzoeker geen beroep heeft ingesteld tegen de opgelegde beschikkingen. Wél heeft hij de foto's van de overtredingen opgevraagd om deze alsnog te kunnen beoordelen. Nu verzoeker echter geen beroep heeft ingesteld, zijn de voorschriften van hoofdstuk 7 Awb (zie achtergrond, onder F.) niet van toepassing.
5.1. De werkzaamheid van de politie brengt met zich mee dat zij tal van gegevens over personen systematisch moet vastleggen in allerlei registraties. Deze registraties kunnen worden verdeeld in twee groepen: die welke worden aangehouden ten dienste van de uitvoering van de taak van de politie en de overige (zie achtergrond, onder E.). Wanneer deze registratie van persoonsgegevens wordt bijgehouden in het kader van een politietaak, dan is de Wet politieregisters van toepassing (zie artikel 1 Wpolr in achtergrond, onder C.). Artikel 2 Wet politieregisters (zie achtergrond, onder C.) sluit de toepassing van deze wet echter uit waar het betreft taken die de politie uitvoert ten dienste van justitie. Op een dergelijke registratie van persoonsgegevens is dan de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing. De Politiewet omschrijft de justitietaak in artikel 1 onder meer als de administratiefrechtelijke afdoening van inbreuken op wettelijke voorschriften, voor zover in die voorschriften het toezicht op de uitvoering van de politietaak is opgedragen aan het openbaar ministerie (zie achtergrond, onder F.). De WAHV is een wet waarin aan de politie een taak is toebedeeld terzake administratiefrechtelijke afdoening van overtredingen en het openbaar ministerie is belast met het toezicht daarop (artikel 3, zie achtergrond, onder L.).
5.2. Voor de afhandeling van bekeuringen beheert de politie een systeem, het zogenaamde Tobias-systeem, waarin foto's worden geregistreerd van zowel Wet Mulder-snelheidsovertredingen als snelheidsovertredingen die een strafbaar feit vormen (zie Bevindingen, onder G.). Gezien het onderscheid tussen uitvoering van politietaak en justitietaak zijn binnen dit registratiesysteem twee wettelijke regimes toe te passen (zie achtergrond, onder J.).
5.3. Afdoeningen van WAHV-gedragingen die geen strafbaar feit vormen, vallen op grond van de Wet politieregisters (artikel 2 onder a) en de Politiewet 1993 (artikel 1 onder g), onder de justitietaak. Op een dergelijke registratie is de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing. Op grond van artikel 39 van de Wet bescherming persoonsgegevens kan voor informatieverstrekking een kostenvergoeding van ten hoogste ƒ 10,- worden gevraagd (zie achtergrond, onder H.). De Nationale ombudsman acht het niet onjuist dat regionale politiekorpsen in Nederland een kostenvergoeding van ƒ 10,- sinds 1 januari 2002 € 4,50, per fotoverstrekking vragen, zoals ook het korps Noord- en Oost-Gelderland in de zaak van verzoeker heeft gedaan. Iemand die een beschikking ontvangt ter zake van een snelheidsovertreding heeft namelijk nog de mogelijkheid om, indien de foto ten onrechte was opgeslagen, of ten onrechte gerelateerd aan hem of haar, op grond van artikel 39 Wbp de betaalde kostenvergoeding terug te ontvangen.
De onderzochte gedraging is behoorlijk.
Hetgeen hiervoor onder 5.3. is overwogen vormt aanleiding tot het doen van een aanbeveling.
6. De Nationale ombudsman merkt ten overvloede nog het volgende op.
Het Reglement politieregister bekeuringenafhandelingssysteem regionaal politiekorps Noord- en Oost-Gelderland verwijst in artikel 8 voor de verstrekking van geregistreerde gegevens ten onrechte alleen naar de Wet politieregisters en het Besluit politieregisters. Zoals onder 5.3. is geconcludeerd, vallen in dat systeem opgenomen gegevens inzake WAHV-overtredingen onder de Wet bescherming persoonsgegevens, zodat verstrekking daarvan overeenkomstig die wet dient te geschieden. De Nationale ombudsman geeft de korpsbeheerder in overweging het reglement voor het Tobias-systeem op dit punt aan te passen.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland (de burgemeester van Apeldoorn), is niet gegrond.
Aanbeveling
De Nationale ombudsman geeft de korpsbeheerder in overweging om in brieven aan burgers die om fotoverstrekking verzoeken te vermelden dat de kostenvergoeding van € 4,50 wordt terugbetaald indien de foto foutief of ten onrechte is opgeslagen.
