Er wordt veel gedaan om de uitvoering van uitzettingsvluchten zorgvuldig te laten verlopen, maar op een aantal punten zijn verbeteringen mogelijk, constateert de Nationale ombudsman na onderzoek. Over medische zorg, toegankelijkheid van klachtbehandeling en gegevens-overdracht doet hij aanbevelingen aan de staatssecretaris voor Veiligheid en Justitie. Verder pleit de ombudsman voor multidisciplinair toezicht op uitzettingen van vreemdelingen, en voor standaard onderzoek na incidenten. De Nationale ombudsman heeft gekeken naar de uitvoering en het toezicht op uitzettingsvluchten van uitgeprocedeerde vreemdelingen en hoe de mensenrechten bij die vluchten worden gewaarborgd. De aanleiding voor het onderzoek is een vraag van de Europese ombudsman om informatie over de Nederlandse situatie.
Uitgeprocedeerde vreemdelingen die niet op eigen gelegenheid Nederland verlaten, kunnen worden uitgezet naar het land van herkomst. Uitzettingsvluchten kunnen plaatsvinden met een reguliere vlucht. Nederland zette in 2014 op deze manier 1520 vreemdelingen uit. Uitzettingsvluchten kunnen ook ondersteund worden door het Europese agentschap Frontex. De praktische organisatie van die vluchten ligt steeds bij één van de lidstaten. In 2014 zijn 14 vreemdelingen uit Nederland met een Frontex-vlucht uitgezet.
Uitvoering kan beter
Het proces van gedwongen terugkeer is sterk geprotocolleerd. Er is in Nederland veel gedaan om de uitzettingen zorgvuldig te laten verlopen. De Nationale ombudsman is van oordeel dat de Koninklijke Marechaussee (Kmar) er in het algemeen goed in slaagt persoonlijk contact met de vreemdeling op te bouwen tijdens de uitzetting. Medewerkers van de Kmar proberen zo te voorkomen dat de vreemdeling zich gaat verzetten en de situatie escaleert. Het blijft echter altijd mensenwerk. De Nationale ombudsman ziet ruimte voor verbetering bij de medische zorg van mensen die worden uitgezet en bij de gegevensoverdracht. Bij de medische zorg is niet duidelijk in welke situaties daadwerkelijk gecheckt wordt of er medische belemmeringen zijn voor het maken van de reis. Daarnaast komt het voor dat de Kmar geconfronteerd wordt met medische vragen, terwijl zij geen medische expertise hebben. Zij moeten altijd een beroep kunnen doen op medisch geschoold personeel, vindt de ombudsman.
Informatie (bv. postuur, de taal die iemand spreekt en of iemand berust in zijn uitzetting, etc) uit TISOV, het gezamenlijke informatiesysteem, is leidend voor de Kmar. Er ontbreekt echter nog vaak informatie die voor de Kmar belangrijk is. De Nationale ombudsman is van oordeel dat de gegevensoverdracht in het uitzettingsproces beter kan.
Toezicht nog te beperkt
Een noodzakelijke waarborg voor de toetsing of de mensenrechten daadwerkelijk worden gerespecteerd is de aanwezigheid van effectief en onafhankelijk toezicht. De Inspectie Veiligheid en
Justitie houdt sinds 2014 toezicht op de uitzettingsvluchten vanaf het moment dat een vreemdeling op de luchthaven aankomt. De Nationale ombudsman is van oordeel dat het toezicht al moet starten bij de voorbereiding van het vertrek. De Nationale ombudsman vindt bovendien dat de Inspectie incidenten altijd moet onderzoeken. Het toezicht wint aan kwaliteit als het multidisciplinair zou zijn. De Inspectie Veiligheid en Justitie kijkt bijvoorbeeld bij medische zaken procedureel of de juiste stappen zijn doorlopen, maar beoordeelt niet medische-inhoudelijk.
Ook klachtbehandeling is een noodzakelijke waarborg. De Nationale ombudsman is van mening dat er zowel voor als tijdens de uitzetting actief informatie moet worden gegeven over de mogelijkheid om een klacht in te dienen.
Toezicht op Frontex-vluchten
Bij Frontex-vluchten ligt de praktische organisatie van de vlucht en het toezicht op de vlucht bij één van de lidstaten. Het Europees agentschap Frontex heeft een gedragscode ontwikkeld voor de uitzettingen die voor alle lidstaten geldt. De lidstaten hanteren daarnaast elk hun eigen normen. De Nationale ombudsman beveelt aan dat op Europees niveau afspraken moeten worden gemaakt over de toegestane geweldsinzet en de uitvoering van het toezicht hierop. Hij vraagt in dit verband aandacht voor een betere samenwerking tussen Europese landen.
Aanleiding onderzoek
De aanleiding voor het onderzoek is een vraag van de Europese ombudsman om informatie over de Nederlandse situatie. Soortgelijk onderzoek is gelijktijdig in meerdere EU-landen uitgevoerd, door de ombudsmannen in die landen. De Europese ombudsman heeft hierover op 6 mei 2015 een rapport uitgebracht aan het Europees parlement.