2003/345

Rapport

Verzoekster klaagt erover dat Geové Zorgverzekeraar haar onvoldoende tijdig in kennis heeft gesteld van het feit dat zij als gevolg van een aanpassing van de Ziekenfondswet met ingang van 1 januari 2000 niet meer medeverzekerd kon zijn bij haar partner. Verzoekster acht het in dit verband niet juist dat Geové Zorgverzekeraar haar dit pas kenbaar heeft gemaakt naar aanleiding van het schonen van het bestand medeverzekerden in de reguliere controlecyclus op 16 augustus 2002. Daarnaast acht verzoekster het niet juist dat Geové de verzekering met haar heeft beëindigd per 9 oktober 2002 en hiermee niet heeft gewacht tot ná de operatie die zij diende te ondergaan.

Beoordeling

1. Met ingang van 1 januari 2000 is artikel, 4, zestiende lid van de Ziekenfondswet aangepast in verband met de invoering van de verplichte ziekenfondsverzekering voor zelfstandigen. Deze wijziging had tevens gevolgen voor de medeverzekering in het ziekenfonds van overheidspersoneel. De wijziging houdt namelijk in dat een ieder die op grond van enige bepaling in de ziekenfondsregelgeving op eigen titel van de ziekenfondsverzekering is uitgesloten, ook niet meeverzekerd kan zijn bij de partner. Aangezien het overheidspersoneel is uitgesloten van de verplichte ziekenfondsverzekering, is dit personeel vanaf 1 januari 2000 ook uitgesloten van medeverzekering (zie achtergrond). Dit laatste is onvoldoende tijdig onderkend. Het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) stelde de ziekenfondsen dan ook pas in een brief van 21 maart 2001 hiervan in kennis. In de brief wordt tevens vermeld hoe de ziekenfondsen dienen te handelen. De beleidslijn houdt in dat ambtenaren niet als nieuwe verzekerden kunnen worden ingeschreven en dat de medeverzekering van ambtenaren bij de reguliere vijfjaarlijkse controle wordt beëindigd.

2. Verzoekster, werkzaam bij de overheid, was tot 9 oktober 2002 bij Geové Zorgverzekeraar (hierna ook: Geové) via haar echtgenoot medeverzekerd voor het ziekenfonds. In het kader van de vijfjaarlijkse controle van het verzekerdenbestand vernam verzoekster op 23 september 2002 van Geové dat zij zich zo spoedig mogelijk particulier moest verzekeren aangezien zij, in verband met voornoemde wijziging in de Ziekenfondswet, geen recht meer had op medeverzekering voor het ziekenfonds via haar echtgenoot. Hoewel Geové verzoekster een offerte zond voor de (particuliere) Zorgselectpolis van Geové en verzoekster verzocht haar voor deze verzekering in te schrijven, voldeed Geové niet aan dit verzoek gezien de chirurgische operatie die verzoekster op 30 oktober 2002 zou ondergaan. Geové bood verzoekster als alternatief aan de Standaardpakketpolis. Verzoekster ging op dit aanbod in en Geové beëindigde verzoeksters ziekenfondsverzekering per 9 oktober 2002 en schreef verzoekster voor dezelfde datum in voor de Standaardpakketpolis.

3. Van ziekenfondsverzekeraars mag worden verwacht dat zij hun aangesloten verzekerden actief informeren over hun rechten en plichten als verzekerde.

Uit een oogpunt van actieve informatieverstrekking had Geové de bij haar aangesloten ziekenfondsverzekerden ná ontvangst van de brief van CVZ van 21 maart 2001, dan ook door middel van een algemeen schrijven in kennis moeten stellen van de wetswijziging, van de gevolgen die de wetswijziging mogelijkerwijs voor hen zou hebben, en van de wijze van aanpak. De brief van 21 maart 2001 stond een dergelijke handelwijze niet in de weg aangezien in de brief alleen werd vermeld op welke moment en op welke wijze de beëindiging van de inschrijving als medeverzekerde van overheidspersoneel diende te worden gerealiseerd. Dat Geové dit heeft nagelaten en haar verzekerden pas heeft geïnformeerd naar aanleiding van de vijfjaarlijkse controle van het verzekerdenbestand, is dan ook niet juist.