Aanvankelijk deelde de korpsbeheerder de Nationale ombudsman mee dat het opvolgen van de aanbeveling een onevenredige administratieve last zou opleveren voor de politie.
Nadien heeft de Raad van Hoofdcommissarissen het standpunt ingenomen, dat - gezien het feit dat terugbetaling bij foutieve of onjuiste opslag van de foto een verplichting is - in de toekomst dient te worden afgezien van het vragen van een kostenvergoeding bij het opvragen van foto's.
Bij brief van 25 mei 2005 liet de korpsbeheerder de Nationale ombudsman desgevraagd weten dat in navolging van het besluit van de Raad van Hoofdcommissarissen in de regio Noord- en Oost-Gelderland voortaan geen kosten meer in rekening worden gebracht bij het opvragen van foto's.
Nadat langdurig over de zaak was gecorrespondeerd, liet de korpsbeheerder op 25 mei 2005 weten dat de Raad van Hoofdcommissarissen inmiddels had besloten geen kostenvergoeding meer te vragen bij het opvragen van foto's. De Nationale ombudsman deelde de korpsbeheerder vervolgens mee met instemming te hebben kennisgenomen van dit besluit.
Onderzoek
Op 15 januari 2002 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer mr. B. te Winterswijk, met een klacht over een gedraging van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland.
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de beheerder van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland (de burgemeester van Apeldoorn), werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd de korpsbeheerder verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
In verband met zijn verantwoordelijkheid voor justitieel politieoptreden werd ook de hoofdofficier van justitie te Zutphen over de klacht geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken, voor zover daarvoor naar zijn oordeel reden was. De hoofdofficier van justitie maakte van deze gelegenheid geen gebruik.
Tijdens het onderzoek kregen betrokkenen de gelegenheid op de door ieder van hen verstrekte inlichtingen te reageren. Tevens werden aan het College bescherming Persoonsgegevens enkele vragen voorgelegd.
Tevens werd de korpsbeheerder een aantal specifieke vragen gesteld en werden telefonische inlichtingen ingewonnen bij privacy-functionarissen van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland, alsmede de Nederlandse Politie Academie.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
De korpsbeheerder berichtte dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen.
Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Bij brief van 26 november 2001 verzocht verzoeker aan het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland dat foto's van door verzoeker gepleegde snelheidsovertredingen aan hem zouden worden toegezonden.
2. Op 17 december 2001 aan verzoeker reageerde het hoofd van de afdeling Centrale Verwerking Bekeuringen van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland onder meer als volgt:
"De foto wordt alleen toegezonden aan de kentekenhouder, indien vooraf een bedrag is overgemaakt van tien gulden.
Dit bedrag dient vooraf te worden overgemaakt (…) onder vermelding van het kenmerk administratie en het kenteken van het betreffende voertuig.
Zolang het door u verschuldigde bedrag niet op deze wijze is voldaan, zal uw verzoek niet worden gehonoreerd.
Met betrekking tot het bedrag ad ƒ 10,- (tien gulden) dat door de regionale politie Noord- en Oost-Gelderland in rekening wordt gebracht wil ik nog opmerken (dat; N.o.) deze gedragslijn door alle regionale politiekorpsen wordt toegepast."
3. Verzoeker liet bij brief van 7 januari 2002 aan de afdeling Centrale Verwerking Bekeuringen weten het hier niet mee eens te zijn en kondigde aan eventueel beklag in te dienen bij de hoofdofficier van justitie of de Nationale ombudsman. Hij schreef onder meer het volgende:
"Met brief van 26 november 2001 heb ik u verzocht mij de foto's toe te zenden van de door u opgelegde sancties met beschikkingnummer (...) en (...). U heeft op deze brief geantwoord met de mededeling, dat de foto's uitsluitend worden opgezonden na betaling van ƒ 10 per foto!!!!!!!
Door uw opstelling dien ik het bewijs van de door mij gepleegde overtreding te kopen!!!
Dit lijkt mij in strijd met alle beginselen van een normale rechtstaat. Ik word beschuldigd van het plegen van een overtreding en degene die mij beschuldigt, stelt zich op het standpunt dat ik maar kosten moet maken om te controleren of dat ook daadwerkelijk het geval is geweest. Het moge duidelijk zijn dat ik uw opstelling niet accepteer. Degene die iets stelt, dient dit ook te bewijzen, zonder dat de tegenpartij hiervoor eerst kosten dient te maken. Ik eis dan ook dat de foto's mij ter beschikking worden gesteld zonder hiervoor te betalen.
