Verzoeker klaagt over het optreden jegens hem van drie ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee op 21 mei 2000 te Schiphol tijdens een poging om hem uit Nederland te verwijderen. Verzoeker klaagt er met name over dat de betrokken ambtenaren:
- hem hardhandig hebben behandeld terwijl hij naar het vliegtuig werd gebracht;
- fysiek geweld tegen hem hebben gebruikt in het vliegtuig en naast het vliegtuig;
- hem hardhandig hebben behandeld bij het wegvoeren naar een kamer op de luchthaven;
- hem in die kamer, nadat de verwijdering was gestaakt, hebben geslagen en geschopt;
- hem vervolgens hebben opgesloten in een slecht geventileerde ruimte;
- hem niet hebben toegestaan een beroep te doen op een arts.
Voorts klaagt verzoeker over de wijze waarop de klacht van 23 oktober 2000 over het voorgaande is behandeld. In dit verband klaagt hij erover dat in de afdoeningbrief:
- niet duidelijk is gemaakt op welke wijze onderzoek had plaatsgevonden naar de klacht;
- onvoldoende is gemotiveerd waarom de klacht ongegrond werd geacht;
- geen uitspraak is gedaan over het klachtonderdeel betreffende de behandeling op de afdeling verwijderingen, nadat de verwijdering was gestaakt.
Beoordeling
A. Ten aanzien van de geweldpleging
1. Op 21 mei 2000 hebben ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee een poging gedaan om verzoeker, van Iraanse nationaliteit, via de Luchthaven Schiphol uit Nederland te verwijderen. Zij wilden verzoeker uitzetten naar Armenië, het land waar verzoeker met het vliegtuig vandaan was gekomen. De poging werd gestaakt vanwege verzoekers verzet. Op 24 mei 2000 is verzoeker wel uit Nederland verwijderd.
2. Een ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee is gerechtigd om in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, geweld te gebruiken. Het daadwerkelijk uitoefenen van geweld moet wel in overeenstemming zijn met de vereisten van subsidiariteit en proportionaliteit (zie Achtergrond onder 2.).
3.1. Verzoeker klaagt erover dat de betrokken ambtenaren tijdens deze poging tot uitzetting geweld jegens hem hebben aangewend. Volgens verzoeker hebben de ambtenaren hem in de eerste plaats hardhandig aangepakt terwijl zij hem naar het vliegtuig brachten. Hij deelde op dit punt mee dat hij stevig was vastgehouden en naar het vliegtuig was gesleept. Verzoeker gaf verder aan dat hij had geweigerd om in het vliegtuig te stappen.
3.2. Volgens de minister van Defensie was er, voordat verzoeker het vliegtuig betrad, geen enkele aanleiding geweest waaruit was gebleken dat verzoeker vervolgens zou weigeren om zijn medewerking te verlenen aan de uitzetting. Bij aankomst in het vliegtuig was verzoeker begonnen met het plegen van fysiek en verbaal verzet. In een mutatieverslag van 21 mei 2000 van de afdeling verwijderingen is vermeld dat verzoeker zonder problemen leek mee te gaan. Bij het aan boord brengen had verzoeker zich echter overal aan vastgegrepen en was hij begonnen te schreeuwen.
3.3. De lezingen staan op dit punt derhalve tegenover elkaar. Verzoeker heeft echter niet aangegeven dat hij zich ook al had verzet voordat hij bij het vliegtuig kwam. Daarom wordt aannemelijk geacht dat hij vrijwillig naar het vliegtuig is gelopen, zodat het niet nodig was om geweld te gebruiken, in de vorm van hem ruw vastpakken of voortslepen.
De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.
4.1. Volgens verzoeker hebben de betrokken ambtenaren ook fysiek geweld tegen hem gebruikt naast en in het vliegtuig, door hem op ruwe wijze het vliegtuig in te duwen.
4.2. De minister heeft op dit punt laten weten dat verzoeker bij aankomst in het vliegtuig om zich heen heeft getrapt en geschreeuwd dat hij niet verwijderd wilde worden.
In het meldingsformulier betreffende geweldsaanwending van een vreemdeling tegen de Koninklijke Marechaussee is vermeld dat verzoeker heeft geslagen, gebeten en geschopt bij het aan boord brengen van het vliegtuig. Volgens de minister hebben de twee escorterende ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee verzoeker met veel moeite in bedwang kunnen houden. Omdat verzoeker zich zo hevig bleef verzetten hebben zij hem buiten het vliegtuig handboeien omgedaan. Daartoe was verzoeker op zijn buik op de grond gelegd. Tijdens het aanbrengen van de handboeien heeft verzoeker met zijn hoofd heen en weer geslagen en om zich heen getrapt. Vervolgens was hij in het vliegtuig geplaatst, waarbij hij met gepast geweld was vastgehouden en vooruitgeduwd. In het vliegtuig heeft een van de leden van de Koninklijke Marechaussee zijn been om de beide benen van verzoeker geslagen, om te voorkomen dat hij gewond raakte door de trappende bewegingen van verzoeker.
