Verzoeker is veroordeeld tot TBS met dwangverpleging en verblijft in FPC (Forensisch Psychiatrisch Centrum) de Van Mesdagkliniek. De behandelcoördinator en het plaatsvervangend hoofd van de kliniek hebben voor verzoeker een aanvraag ingediend voor incidenteel verlof, om afscheid te kunnen nemen van zijn overleden stiefopa. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie wees de aanvraag af omdat het verzoek niet binnen de Verlofregeling TBS viel.
Verzoeker klaagt over de wijze waarop de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie het verzoek om incidenteel verlof op 9 augustus 2013 heeft afgehandeld. Verzoeker voelt zich niet gehoord, doordat de uitvoerig onderbouwde aanvraag van het Forensische Psychiatrisch Centrum (FPC) van 8 augustus 2013 is afgewezen met een kort briefje.
Nu de aanvraag was ingediend door de kliniek met een positief advies, had het in de rede gelegen dat de staatssecretaris had gemotiveerd waarom aan de argumenten van de kliniek voorbij is gegaan en waarom er sprake diende te zijn van een zeer hechte band tussen verzoeker en zijn stiefopa en een substantiële bijdrage van verzoekers stiefopa in de opvoeding. Dit geldt temeer nu uit de reactie van de staatsecretaris blijkt dat de afwijzing gebaseerd is op beleid dat niet op schrift is gesteld. Bovendien kon niet van de kliniek worden verwacht dat zij verzoeker een uitgebreide toelichting had gegeven op een summier gemotiveerde beslissing van de staatssecretaris waarin voorbij werd gegaan aan de argumenten die de kliniek had aangedragen.
Het vereiste van goede motivering is geschonden.