Uw opmerking dat deze gedragslijn door alle regionale politiekorpsen wordt toegepast is voor mij niet relevant. Het toepassen van deze lijn wil nog niet zeggen dat er legitimatie voor is."
4. Op 10 januari 2002 reageerde de privacy-adviseur van het politiekorps op verzoekers brief van 7 januari 2002. Hij schreef onder meer het volgende:
"De aan u opgelegde sancties hebben betrekking op gedragingen van de Wet Mulder.
Analoog aan de Wet Politieregisters worden verzoeken om toezending van foto's van degelijke gedragingen aangemerkt als verzoeken om verstrekking, waarvoor eveneens een vergoeding ad Euro 4.50 in rekening wordt gebracht.
Zolang u dit bedrag (per verlangde foto) niet heeft voldaan op de wijze zoals u is kenbaar gemaakt, wordt aan uw verzoeken niet voldaan.
Volledigheidshalve merk ik hierbij nog op dat uw voorgenomen beklag bij de officier van justitie weinig zinvol is, omdat in uw geval geen sprake is van gepleegde strafbare feiten, doch van gedragingen in de zin van de Wet Mulder, met een administratiefrechtelijke afdoening."
B. Standpunt verzoeker
1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder klacht.
2. Ter onderbouwing van zijn standpunt schreef verzoeker op 15 januari 2002 aan de Nationale ombudsman onder meer het volgende:
"Onlangs heb ik drie bekeuringen ontvangen voor het overschrijden van de maximumsnelheid. Alle bekeuringen betroffen overschrijdingen van minder dan 10 kilometer per uur. Alle bekeuringen bedragen ƒ 60.
In verband met het feit dat ik mij niet bewust ben (geweest) van de overschrijdingen, heb ik bij de Politie Noord- en Oost-Gelderland de bewijsstukken opgevraagd van de gepleegde overtredingen. Tot mijn verbazing heb ik het antwoord ontvangen dat ik slechts tegen betaling van € 4,50 per foto de foto's thuisgestuurd kan krijgen. (…)
Bij deze wens ik mij te beklagen tegen deze handelwijze. Ik word beschuldigd van het plegen van een overtreding, waarop een sanctie staat. Ik wil van degene die stelt dat er sprake is geweest van de overtreding het desbetreffende bewijsmateriaal ontvangen, teneinde mij van de juistheid van de stelling te overtuigen. Wat schetst mijn verbazing? Slechts tegen betaling kan ik het bewijs tegen mij kopen!!! Ik vind het onbehoorlijk en in strijd met de rechtsorde dat ik moet betalen om het tegen mij ingebrachte bewijs te verkrijgen. Ik ben dan ook van mening dat degene die stelt ook dient te bewijzen, kosteloos! Dat sprake is van een gedraging in de zin van de Wet Mulder en dientengevolge van administratieve afdoening van deze gedraging (door middel van het opleggen van een boete) doet aan de stel- en bewijsplicht niet af.
Ik verzoek u dan ook te verklaren dat de stelling van de politie onbehoorlijk is en te entameren dat de foto's mij om niet ter beschikking worden gesteld."
3. Bij brief van 21 februari 2002 aan de Nationale ombudsman voegde verzoeker onder meer nog de volgende informatie toe:
"De bekeuringen zijn reeds door mij binnen de daarvoor gestelde termijnen voldaan. Mijn klacht is er echter op gericht, dat ik het onbehoorlijk vind, dat de bewijzen van de door mij gepleegde feiten niet kosteloos worden verstrekt maar uitsluitend tegen betaling."
C. Standpunt korpsbeheerder
In reactie op verzoekers klacht deelde de plaatsvervangend beheerder van het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland de Nationale ombudsman bij brief van 24 juli 2002 onder meer het volgende mee:
"Verzoeker klaagt erover, dat het regionale politiekorps Noord- en Oost-Gelderland een vergoeding vraagt voor het toesturen van foto's in verband met een verkeersovertreding op grond van de Wet Mulder, die verzoeker zou hebben begaan.
In zijn brief d.d. 26 november 2001 heeft klager het hoofd van de Centrale Verwerking Bekeuringen verzocht om foto's te mogen ontvangen van de door hem gepleegde snelheidsovertreding. Klager is hierop geantwoord, dat hij hiervoor een bedrag van € 4,50 (ƒ 10,00) per foto was verschuldigd. Klager ging hiermee niet akkoord en eiste een kosteloze toezending van de foto's. In deze fase is de basis voor het vragen van een vergoeding voor het verstrekken aan betrokkene van een foto artikel 7:18 lid 4 van de Algemene Wet Bestuursrecht, nl. 'belanghebbenden kunnen van deze stukken tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften verkrijgen'. € 4,50 is dan een redelijke vergoeding voor de kosten. In het arrest van de Hoge Raad d.d. 10 maart 1998 VR 1999/24. is een en ander onder overweging 3.5.1. bevestigd.