4.3. Op grond van het voorgaande staat vast verzoeker zich tegen zijn uitzetting heeft verzet. Dit brengt mee dat de betrokken ambtenaren in beginsel geweld mochten gebruiken, voor zover dat nodig was om de uitzetting van verzoeker, waartoe zij de opdracht hadden, ondanks diens verzet toch te effectueren.
Voor de vraag of zij daarbij verzoeker, die rechtens van zijn vrijheid was beroofd in het kader van de uitzetting, ten behoeve van de overbrenging naar het vliegtuig ook handboeien mochten aanleggen, is van belang of sprake was van een veiligheidsrisico voor betrokkenen, of van ontvluchtinggevaar. Het is immers niet toegestaan handboeien aan te leggen uitsluitend met het doel het verzet van betrokkene op te heffen om aldus de overbrenging te vergemakkelijken of mogelijk te maken.
De Koninklijke Marechaussee deelde hierover mee dat de betrokken ambtenaren handboeien hebben aangelegd naar aanleiding van verzoekers fysieke verzet, teneinde zijn gedrag zoveel mogelijk te neutraliseren. Hoewel daarmee niet is aangegeven of naar de inschatting van de betrokken ambtenaren sprake was van een veiligheidsrisico, kan op grond van de omstandigheden wel worden aangenomen dat naar aanleiding van het verzet van verzoeker, als afgewezen en uit te zetten asielzoeker, met name in het vliegtuig waarin zich ook andere passagiers bevonden, voor een veiligheidsrisico moest worden gevreesd. De betrokken ambtenaren konden er daarom in redelijkheid toe overgaan verzoeker de handboeien om te doen, met als doel om hem op deze wijze onder controle te houden. Daarbij was het niet onjuist om hem op de buik te leggen. Hiermee is gehandeld in overeenstemming met de Ambtsinstructie (zie Achtergrond onder 2.3). Niet is gebleken dat meer geweld is toegepast dan noodzakelijk is geweest om verzoeker de handboeien om te doen.
De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.
5.1. Volgens verzoeker hebben de betrokken ambtenaren hem vervolgens hardhandig behandeld bij het wegvoeren naar een kamer op de luchthaven, en hebben zij hem in die kamer, nadat de verwijdering was gestaakt, geslagen en geschopt. Ook hebben zij hem de handboeien hardhandig afgedaan, aldus verzoeker.
5.2. De minister heeft op dit punt laten weten dat op enig moment toen verzoeker zich nog in het vliegtuig bevond, was besloten om de uitzetting te staken. In het vliegtuig is verzoeker van deze beslissing op de hoogte gebracht. Na de mededeling dat hij niet zou worden verwijderd, had hij zijn verzet gestaakt. Vervolgens is hij op normale wijze teruggebracht naar de afdeling Verwijderingen en vervolgens naar het Grenshospitium. Bij de afdeling Verwijderingen zijn zijn handboeien op normale wijze afgedaan, omdat hij zich rustig gedroeg. Hij is niet geslagen of tegen de muur gezet. De betrokken ambtenaren zijn niet op zijn benen gaan zitten. Hij is ook niet heen en weer geduwd of aan zijn haren getrokken. Evenmin is zijn hoofd vastgehouden of is hij tegen zijn rug geschopt, zoals verzoeker had gesteld, aldus de minister.
5.3. Verzoeker had geen reden meer om zich te verzetten nadat de verwijdering was gestaakt. Daarom wordt de lezing van de minister dat hij zich rustig gedroeg, aannemelijk geacht. Op grond daarvan moet de lezing van de minister dat de betrokken ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee bij de teruggeleiding geen geweld hebben gebruikt, voor meer aannemelijk worden gehouden dan de lezing van verzoeker.
De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.
6.1. Volgens verzoeker hebben de betrokken ambtenaren hem daarna een uur lang opgesloten in een slecht geventileerde ruimte.
6.2. De minister heeft in zijn reactie op dit punt verwezen naar de reactie van de Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee van 15 maart 2001. De Bevelhebber heeft in deze reactie naar voren gebracht dat verzoeker voordat hij werd overgebracht naar het vliegtuig, ondergebracht is geweest in de ruimte van de afdeling Verwijderingen. Volgens de minister is verzoeker ook nadat hij uit het vliegtuig was gehaald, ondergebracht geweest in de ruimte van de afdeling Verwijderingen, in afwachting van zijn verdere transport naar het Grenshospitium. Volgens de Bevelhebber is deze ruimte voorzien van voldoende licht en lucht, en is in deze ruimte ook een toilet aanwezig.
6.3. Drie medewerksters van het Bureau Nationale ombudsman hebben op 7 april 2003 de ruimte bekeken van de afdeling Verwijderingen. Deze ruimte bestaat uit een centrale open ruimte, en twee ruimten, één voor mannen en één voor vrouwen, die met een deur kunnen worden afgesloten. In deze twee, sobere, ruimten bevinden zich ramen van doorzichtig glas, luchtventilatie en toiletten. Toezicht wordt gehouden vanuit de centrale ruimte, een hal waarin de receptie zich bevindt. Volgens een ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee konden personen die zich rustig gedroegen in de centrale ruimte plaatsnemen. Het is niet bekend of zich op dat moment (te) veel personen in de gesloten ruimte bevonden, zodat de luchtventilatie op dat moment onvoldoende was. Aangezien verzoeker zich op dat moment rustig gedroeg, had hij kunnen aangeven dat de lucht slecht was, dan wel kunnen verzoeken om zich enige momenten in de open ruimte te begeven. Hij heeft niet aangegeven dat hij dit heeft gedaan. Er is ook geen reden om aan te nemen dat een dergelijk verzoek niet zou zijn gehonoreerd, indien dat had gekund.