In zoverre is de onderzochte gedraging niet behoorlijk.

4. Vorenstaande betekent niet dat Geové had moeten wachten met het beëindigen van de ziekenfondsverzekering tot ná de operatie die verzoekster op 30 oktober 2002 diende te ondergaan. Zoals hiervóór onder 2. vermeld, bestond immers al vanaf 1 januari 2000 geen formeel recht meer op ziekenfondsverzekering. Bovendien had CVZ de verzekeraars in de brief van 31 maart 2001 geïnformeerd dat de medeverzekering van ambtenaren bij de reguliere vijfjaarlijkse controle met een hedenbeslissing diende te worden beëindigd.

In zoverre is de onderzochte gedraging behoorlijk.

Conclusie

De klacht over de onderzochte gedraging van Geové Zorgverzekeraar is gegrond wat betreft de informatieverstrekking aan verzoekster en niet gegrond wat betreft het tijdstip waarop verzoeksters ziekenfondsverzekering is beëindigd.

Onderzoek

Op 9 januari 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw R. te Haren, met een klacht over een gedraging van Geové Zorgverzekeraar te Groningen.

Naar deze gedraging werd een onderzoek ingesteld.

In het kader van het onderzoek werd Geové Zorgverzekeraar verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.

Daarnaast werd de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om informatie gevraagd.

Vervolgens werd verzoekster in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.

Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.

De minister van Binnenlandse Zaken deelde mee zich met de inhoud van het verslag te kunnen verenigen.

De reactie van verzoekster gaf aanleiding het verslag op een enkel punt te wijzigen.

De reactie van Geové Zorgverzekeraar gaf geen aanleiding tot wijziging van het verslag.

Bevindingen

De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:

A. feiten

1. Verzoekster, werkzaam bij de overheid, was tot 9 oktober 2002 bij Geové Zorgverzekeraar (hierna ook: Geové) via haar echtgenoot medeverzekerd voor het ziekenfonds. Bij brief van 16 augustus 2002 zond Geové verzoeksters echtgenoot een formulier met het verzoek dit formulier in verband met de controle van het verzekerdenbestand, ingevuld binnen tien dagen te retourneren. Verzoeksters echtgenoot voldeed aan dit verzoek op 27 augustus 2002.

2. Op 20 september 2002 zond Geové verzoeksters echtgenoot een brief waarin werd gesteld dat uit de controle op de verzekeringsplicht was gebleken dat hij als verplicht verzekerde bij het ziekenfonds stond ingeschreven, maar dat Geové enige vragen had over verzoekers rechten dienaangaande. Op 23 september 2002 vernam verzoekster van Geové dat zij zich zo spoedig mogelijk particulier moest verzekeren aangezien zij in verband met een wijziging in de Ziekenfondswet geen recht meer had op medeverzekering voor het ziekenfonds via haar partner. Hoewel Geové verzoekster een offerte zond voor de (particuliere) Zorgselectpolis van Geové en verzoekster Geové verzocht haar voor deze verzekering in te schrijven, voldeed Geové niet aan dit verzoek gezien de chirurgische operatie die verzoekster op 30 oktober 2002 zou ondergaan. Geové bood verzoekster als alternatief aan de Standaardpakketpolis. Verzoekster ging op dit aanbod in en Geové beëindigde verzoeksters ziekenfondsverzekering per 9 oktober 2002 en schreef verzoekster voor dezelfde datum in voor de Standaardpakketpolis.

B. Standpunt verzoekster

Voor het standpunt van verzoekster wordt verwezen naar de klachtomschrijving onder Klacht.