Door de Raad van Hoofdcommissarissen is erop aangedrongen toch vooral een eenduidig beleid in deze te voeren. Bij Mulderfeiten dient ƒ 10,00 (€ 4,50) voor een foto betaald te worden. De regiopolitie Noord- en Oost-Gelderland houdt zich aan deze richtlijn.
U vraagt in uw brief waarom de 'Wet Politieregisters analoog kon worden toegepast'. Ik veronderstel, dat u hierbij refereert aan de opmerking van de regionale privacy-adviseur de heer Bo. in zijn brief aan klager d.d. 10 januari 2002. Ik heb de heer Bo. om nadere uitleg hiervan gevraagd. Hij heeft in de brief aan klager aan willen geven, dat de toepassing van het inzagerecht van betrokkenen bij gedragingen uit de Wet Administratieve Handhaving Verkeersvoorschriften (de Wet Mulder) kon plaatsvinden onder voorwaarden, die vergelijkbaar zijn met die in de Wet Politieregisters. De wettelijke grondslag is die, zoals hierboven vermeld.
Over het, door mij aan u geformuleerde antwoord heb ik mij verstaan met de hoofdofficier van justitie te Zutphen.
Op grond van bovenstaande acht ik de klacht, dat de heer B. een bedrag moest betalen om foto's van een snelheidsovertreding zonder vergoeding te ontvangen, ongegrond."
D. Reactie verzoeker
Verzoeker liet de Nationale ombudsman bij brief van 12 augustus 2002 weten het standpunt van de plaatsvervangend korpsbeheerder niet te delen. Hij voegde hier onder meer het volgende aan toe:
"De korpsbeheerder verwijst in zijn reactie naar artikel 7:18 lid 4 AWB als basis voor het vragen van de vergoeding van € 4,50 per foto.
Hoofdstuk 7 van de AWB gaat in het bijzonder over 'Bijzondere bepalingen over bezwaar en administratief beroep'. Artikel 7:2 lid 1 AWB stelt belanghebbende in de gelegenheid te worden gehoord alvorens op het bezwaar wordt gereageerd. Artikel 7:4 geeft aan dat belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld de op de zaak betrekking hebbende stukken gedurende ten minste een week ter inzage te nemen. Van de op deze zaak (lees: bezwaar) betrekking hebbende stukken kan belanghebbende tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften verkrijgen. De verwijzing door de korpsbeheerder naar artikel 7:18 is n.m.m. onjuist, daar dit artikel gaat over bijzondere bepalingen inzake beroep, waarvan op dit moment geen sprake is.
De basis van mijn vraag/klacht is niet gelegen in behandeling van een bezwaarschrift. Indien duidelijk is gebleken, dat door mij een verkeersovertreding is gepleegd, behoeft er in het geheel geen bezwaar en/of beroep te worden ingesteld. Mijn klacht is er op gericht, dat aan mij een administratiefrechtelijke sanctie is opgelegd, zonder dat degene die de sanctie oplegt, enige vorm van bewijs van de overtreding kosteloos wenst te verstrekken. Eerst na beoordeling van het bewijs van de gepleegde overtreding kan worden overwogen bezwaar en/of beroep in te stellen. Het is in mijn visie volledig in strijd met algemene rechtsbeginselen aan iemand een sanctie op te leggen, zonder dat aan de overtreder op enigerlei wijze - zonder dat de overtreder het bewijs dient te kopen - kosteloos bewijs wordt geleverd.
Nogmaals, er is in deze zaak (nog) niet sprake van bezwaar en/of beroep. Nog steeds verkeert de zaak in eerste aanleg, zodat de bepalingen van hoofdstuk 7 AWB niet van toepassing zijn, omdat er geen verwijzing in de memorie van toelichting of jurisprudentie is gelegd naar de behandeling van het verzoek in eerste aanleg. Ik vraag ook geen stukken op betreffende het bezwaar, maar ik wil slechts het bewijs (kosteloos geleverd) van de aan mij toegerekende administratieve sanctie. Het verschil met de situatie zoals in hoofdstuk 7 AWB behandeld ligt in het feit dat er al sprake is van een sanctie (nl. een te betalen boete) en niet van een of andere afwijzende beschikking o.i.d.