In zoverre is de onderzochte gedraging op dit punt behoorlijk.
7.1. Verder klaagt verzoeker erover dat de betrokken ambtenaren hem niet hebben toegestaan een beroep te doen op een arts. Verzoeker heeft aangegeven dat hij pijn had in zijn benen en in zijn handen en dat zijn huid zichtbare verwondingen vertoonde. De Bevelhebber heeft laten weten dat indien een vreemdeling tijdens het verblijf in de afdeling Verwijderingen om medische hulp verzoekt, ten allen tijde een beroep wordt gedaan op de afdeling Medische Dienst Schiphol. De afdeling Verwijderingen kan op deze dienst 24 uur per dag een beroep doen. Het klachtonderzoek heeft verzoekers klacht op geen enkele wijze bevestigd.
7.2. Voorop wordt gesteld dat wanneer een persoon aangeeft een arts te willen raadplegen, onverwijld een arts moeten worden gewaarschuwd. De Koninklijke Marechaussee dient niet de discussie aan te gaan of het raadplegen van een arts ook daadwerkelijk nodig is.
Verzoeker heeft niet aangegeven dat hij om een arts had verzocht. Hij heeft geen doktersverklaring overgelegd. Ook anderszins is niet aannemelijk geworden dat hij zodanige verwondingen had dat de betrokken ambtenaren uit eigen beweging de Medische Dienst Schiphol hadden moeten inschakelen.
De onderzochte gedraging is op dit punt behoorlijk.
II. Ten aanzien van de klachtbehandeling.
1.1. Verzoeker heeft verder geklaagd over de klachtbehandeling door de Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee. Hij heeft er in de eerste plaats over geklaagd dat de Bevelhebber in de afdoeningbrief van 15 maart 2001 onvoldoende duidelijk heeft aangegeven op welke wijze onderzoek is verricht naar de klacht.
1.2. Op grond van artikel 10, derde lid van de klachtenregeling politietaken Koninklijke marechaussee/krijgsmacht (zie Achtergrond, onder 5.) wordt van de resultaten van het onderzoek een rapportage opgesteld die terstond in afschrift aan het bevoegd gezag en aan de klachtencommissie Koninklijke marechaussee/krijgsmacht wordt gezonden.
In dit artikel is niet voorgeschreven dat de rapportage aan de klager wordt toegezonden. Evenmin is (vooralsnog) hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht, en met name artikel 9:12 van die wet (zie Achtergrond, onder 4.), van toepassing op klachtbehandeling door de Koninklijke Marechaussee. Het is echter een vereiste van behoorlijke klachtbehandeling dat het bestuursorgaan klager in kennis stelt van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht, zijn oordeel daarover, alsmede van de eventuele conclusies, die het daaraan verbindt. In dit verband is nog van belang dat dit vereiste blijkens het wetsvoorstel tot Wijziging van de Politiewet (zie Achtergrond, onder 6.) ook rechtstreeks van toepassing zal worden op klachtbehandeling door de Koninklijke Marechaussee. Onder bevindingen van het onderzoek als bedoeld in artikel 9:12 Algemene wet bestuursrecht wordt blijkens de memorie van toelichting verstaan een weergave van de feiten die tijdens het onderzoek zijn vast komen te staan.
1.3. De bevelhebber heeft in de reactie op de klacht aangegeven dat door middel van klachtonderzoek was vastgesteld dat (kort weergegeven) verzoeker zich had verzet bij het aan boord gaan van het vliegtuig, waarna hij was geboeid, dat deze verwijdering was gestaakt, en dat hij vervolgens was overgebracht naar het grenshospitium. Hiermee heeft hij weliswaar de feiten wel juist weergegeven, maar hij is daarbij niet ingegaan op de lezing van verzoeker over de mate van geweldgebruik. Hij heeft evenmin aangegeven welke ambtenaren waren gehoord en wat zij hadden verklaard, dan wel van welke stukken de Klachtencommissie kennis had genomen en welke informatie deze stukken bevatten.
Hierdoor is verzoeker onvoldoende in kennis gesteld van de inhoud van de verschillende verklaringen en informatie uit andere bronnen waarop de bevindingen zijn gebaseerd.
De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.
2.1. Verder heeft verzoeker erover geklaagd dat de bevelhebber onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de klacht ongegrond werd geacht
2.2. Op grond van artikel 13, derde lid van de klachtenregeling politietaken Koninklijke marechaussee/krijgsmacht (zie Achtergrond, onder 5.) stelt de beheerder de klager, de klachtencommissie Koninklijke marechaussee/krijgsmacht, de ambtenaar, het bevoegd gezag en de officier van justitie te Arnhem belast met militaire zaken, schriftelijk in kennis van zijn met redenen omklede beslissing. Dit betekent dat sprake moet zijn van een beslissing gebaseerd op een motivering die deze beslissing op de klacht moet kunnen dragen. Alle relevante feiten, omstandigheden en argumenten moeten worden betrokken in de overwegingen.