C. Standpunt Geové Zorgverzekeraar

1. In reactie op de klacht deelde Geové Zorgverzekeraar het volgende mee:

“…Op 21 maart 2001 zijn wij via een circulaire van CVZ (College voor Zorgverzekeringen; N.o.) geïnformeerd over beëindiging medeverzekering overheids- en onderwijzend personeel. (…). In 2002 zijn wij via de reguliere vijfjaarlijkse controlecyclus er achter gekomen dat (verzoekster; N.o.) volgens bovenstaande circulaire geen recht meer heeft op medeverzekering. Om die reden hebben wij de ziekenfondsverzekering van mevrouw met ingang van 9 oktober 2002 beëindigd.

(verzoekster; N.o.) is van mening dat wij haar ziekenfondsverzekering langer moesten handhaven. In ieder geval tot na haar operatie. Conform de circulaire van CVZ hebben wij de ziekenfondsverzekering op een correcte wijze beëindigd. Wij willen (verzoekster; N.o.) erop wijzen dat ons er alles aan is gelegen om haar belangen te behartigen. Wij moeten echter ook de wet uitvoeren, de Ziekenfondswet. Daarbij moeten wij ons houden aan de voorschriften die uit de betreffende wetten voortvloeien.

(verzoekster; N.o.) schrijft in haar brief van 27 december 2002 dat de collectieve ziektekostenverzekering van haar werk veel goedkoper is dan een Standaardpakketpolis. Op 24 september 2002 heeft (verzoekster; N.o.) van Geové een offerte ontvangen. Mevrouw was toen op de hoogte dat zij zich particulier moest laten verzekeren. Waarom heeft mevrouw toen niet geïnformeerd wat een ziektekostenverzekering bij haar werk kostte?

Mevrouw is vanaf 9 oktober 2002 ingeschreven voor een Standaardpakketpolis. Deze polis is ondergebracht bij locatie Velp. Wij hebben telefonisch contact gezocht met locatie Velp en gevraagd of er al een bewijs van inschrijving is aangemaakt. Inmiddels is er een bewijs van inschrijving naar mevrouw toegestuurd…”

2. Bij de reactie was gevoegd de brief van CVZ aan de Ziekenfondsen, gedateerd 21 maart 2001. Deze brief luidde als volgt:

“Met ingang van 1 januari 2000 is artikel 4, zestiende lid, van de Ziekenfondswet aangepast. Kortweg gezegd komt die wijziging erop neer dat een ieder die op grond van enige bepaling in de ziekenfondsregelgeving op eigen titel van ziekenfondsverzekering is uitgesloten ook niet medeverzekerd kan zijn bij de partner.

Dit betekent onder meer dat medeverzekering van overheidspersoneel (ambtenaren en onderwijsgevenden) via de ziekenfondsverzekering van een partner sinds 1 januari 2000 niet meer mogelijk is. Dit is onvoldoende onderkend. Feitelijk betekent dat dat op dit moment overheidspersoneel ten onrechte als medeverzekerde staat ingeschreven. Deze inschrijving zal in voorkomend geval moeten worden beëindigd. Uiteraard kunnen geen nieuwe inschrijvingen als medeverzekerde plaatsvinden van overheidspersoneel.

Voor de beëindiging van de inschrijving als medeverzekerde van overheidspersoneel stellen wij ons het volgende traject voor:

Het schonen van het bestand medeverzekerden in de reguliere vijfjaarlijkse controlecyclus;

In voorkomend geval met een hedenbeslissing de inschrijving als medeverzekerde beëindigen.

Wij vertrouwen erop dat hiermee de extra werkzaamheden voor ziekenfondsen tot een minimum beperkt blijven..”