Conclusie
Nog steeds blijf ik van mening, dat de foto's kosteloos dienen te worden verstrekt. Een verwijzing naar hoofdstuk 7 AWB is onjuist, daar in de onderhavige casus (nog) geen sprake is van bezwaar of beroep en hoofdstuk 7 n.m.m. niet van toepassing op de zaak in eerste aanleg."
E. Reactie korpsbeheerder
De Nationale ombudsman vroeg de korpsbeheerder om een nadere reactie naar aanleiding van verzoekers brief. Deze liet bij brief van 17 september 2002 onder meer het volgende weten:
"In mijn brief aan u van 24 juli 2002 heb ik in dit kader verwezen naar een arrest van de Hoge Raad en een brief van de Raad van Hoofdcommissarissen. (…).
De heer B. (verzoeker; N.o.) nu, is van mening, dat genoemd arrest en de daarin vermelde artikels uit de Algemene Wet Bestuursrecht betrekking hebben op de fase van bezwaar en beroep en nog niet op die van het aanleveren van bewijs.
De gevraagde stukken ter bewijsvoering, dienen om de vraag te beantwoorden of bezwaar en beroep moet worden aangetekend. Het past dan ook in de geest van de Algemene Wet Bestuursrecht om hiervoor een vergoeding te vragen van ten hoogste de kosten. Een afschrift van genoemd arrest voeg ik hierbij (zie achtergrond, onder B.).
Daarnaast conformeer ik mij aan de beleidslijn, zoals vermeld in de brief aan de korpschefs van de Raad van Hoofdcommissarissen d.d. 21 maart 2001, waarin wordt aangedrongen op het hanteren van de regel om een vergoeding van ƒ 10,- (€ 4,50) te rekenen indien wordt verzocht om inzage of verstrekking van een fotografisch vastgelegde overtreding van Mulderfeiten (Wet Administratieve Handhaving Verkeersvoorschriften). Een afschrift van deze brief voeg ik als bijlage bij (zie achtergrond, onder A.).
Op grond van bovenstaande volhard ik dan ook bij mijn standpunt, dat aan de heer B. op terechte gronden een bedrag in rekening wordt gebracht om hem inzage te geven in een foto van een verkeersovertreding, dan wel hem deze foto te verstrekken."
F. VERDERE INFORMATIE
De Nationale ombudsman vroeg aanvullende telefonische informatie op bij de privacy adviseur van het korps Noord- en Oost-Gelderland met betrekking tot de werking van het zogenaamde Tobias-systeem (Totaal Bekeuringen Informatie en Afhandeling Systeem; N.o.), waarin foto's van snelheidsovertredingen worden geregistreerd. Uit dit gesprek bleek dat zowel foto's van overtredingen volgens de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wet Mulder), waarbij de snelheid met minder dan 40 kilometer per uur werd overschreden, als foto's van snelheidsovertredingen van meer dan 40 kilometer per uur in het Tobias-systeem staan geregistreerd. De privacy-adviseur informeerde de Nationale ombudsman dat zodra de foto van de overtreding op het scherm wordt opgeroepen, het Tobias-systeem aangeeft of het een Wet Mulder gedraging is.
Achtergrond
A. Beleidslijn van de Raad van Hoofdcommissarissen gericht aan de korpschefs van Politie betreffende fotoverstrekking, 21 maart 2001.
"Van zowel de zijde van het Openbaar Ministerie, het gebruikersoverleg Tobias, de accountmanager politie van het CJIB (Centraal Justitieel Incasso Bureau; N.o.), alsmede de politie verkeerscommissie zijn signalen ontvangen, dat binnen de korpsen verschillend wordt omgegaan met de verstrekking van foto's, waarop de overtreding is vastgelegd, aan derden. Een aantal korpsen houdt zich aan de wettelijke regeling hieromtrent, een ander aantal houdt er, in afwijking van deze regeling, regionaal beleid op na.
In samenspraak en in overeenstemming met het Bureau Verkeershandhaving van het Openbaar Ministerie, de voorzitter van het Tobias gebruikersoverleg verzoek ik U, indien van toepassing, er op toe (te laten) zien, dat binnen Uw korps de wettelijke regeling ten aanzien van informatieverstrekking aan derden, in casu de fotoverstrekking, wordt gehanteerd.
In hoofdlijnen komt deze er op neer, dat op verzoek en tegen betaling van een bedrag van ƒ 10,- foto('s) van fotografisch vastgelegde overtredingen van Mulderfeiten aan derden ter inzage kunnen worden gelegd op een bureau, dan wel worden verstrekt, waaronder toezending.