2.3. Uit hetgeen hiervóór onder 1.3. is overwogen volgt dat de motivering van de beslissing te kort schiet, omdat deze steunt op bevindingen waarvan onvoldoende blijkt op welke wijze de feitelijke vaststelling daarvan had plaatsgevonden. Daarom is niet voldaan aan artikel 13, derde lid van de genoemde klachtenregeling.
De onderzochte gedraging is op dit punt niet behoorlijk.
3.1. Tot slot heeft verzoeker erover geklaagd dat de Bevelhebber geen uitspraak heeft gedaan over het klachtonderdeel betreffende de behandeling op de afdeling verwijderingen nadat de verwijdering was gestaakt.
3.2. Wanneer uit het onderzoek naar aanleiding van een klacht blijkt dat de feiten niet kunnen worden vastgesteld omdat de lezingen tegenover elkaar staan, en er geen aanleiding is om de ene lezing meer aannemelijk te achten dan de andere, kan er geen oordeel worden gegeven over de gegrondheid van de klacht.
3.3. De Bevelhebber heeft in de afdoeningbrief aangegeven dat het klachtonderzoek op geen enkele wijze had bevestigd wat verzoeker had aangegeven over de behandeling op de afdeling Verwijderingen. Daarom kon hij geen oordeel uitspreken over de gegrondheid van dit klachtonderdeel, aldus de Bevelhebber.
Op zichzelf beschouwd is het niet onjuist dat de Bevelhebber heeft aangegeven de gegrondheid van de klacht niet te kunnen beoordelen, omdat hij van mening is dat de feiten niet vaststaan. De bevelhebber heeft echter niet aangegeven wat het klachtonderzoek heeft ingehouden, zodat hij onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de feiten niet konden worden vastgesteld.
De onderzochte gedraging is op dit punt in zoverre niet behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van Koninklijke Marechaussee, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Defensie, is niet gegrond, behalve ten aanzien van de klachtbehandeling; op dit punt is de klacht gegrond.
Onderzoek
Op 23 oktober 2001 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift, aangevuld op 30 november 2000, van de heer D., ingediend door Landelijk Bureau VluchtelingenWerk te Amsterdam, met een klacht over een gedraging van de Koninklijke Marechaussee te Schiphol.
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Defensie, werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd de minister van Defensie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
Daarnaast werd de betrokken ambtenaren de gelegenheid geboden om commentaar op de klacht te geven. Zij maakten van deze gelegenheid geen gebruik.
Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren. Hij maakte van die gelegenheid geen gebruik.
Medewerksters van het Bureau Nationale ombudsman brachten een bezoek aan de Koninklijke Marechaussee te Schiphol.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
De minister van Defensie berichtte dat het verslag hem geen aanleiding gaf tot het maken van opmerkingen.
Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Op 21 mei 2000 trachtten leden van de Koninklijke Marechaussee om verzoeker via de Luchthaven Schiphol uit Nederland te verwijderen. Deze poging werd gestaakt vanwege verzoekers verzet. Op 24 mei 2000 werd verzoeker vervolgens wel uit Nederland verwijderd.
2. Op 23 oktober 2000 diende verzoeker via zijn gemachtigde over deze poging tot verwijdering de volgende klacht in.
I am (verzoeker; N.o.). My nationality is Iranian & I'm Armenian. I'm settled in room 3 of unit b2 of grenshospitium.
It's necessary for me to explain all details about compulsory deporting with force and pressure acts of police settled in the airport; it happened in 21 may. This note is given information and also its for defence of my rights from that office.
It's very clear that all the worst & ugly details will be very hard for me, because of received thorn & repeated blows that happened to me, in that hard situation, causes that some information cleaned from memory or not stay in my memory, but with the help of my memory I will try to explain the details.
In the beginning at 10:00 a.m. I heard that I have to go to airport & maximum I had an hour to be ready for leaving. At about 11:05 a.m. they took me by a car with protection of two(2) guards to airport & they kept me to a place that they keep people temporarily in that place, one police checked me up & he put my everything, such as bag, watch,... in some place, even those things that they brought it from grenshospitium.
After that they put me in isolation about two hours they asked me a lot of questions & told me in that you have to go to " Armenia " by Armenian airlines, because your ticket is from that country, I answered that I have Iranian passport, I'm Iranian & I have problem in " Iran ". They will kill me, even if I go to Armenia, they will deliver me to " Iran's embassy " because of my Iranian passport. Without attention they kept me about ( 2)
hours & then at 12:50 by the same car they took me near plane, three people were escorting me & they were carrying all my things & a bag contains handcuff and ... (I find out later) in apart of airport that called check pass, they o.k it (my ticket) & after checking of my bag while the manager of Armenian airlines was there they didn't pay attention to what I was saying, at that moment three people from airport guards were there. The last passengers were getting on the plane. They kept me strongly & dragged me near the plane. I was shouting uselessly that I'm Iranian & in Iran I'm in danger. Near the door of the plane, there were head of flight & his assistant but I refused to go inside of plane & l was shouting, there were three people who were dragging me on the plane with a lot passengers. They pushed me badly inside the plane, but after a few minutes the head of flight talked to them & explained that they can't fly with this situation ... & again they dragged me from inside to outside & while they were beating me, and of they beat me to the wall.