D. informatie minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties.

“…Met de wijziging van de Ziekenfondswet (Zfw) met ingang van 1 januari 2000 zijn kleine zelfstandigen onder de verplichte ziekenfondsverzekering gebracht. Artikel 4, lid 16, van de Zfw is gewijzigd om te voorkomen dat kleine zelfstandigen met een inkomen boven de loongrens voor kleine zelfstandigen als medeverzekerde in de ziekenfondsverzekering van hun partner toch dekking ten laste van de ziekenfondsverzekering zouden kunnen verkrijgen. Er is destijds niet onderkend dat deze wijziging ook gevolgen heeft voor in het ziekenfonds meeverzekerde ambtenaren.

De sectorwerkgevers bij de overheid zijn dan ook niet geïnformeerd over de conse-quenties van de wijziging van artikel 4, lid 16, van de Zfw voor in het ziekenfonds meeverzekerde ambtenaren. In de gewijzigde artikelen van de Zfw en in de Memorie van Toelichting bij de wijziging van 1 januari 2000 worden ambtenaren ook niet met name genoemd.

Pas begin 2001 is de sectorwerkgever Rijk ter ore gekomen dat de invoering van de verplichte ziekenfondsverzekering voor zelfstandigen gevolgen heeft voor in het ziekenfonds meeverzekerde ambtenaren. Ook het College voor zorgverzekeringen (CVZ) heeft dit pas in 2001 onderkend. In een brief van het CVZ van 21 maart 2001 aan de ziekenfondsen (zie bijlage 1) is de ziekenfondsen gemeld op welke wijze er gehandeld moet worden. De beleidslijn houdt in dat ambtenaren niet als nieuwe medeverzekerden kunnen worden ingeschreven en dat de medeverzekering van ambtenaren bij de reguliere vijfjaarlijkse controle wordt beëindigd. De departementen zijn hiervan per brief van 17 april 2001 op de hoogte gesteld (zie bijlage 2). Het rijkspersoneel zelf is niet van deze wijziging van de Zfw in kennis gesteld door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Doordat de beleidslijn van het CVZ ertoe leidt dat bij hun partner in het ziekenfonds meeverzekerde ambtenaren ergens in de loop van vijf jaar geconfronteerd worden met de stopzetting van hun ziekenfondsverzekering omdat niet bekend is welke ambtenaren het betreft, is het niet mogelijk geweest de betreffende ambtenaren gericht in te lichten…”

e. Reactie verzoekster

Verzoekster bleef bij haar standpunt.

Achtergrond

Met ingang van 1 januari 2000 is artikel, vier, zestiende lid van de Ziekenfondswet (Wet van 15 oktober 1964, Stb. 392) aangepast in verband met de invoering van de verplichte ziekenfondsverzekering voor zelfstandigen. Deze wijziging heeft tevens gevolgen voor de medeverzekering in het ziekenfonds van overheidspersoneel. De wijziging van de Ziekenfondswet houdt in dat een ieder die op grond van enige bepaling in de ziekenfondsregelgeving op eigen titel van ziekenfondsverzekering is uitgesloten, ook niet meeverzekerd kan zijn bij de partner. Aangezien het overheidspersoneel is uitgesloten van de verplichte ziekenfondsverzekering, is dit personeel vanaf 1 januari 2000 ook uitgesloten van medeverzekering.

Instantie: Geové Zorgverzekeraar Groningen

Klacht:

Onvoldoende tijdig in kennis gesteld van het feit dat verzoekster als gevolg van een aanpassing van de Ziekenfondswet met ingang van 1 januari 2000 niet meer bij partner medeverzekerd kon zijn; pas kenbaar gemaakt n.a.v. het schonen van het bestand medeverzekerden in de reguliere controlecyclus.

Oordeel:

Gegrond

Instantie: Geové Zorgverzekeraar Groningen

Klacht:

Verzekering beëindigd per 9 oktober 2002 en hiermee niet gewacht tot na de operatie die verzoekster diende te ondergaan .

Oordeel:

Niet gegrond