Ten aanzien van fotografisch vastgelegde strafrechtelijke overtredingen kan een derde een schriftelijk verzoek indienen bij het betreffende parket, waarbij de mogelijkheid bestaat om de foto kosteloos in te zien op een politiebureau (afhankelijk of de foto op dat moment ten parkette is dan wel op een politiebureau).
In verband met de eenduidigheid binnen heel Nederland meen ik er goed aan te doen deze beleidslijn andermaal onder Uw aandacht te brengen en verzoek ik U Uw medewerkers hieromtrent te informeren."
B. Arrest Hoge Raad 10 maart 1998, Verkeersrecht 1999/24
"3.3. De officier van justitie heeft bij beslissing van 16 december 1996 het beroep ongegrond verklaard en heeft daartoe onder meer overwogen:
"De Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften kent bij het beroep op de officier van justitie geen recht op inzage of afschriften van processtukken toe".
3.4. In haar beroepschrift aan het kantongerecht heeft de betrokkene erop gewezen dat aan haar verzoek om toezending van de in haar beroepschrift aan de officier van justitie genoemde "bewijsstukken" niet was voldaan en heeft zij haar verzoek om deze stukken aan haar ter beschikking te stellen herhaald.
3.5.1. Op grond van het te dezen toepasselijke art. 7:16 Awb dient de officier van justitie alvorens op het bij hem ingestelde beroep te beslissen, de betrokkene in de gelegenheid te stellen te worden gehoord tenzij zich een van de in art. 7:17 Awb bedoelde gevallen voordoet.
Ingevolge art. 7:18, tweede en derde lid, Awb worden door de officier van justitie het aan hem gerichte beroepschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende tenminste een week voor de betrokkene ter inzage gelegd en wordt bij de oproeping voor het horen vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen. Voorts kan de betrokkene ingevolge art. 7:18 vierde lid, Awb van deze stukken tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften verkrijgen.
Ingevolge het bepaalde in art. 6:22 Awb kan de kantonrechter, niettegenstaande een verzuim om aan de hiervoor bedoelde verplichtingen te voldoen, de beslissing van de officier van Justitie in stand laten - en het beroep in zoverre ongegrond verklaren - indien blijkt dat de betrokkene daardoor niet is benadeeld."
C. Wet Politieregisters
Artikel 1, eerste lid, onder b en c:
"1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
b. politietaak: de taak van de politie, omschreven in artikel 2 van de Politiewet 1993;
c. politieregister of register: een samenhangende verzameling van op verschillende personen betrekking hebbende persoonsgegevens
- (…)
- die is aangelegd ten dienste van de uitvoering van de politietaak;"
Artikel 2, onder a:
"Deze wet is niet van toepassing op verzamelingen van persoonsgegevens:
a. die zijn aangelegd voor de uitvoering van de taken ten dienste van de justitie, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder g, onderdelen 1 en 2, van de Politiewet 1993; "
Artikel 20, eerste lid:
"1. De beheerder deelt een ieder op diens verzoek binnen vier weken mede of en zo ja welke deze persoon betreffende persoonsgegevens in een register zijn opgenomen. Hij verstrekt daarbij tevens desgevraagd inlichtingen over de herkomst van de gegevens en over degenen aan wie deze zijn verstrekt. Hij doet daarbij geen mededelingen in schriftelijke vorm. "
Artikel 25:
"1. Een verzoek ingevolge artikel 20, is slechts ontvankelijk na betaling van een kostenvergoeding. Het bedrag van de vergoeding en de wijze van betaling worden geregeld bij algemene maatregel van bestuur."
D. Besluit Politieregisters
Artikel 19:
"Een verzoek om kennisneming door een geregistreerde van de hem betreffende gegevens, is ontvankelijk na betaling van een door de beheerder te bepalen bedrag van ten hoogste EUR 4,50. De beheerder bepaalt de wijze van betaling."
E. Memorie van Toelichting op de Wet politieregisters, kamerstukken 19589, nr. 3, pagina's 4-5, 1985-1986
"Paragraaf 2. Overzicht van het wetsontwerp
A. Werkingssfeer
De werkzaamheden van de politie brengen mee, dat zij tal van gegevens over personen systematisch moet vastleggen. Dit leidt tot de vorming van allerlei registraties. (…) De aanwezige registraties kunnen (…) worden verdeeld in twee groepen: die welke worden aangehouden ten dienste van de uitvoering van de taak van de politie (…) en de overige.