In the out side they laid me up on back. A person kept my legs and from that time my leg is hurt. The other person put his knee on my face and forced it and the third one was catching my hand with handcuff and with each movement the handcuff tighted. While I was shouting uselessly they wake me up and in that situation that I couldn't defence my self put me inside the plane and at that moment what the passengers would think? I don't know but their suggestion from behaviour of police certainly is the first thing that they would think about it. I was shouting and saying, I'm Iranian and I've Iranian passport and I've problem in Iran. Two of those persons pushed me on the end of the plane and forced me to sat down, One of them was sitting on my leg and push my shoulder to back and the other do the same thing in right side.
I was shouting and talking in Armenian that this is not human right. One of the policemen was saying that you have to go to Armenia and there is not any way for you, you can't stay in Holland, if you don't want to go to Armenia we will send you to Iran. I only answered that I've problem and going back to Iran is the same with my death.
After a few minutes and conversation with head of flight and some passengers were dissatisfied and while I was talking to them Armenian, they policemen told me shut up and you have to go to Armenia.
The police knew that if in this situation that I have I was going to Armenia they will give me to Iran's embassy. After 25-30 minutes while the plane must fly, according to my resist that I'm in danger in Iran and also Armenian police of airport took me out from the plane and they throw me from side to side and impudently they told me sorry, they sat me down in that situation and throw me in to the wall. While a person was pulling my hair they laid me down and one of them was forcing my legs and the other kept my head and one of them was beating my back with his leg, for a few minutes I had a asthma.
They laid me down in that situation and with closed hands they pushed me in that same car brought to same place. In this place also before keeping in isolation, they throw me to sides, and impudently they were saying me sorry ! at the moment that they took me to isolation one of them laid me down and put his leg on my face and force me to floor and they kept my legs strongly, one of them was opening the handcuff, one of them slap hardly on my face and its effects is on my face. After that he opened my hands, they put me in a room without enough air and one hour I stayed there at that moment. One of the guards came and told me that today you had more chance to refuse to go, but next time we will send you to Iran because you have Iranian passport. I answered that I've problem there and in Iran I'm not safe, by the way, after one hour two policemen escort me near the car with my bag and these happening was the beginning in grenshospitium they took away all my things from me and gave those things to policemen not to me, after I arrived in this department, they asked me for those tools (danger tools such as razor ...) but it was with the guards. I answered that those things were not with me and I don't know now were they are!
After checking I came to the same place, while there was visible effects in my skin, and for weekend I couldn't go to the doctor and now my legs and hands are paining…”
3. Op 15 maart 2001 reageerde de Bevelhebber van de Koninklijke Marechaussee onder meer als volgt op verzoekers klacht:
“Op mijn verzoek heeft de Commandant van het District Koninklijke Marechaussee Schiphol een onderzoek ingesteld naar de omstandigheden waaronder één en ander heeft plaatsgevonden.
In het kader van het klachtonderzoek heb ik vastgesteld dat de lezing over het incident voldoende feitelijk is omschreven. Een nadere omschrijving laat ik dan ook achterwege.
(…)
Klachtformulering:
U klaagt er namens uw cliënt (verzoeker; N.o.), over dat hij door ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee hardhandig is aangepakt bij zijn poging tot verwijdering op 21 mei 2000 en voordat die poging tot verwijdering werd uitgevoerd.
Klachtbeantwoording:
Bij de uitvoering van beslissingen in het kader van de Vreemdelingenwetgeving kunnen spanningen tussen vertegenwoordigers van overheidsorganen en vreemdelingen optreden.
Die spanningen kunnen escaleren en tot actief of passief verzet van de vreemdeling en in reactie daarop tot geweldstoepassing door de ambtenaar leiden, in het bijzonder bij de uitzetting/verwijdering van vreemdelingen aan wie het niet is toegestaan binnen Nederland te verblijven.
Dit verzet zal met gepaste middelen moeten worden geneutraliseerd teneinde de beslissing van de Nederlandse overheid ten uitvoer te leggen.
Ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee Schiphol worden in het kader van hun taakuitvoering met betrekking tot de grensbewaking en in het bijzonder bij uitzetting/ verwijdering met regelmaat geconfronteerd met die spanningen en conflicten.
In een aantal gevallen noopt de wijze waarop de vreemdeling door krachtig verzet de uitzetting/verwijdering tracht te voorkomen tot de toepassing van niet onaanzienlijk geweld, dwang daaronder begrepen.
Door middel van het klachtonderzoek is vastgesteld dat uw cliënt, die met valse documenten op reis naar Denemarken was aangehouden, op 21 mei 2000 in opdracht van het Ministerie van Justitie/Immigratie- en Naturalisatiedienst, onder verantwoordelijkheid van personeel Koninklijke Marechaussee, uit Nederland verwijderd diende te worden naar Jerevan (Armenië).
