Mevrouw Vink (niet haar echte naam), die bij de gemeente Geertruidenberg werkte, kon het goed vinden met een bestuurder van deze gemeente. Deze bestuurder zocht, zo gaf zij aan, vanaf enig moment haar grenzen op en ging hierin steeds verder; uiteindelijk voelde zij zich seksueel geïntimideerd door hem. Ze besloot de burgemeester in vertrouwen te nemen en diende hierna een klacht in bij de Klachtencommissie ongewenst gedrag van de gemeente. Deze commissie, waarin externe leden zaten, bracht op basis van onderzoek een rapport uit over de kwestie. De klacht van mevrouw Vink werd ongegrond geacht.
Mevrouw Vink klaagde er vervolgens over dat de gemeente het rapport van de klachtencommissie, kort na het verschijnen, op de website van de gemeente plaatste, samen met een persbericht. Zij was op dat moment nog niet eens geïnformeerd over het standpunt van de gemeente; formeel gebeurde dat pas maanden later.
De Nationale ombudsman stelde vast dat de gekozen procedure, een klacht bij de Klachtencommissie ongewenst gedrag, in dit geval geen gelukkige keuze was gebleken. Maar zo was het uiteindelijk wel gegaan en het resultaat van het onderzoek door de commissie kwam – geanonimiseerd en ingekort – op het internet te staan. Een vorm van openbaarheid was in dit geval onvermijdelijk, stelde de Nationale ombudsman vast. Dat het rapport op internet werd geplaatst was echter een stap te ver. De gemeente lijkt de arbeidsrechtelijke kanten van de zaak teveel uit het oog te zijn verloren en heeft vooral aandacht besteed aan de bestuurlijke kanten. De positie van mevrouw Vink leek hierbij van ondergeschikt belang te zijn.
De gemeente heeft het grondrecht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer onvoldoende gerespecteerd, zo oordeelde de Nationale ombudsman.