(…) Op de niet onder het onderhavige wetsvoorstel vallende registraties zal de (…) Wet persoonsregistraties van toepassing zijn, voor zover bij de wet in formele zin niet anders zal worden bepaald."
F. Politiewet 1993
Artikel 1, aanhef en onder g:
"1. In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
(…)
g. taken ten dienste van de justitie:
1°. de uitvoering van wettelijke voorschriften waarmee Onze Minister van Justitie is belast;
2°. de administratiefrechtelijke afdoening van inbreuken op wettelijke voorschriften, voor zover in die voorschriften het toezicht op de uitvoering van de politietaak is opgedragen aan het openbaar ministerie; (…)"
Artikel 2:
"De politie heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegde gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven."
G. Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Afdeling 7.3 Bijzondere bepalingen betreffende administratief beroep
Artikel 7:18, tweede en vierde lid
"2. Het beroepsorgaan legt het beroepschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende tenminste een week voor belanghebbende ter inzage.
4. Belanghebbenden kunnen van deze stukken tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften verkrijgen."
H. Wet bescherming persoonsgegevens, in werking getreden op 1 september 2001
Artikel 2, tweede lid, onder c:
"2. Deze wet is niet van toepassing op verwerking van persoonsgegevens:
c. ten behoeve van de uitvoering van de politietaak, omschreven in artikel 2 van de Politiewet 1993."
Artikel 35, eerste lid:
"1. De betrokkene heeft het recht zich vrijelijk en met redelijke tussenpozen tot de verantwoordelijke te wenden met het verzoek hem mede te delen of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt. De verantwoordelijke deelt de betrokkene schriftelijk binnen vier weken mee of hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt."
Artikel 39, eerste en tweede lid:
"1. De verantwoordelijke kan voor een bericht als bedoeld in artikel 35 een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vast te stellen vergoeding van kosten verlangen die ten hoogste f 10 bedraagt.
2. De vergoeding wordt teruggegeven in geval de verantwoordelijke op verzoek van de betrokkene, op aanbeveling van het College of op bevel van de rechter tot verbetering, aanvulling, verwijdering of afscherming is overgegaan."
I. Memorie van Toelichting op de Wet bescherming Persoonsgegevens, kamerstukken 25892, nr. 3. 1997-1998
Pagina's 12-13:
"In overeenstemming met het Verdrag (van de Raad van Europa; N.o.) gaat (…) de WPR (Wet persoonsregistraties; N.o.) uit van een aantal overkoepelende normen. Deze algemene normen moeten geconcretiseerd worden en de WPR reikt hiervoor instrumenten aan (…) De concretisering heeft (…) op een aantal terreinen plaatsgevonden op het niveau van de wet in formele zin. Voorbeelden hiervan zijn (…) de Wet politieregisters. Deze bijzondere wetten staan formeel-juridisch naast de WPR; ze bevinden zich echter wel binnen de grenzen die de normen in het Verdrag stellen. (…)
Op alle niveaus, dat van de Raad van Europa, van de Europese Unie of van de Nederlandse wetgeving, geldt dat voor zover de algemene normen niet geconcretiseerd zijn in bijzondere regelgeving, de toepasselijkheid van de algemene normen in het concrete geval moet worden beoordeeld. Om normen per sector in formele wetgeving te concretiseren, kunnen twee modellen worden onderscheiden. (…) De andere is het model waarbij voor een sector een uitputtend (privacy-)regime is geschapen en waarbij in de wet wordt vermeld dat de toepasselijkheid van de algemene regels geheel wordt uitgesloten. (…) Voorbeelden van het tweede model zijn de Wet politieregisters (…).
In art 2 WPR is ervan uitgegaan dat bij wetten van het tweede model de niet-toepasbaarheid van WPR steeds in deze laatste wet zelf is vastgelegd. Het onderhavige wetsvoorstel kiest voor een continuering van dit systeem. Deze keuze brengt met zich mee dat ook bij eventuele toekomstige wetgeving bevattende een uitputtend regime voor de bescherming van persoonsgegevens in een bepaalde sector, het niet van toepassing zijn van de WBP in deze laatste wet zelf wordt vermeld. Deze keuze voorkomt vragen over de verhouding tussen verschillende wettelijke systemen."