Tijdens het aan boord van het vliegtuig brengen door 3 ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee verzette uw cliënt zich heftig en begon luidkeels te schreeuwen. Naar aanleiding hiervan werd gepoogd dit gedrag te neutraliseren door uw cliënt aan beide polsen te boeien. Hij bleef zich verzetten. Het is hierdoor uw cliënt verwijtbaar dat de handboeien bij hem strakker kwamen te zitten.
Tevens riep zijn gedrag bij de andere passagiers negatieve reacties op.
Omdat het door de ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee gehanteerde geweld geen einde kon maken aan het door uw cliënt gepleegde verzet en de daaruit voortvloeiende reactie van de andere passagiers werd besloten de verwijdering te staken en uw cliënt over te brengen naar het Grenshospitium. Een soortgelijke situatie was bij een eerdere uitzettingspoging op 30 april 2000 ontstaan.
Later, op 24 mei 2000, werd uw cliënt alsnog naar Jerevan verwijderd.
Ik stel vast dat door de ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee in deze gehele verwijdering procedure proportioneel geweld is gebruikt binnen het wettelijk kader en de geldende beleidsregels.
Ik beoordeel de klacht op die onderdelen ongegrond.
Ik heb vastgesteld dat uw cliënt, alvorens hij overgebracht werd naar het vliegtuig, ondergebracht is geweest in een daartoe bestemde ruimte van de Afdeling Verwijderingen. In een dergelijke ruimte wordt de te verwijderen vreemdeling maximaal 2 (twee) uur voor vertrek ondergebracht. Deze ruimte is voorzien van voldoende licht en lucht. Tevens is in die ruimte een toilet aanwezig.
Indien een vreemdeling tijdens het verblijf in een dergelijke ruimte om medische hulp verzoekt, wordt ten allen tijde een beroep gedaan op de afdeling Medische Dienst Schiphol. Op deze dienst kan door de Afdeling Verwijderingen 24 uur per dag een beroep worden gedaan.
Het klachtonderzoek heeft hetgeen uw cliënt over de behandeling op de Afdeling Verwijderingen heeft verklaard op geen enkele wijze bevestigd.
Onder deze omstandigheden kan ik over de gegrondheid van dit klachtonderdeel geen oordeel uitspreken.
Tenslotte deel ik u mede dat de Klachtencommissie van uw klacht en de daarop betrekking hebbende stukken heeft kennis genomen en mij heeft geadviseerd de klacht op bovenomschreven wijze af te doen.”
B. Standpunt verzoeker
1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder Klacht.
2. Verder deelde verzoekers gemachtigde in het aanvullend verzoekschrift van 30 november 2001 nog onder meer het volgende mee:
“Op 21 mei 2000 heeft een poging tot verwijdering van (verzoeker; N.o.) van Iraanse afkomst naar Armenië plaatsgevonden. Aangekomen op Schiphol heeft client zich verbaal verzet vanwege zijn angst om door de Armeense autoriteiten uitgeleverd te worden naar Iran. Cliënt is naar eigen zeggen op zeer hardhandige wijze door drie Marechaussee ambtenaars behandeld voordat hij naar het vliegtuig gebracht is. In het vliegtuig bleef cliënt zich verbaal verzetten en is volgens hem fysiek geweld tegen hem gebruikt. De piloot heeft geweigerd om cliënt onder deze omstandigheden mee te nemen en is de verwijdering stopgezet. Cliënt is vervolgens weggevoerd naar een kamer op de luchthaven. Volgens cliënt is hij onderweg naar en in die kamer door de KMar ambtenaars geslagen en geschopt.
Naar aanleiding van onze klacht namens cliënt heeft de KMar een onderzoek ingesteld. In het antwoord van de Bevelhebber (…) stelt hij zich op het standpunt dat er in de gehele verwijderingprocedure proportioneel geweld is gebruikt en beoordeelt de klacht op die onderdelen ongegrond. Wat de klacht van cliënt betreft over zijn behandeling door de KMar ambtenaren alvorens hij overgebracht werd naar het vliegtuig zegt de Bevelhebber geen uitspraak te kunnen doen ten aanzien van de gegrondheid. In het antwoord wordt geen uitspraak gedaan over zijn klacht over de behandeling nadat de verwijdering stopgezet is.
(…)
De Bevelhebber en de Klachtencommissie van de Kmar hebben de (…) klacht(en) ongegrond verklaard. Wij, VluchtelingenWerk Grenshospitium vinden de geformuleerde antwoorden onbevredigend. In de (…) antwoord(en) wordt noch duidelijk aangegeven wat voor onderzoeken plaats hebben gevonden noch op welke gronden de klachten ongegrond zijn verklaard. In het antwoord inzake (verzoeker; N.o.) geeft de Bevelhebber tevens aan dat er geen uitspraak gedaan kan worden voor een deel van de klacht.”
C. Standpunt Minister van Defensie
1. De minister van Defensie gaf op 4 april 2002 onder meer de volgende reactie op de klacht.
“Bij brief van 15 maart 2001, (…), heeft de Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee verzoeker zijn oordeel gegeven op de ingediende klacht. Dit oordeel heeft mijn instemming en wordt door mij onverkort gehandhaafd. In aanvulling daarop merk ik op dat het onderzoek naar de klacht is geschied aan de hand van de inhoud van de rapportages dan wel mutatiegegevens van de verschillende disciplines van de Koninklijke Marechaussee.