Pagina's 69-71, betreffende artikel 2 lid 2 Wbp:
"De onderdelen b tot en met f maken, in overeenstemming met artikel 2, derde lid WPR, verdere uitzonderingen op de toepasselijkheid van het wetsvoorstel. Het is de bedoeling dat wetten over gegevensverwerking waarop de WBP niet van toepassing is uitdrukkelijk in artikel 2 worden vermeld. (…)
Ten aanzien van de uitgezonderde gegevensverwerkingen zal de thans geldende specifieke wetgeving, te weten de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de Wet politieregisters, blijven gelden. In de bestaande situatie zal daarom geen verandering optreden."
J. 'Politiegegevens beschermd, een toelichting op het gesloten verstrekkingenregime van de Wet Politieregisters', Registratiekamer juni 2000
"3.2.1 Sociale compartimentering
(…) Verhouding met politieorganisatie
(…) De Wpolr is allereerst van toepassing op persoonsregisters die de politie bijhoudt in het kader van de uitoefening van de politietaak: door politiemensen bijgehouden persoonregistraties die niet in het kader van de politietaak worden aangelegd vallen onder de (…) Wbp. De politieorganisatie heeft aldus te maken met twee verschillende juridische regimes voor hun persoonsregisters."
(…)
Noot 14: De Wpolr is (niet uitputtend) van toepassing op het (…) register bekeuringsafhandelingssysteem/ niet Wet Mulder beschikkingen. (…) De (…) Wbp is (niet uitputtend) onder meer van toepassing op het (…) bekeuringsafhandelingssysteem van de Wet Mulder. (…)"
K. Reglement politieregister bekeuringenafhandelingssysteem regionaal politiekorps Noord- en Oost-Gelderland van 22 juli 1994
Artikel 8, eerste lid:
"Verstrekking van gegevens vindt plaats in overeenstemming met de WPolr en het Bpolr."
Artikel 11, tweede lid:
"Een verzoek tot kennisneming dient schriftelijk gericht te worden aan de registerbeheerder, t.a.v. de privacyfunctionaris (…) te Apeldoorn. Het verzoek is ontvankelijk na ontvangst van de betaling van f 10 (tien gulden) op rekening (…) onder vermelding van 'privacyverzoek'."
L. Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV), ook wel genoemd: Wet Mulder
Artikel 3:
"1. Met het toezicht op de naleving van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde voorschriften zijn belast de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen ambtenaren.
2. De in het eerste lid bedoelde ambtenaren zijn bevoegd tot het opleggen van een administratieve sanctie ter zake van de door hen of op geautomatiseerde wijze vastgestelde gedragingen aan personen die de leeftijd van twaalf jaren hebben bereikt.
3. De officier van justitie in het arrondissement waar de in het eerste lid bedoelde ambtenaren optreden, houdt toezicht op de wijze waarop zij van de hun verleende bevoegdheid gebruik maken. Hij kan daaromtrent beleidsregels vaststellen. Bij algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld omtrent het toezicht op de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde ambtenaren van de hun verleende bevoegdheid gebruik maken en de intrekking van die bevoegdheid.
4. Het College van procureurs-generaal houdt toezicht op de bij deze wet geregelde handhaving van verkeersvoorschriften. Het geeft daartoe bevelen aan de hoofden van arrondissementsparketten."
Artikel 4, eerste, tweede en vierde lid:
"1 De administratieve sanctie wordt opgelegd bij gedagtekende beschikking. De beschikking bevat een korte omschrijving, onder verwijzing naar de aanduiding in de bijlage, van de gedraging ter zake waarvan zij is gegeven en het voor die gedraging bepaalde bedrag van de administratieve sanctie, de datum en het tijdstip waarop alsmede de plaats waar de gedraging is geconstateerd.(…)
2. Zo mogelijk wordt aanstonds een aankondiging van de beschikking uitgereikt aan degene tot wie zij zich richt, of wordt deze achtergelaten in of aan het motorrijtuig. De bekendmaking van de beschikking geschiedt binnen vier maanden nadat de gedraging heeft plaatsgevonden, door toezending van de beschikking aan het adres dat betrokkene heeft opgegeven of, indien dat niet mogelijk is en de gedraging heeft plaatsgevonden met of door middel van een motorrijtuig waarvoor een kenteken is opgegeven, aan het adres dat is opgenomen in het kentekenregister.(…)
4. De beschikking vermeldt de dag waarop krachtens artikel 23 de sanctie uiterlijk moet zijn voldaan. Tevens vermeldt de beschikking dat de sanctie dient te worden voldaan door middel van de toegezonden acceptgiro dan wel op een in die beschikking aangeduide plaats, alsmede de verhogingen die krachtens artikel 23, tweede lid, en artikel 25 op de administratieve sanctie vallen, indien deze niet tijdig wordt voldaan."