Hieruit kan worden opgemaakt dat door de betrokken ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee proportioneel geweld is gebruikt en dat door die ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee conform de vigerende regels is gehandeld.
Het vorenstaande is ook in de brief van 15 maart 2001 opgenomen, het oordeel ongegrond is daarmee naar mijn mening voldoende gemotiveerd. Voor mij bestaat er derhalve geen enkele aanleiding tot enige maatregel of actie ten behoeve van verzoeker.
Door verzoeker wordt opgemerkt dat geen oordeel is gegeven over het gedeelte van de klacht dat betrekking heeft op de behandeling op de Afdeling Verwijderingen. In de brief van 15 maart 2001 is aangegeven dat het klachtonderzoek de door verzoeker omschreven behandeling op de afdeling Verwijderingen niet bevestigt en dat hierover om die reden geen oordeel kan worden gegeven. De door verzoeker omschreven behandeling heeft wellicht in het Grenshospitium plaatsgevonden.
U verzocht mij voorts te reageren op de navolgende vragen:
Wordt in elk geval dat door een ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee fysiek geweld wordt gebruikt bij een (poging tot) verwijdering van een vreemdeling een rapportage opgemaakt door de betrokken ambtenaar?
De ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee meldt het aanwenden van geweld, de redenen die daartoe hebben geleid en de daaruit voortvloeiende gevolgen onverwijld schriftelijk aan zijn commandant. Eén en ander wordt uitgevoerd conform het daartoe gestelde in de "Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar" (zie Achtergrond onder 2.; N.o.). Indien van toepassing wordt tevens een meldingsformulier "Geweldsaanwending vreemdeling tegen KMar" opgemaakt (zie hierna onder C.6.; N.o.).
Is de wijze van handelen door een ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee, in het geval hij wordt geconfronteerd met verzet van de vreemdeling bij de verwijdering, in een Protocol of een interne richtlijn beschreven? Zo ja, is bij de beoordeling van de klacht van verzoeker aan deze regels getoetst?
De commissie Van den Haak heeft eerder onderzoek gedaan naar de wijze waarop de Koninklijke Marechaussee Schiphol uitzettingen uitvoert. Men deed aanbevelingen waaronder hoe en wanneer er welke middelen dienden te worden gebruikt indien men werd geconfronteerd met bedoeld verzet. Conform het bepaalde in eerdergenoemde Ambtsinstructie wordt daarvoor in aanmerking komend personeel van de Koninklijke Marechaussee, met regelmaat, geïnstrueerd hoe en wanneer deze middelen dienen te worden toegepast. Er bestaat geen formele (ambts-)instructie met betrekking tot het gebruik van de middelen. De door de Commissie Van den Haak gerelateerde aanbevelingen worden wel als interne richtlijn gehanteerd en daaraan is ook bij de beoordeling van de klacht van verzoeker getoetst. “
(Een aantal aanbevelingen in dit rapport is weergegeven in Achtergrond onder 3.; N.o.)
2. Bij de reactie van de minister bevond zich onder meer als bijlage een brief van de commandant van het district Koninklijke Marechaussee Schiphol van 12 januari 2001 aan de Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee, waarin onder meer het volgende was opgenomen:
“Uit het onderzoek naar aanleiding van de klacht is niet komen vast te staan dat het optreden van personeel van de Koninklijke Marechaussee tijdens de pogingen tot uitzetting van de (verzoeker; N.o.) disproportioneel is geweest. Indien een vreemdeling zich verzet tegen zijn verwijdering kan overeenkomstig de geldende geweldsinstructie gebruik worden gemaakt van handboeien.
Voorts vestig ik er uw aandacht op, dat in de rapportage wordt aangegeven dat in het relaas van (verzoeker; N.o.) omstandigheden worden genoemd, die niet op de afdeling Verwijderingen kunnen zijn voorgevallen, maar mogelijk in het Grenshospitium.”
3. Bij de reactie van de minister bevond zich voorts als bijlage een rapport van de brigadecommandant Ondersteuning Grensbewaking van 4 januari 2001 aan de commandant van het district Koninklijke Marechaussee Schiphol, met onder meer de volgende inhoud:
“Naar aanleiding van een op 23 oktober 2000 ingediende klacht door Vluchtelingenwerk Grenshospitium over het optreden van KMAR personeel tijdens de pogingen tot uitzetting van (verzoeker; N.o.) heb ik een nader onderzoek ingesteld.
Uit het door mij ingestelde onderzoek is het volgende gebleken:
Betrokkene is op 16 april 2000 door personeel belast met de zgn. gatecontrole onderkend afkomstig van de vlucht uit Jerevan en onderweg naar Kopenhagen
Bij controle van zijn paspoort bleek dat er valse in- en uitreis stempel en een valse verblijfsvergunning voor Denemarken waren aangebracht.
Betrokkene heeft vervolgens politiek asiel verzocht en werd overgedragen aan de afdeling asiel van de brigade (…).
Op 26 april 2000 werd bericht ontvangen van personeel van de IND te Schiphol dat betrokkene geboekt kon worden voor een vlucht naar Jerevan. Betrokkene kon geclaimd worden bij de Armenian Airlines en werd geboekt op 30 april 2000.
Op 30 april 2000 is geprobeerd betrokkene uit te zetten hetgeen door ernstig verzet van betrokkene niet gelukt is. In samenwerking met de stationmanager van Armenian Airlines is nog getracht om betrokkene om te praten en is hem medegedeeld dat hij als "Free-man" terug zou kunnen reizen, hetgeen hij echter weigerde.
Na veelvuldig contact met de stationmanager van Armenian Airlines, die zorg zou dragen voor escorts, is vanuit Jerevan besloten betrokkene op 21 mei 2000 met marechaussee escorts te verwijderen naar Jerevan.
Op 21 mei 2000 is betrokkene aan boord gebracht waarbij hij zich verzette en luidkeels begon te roepen waarna de stationmanager besloot betrokkene onder deze omstandigheden niet mee te nemen en betrokkene kon alleen meegenomen worden indien er 2 marechaussee escorts mee zouden vliegen. Betrokkene is vervolgens geboeid en aan boord gebracht. Wederom begon hij te schreeuwen en aan te geven dat hij vermoord zou worden in Armenië. Uiteindelijk ontstond er zodanig veel paniek aan boord dat door een teamleider van de afdeling verwijdering is besloten om betrokkene van boord te halen. Betrokkene is vervolgens retour gezonden naar het Grens hospitium.
Betrokkene is vervolgens geboekt op 24 mei 2000 en is daadwerkelijk vertrokken met Armenian Airlines naar Jerevan.
Bij het verwijderen van vreemdelingen kan indien het gedrag van de vreemdeling zodanig is dat zonder toepassing van dwangmiddelen de uitzetting niet geëffectueerd kan worden, dit toegepast worden. Dwangmiddelen bestaan o.a. uit de volgende onderdelen:
Handboeien al dan niet in combinatie met een koppel;
Tie rips (plastic handboeien)
Klittenband
Van het gebruik van dwangmiddelen dient een rapportage te worden opgemaakt, hetgeen in dit geval is geschied (zie ook Achtergrond onder 2.; N.o.).
Op de afdeling verwijdering is GEEN isolatieruimte aanwezig. Vreemdelingen kunnen NIET in een aparte ruimte opgehouden worden. De 2 aanwezige ruimtes (mannen/ vrouwen) zijn voorzien van voldoende licht en lucht en tevens is er een toilet aanwezig. Vreemdelingen verblijven maximaal 2 uur voor vertrek in deze ruimtes.
In het Grenshospitium zijn wel isoleer ruimtes.
Indien een vreemdeling tijdens zijn verblijf bij de afdeling verwijderingen verzoekt om medische bijstand dan zal deze in alle gevallen worden gegeven door personeel van de afd Medische Dienst Schiphol die 24 uur per dag op Schiphol aanwezig zijn, zodat ook in de weekenden een beroep hier op gedaan kan worden.
Uit een opgemaakte rapportage "Inzet dwangmiddel(en) bij vreemdeling tijdens verwijdering uit Nederland" is vastgesteld dat gebruik is gemaakt van handboeien nav het verzet van de vreemdeling.
Naar aanleiding van het ingestelde onderzoek is NIET komen vast te staan dat het optreden van KMAR personeel tijdens de pogingen tot uitzetting disproportioneel is geweest. Indien een vreemdeling zich verzet tegen zijn verwijdering kan gebruik gemaakt worden van handboeien overeenkomstig de geldende geweldsinstructie.
In het relaas van de vreemdelingen worden omstandigheden genoemd die niet op de afdeling verwijderingen zijn voorgevallen maar die vermoedelijk in het grenshospitium hebben plaatsgevonden.”
4.1. Bij de reactie van de minister waren ook de volgende passages bijgevoegd uit de openbare notities van de Koninklijke Marechaussee:
“(16 april 2000; N.o.)
Betr. is door de gatecontrole van de vlucht uit Jerevan gehaald op weg naar Copenhagen. In het paspoort van betr. zaten valse in- en uitreisstempels en een valse verblijfsvergunning voor Denemarken.
Betr. heeft bij (…) verzocht om toelating tot Nederland als politiek vluchteling.
(…)
(26 april 2000; N.o.)
Verzoek IND (…) om betr te boeken (…) naar Jerevan.
Voorwaarde is dan wel dat betr moet reizen met zijn (…) ingenomen PP (paspoort; N.o.), bepaalt IND Den Haag. HDPL (Hoofd doorlaatpost; N.o.) was akkoord en dus betr geboekt voor 30-04-00 (…) naar Jerevan.”
(…)
(30 april 2000; N.o.)
Betr. is geprobeerd uit te zetten, echter dit is niet gelukt omdat betr. zich ernstig verzette tegen zijn uitzetting. Hij vreesde voor zijn leven en wilde dus niet terug. In samenwerking met de stationmanager (…) is nog geprobeerd om betr. om te praten, omdat hij dat als “Free-man” zijn land (Iran) in zou kunnen reizen, echter dit weigerde betr. ook. Hem uitgelegd dat hij nu met escorts wordt teruggebracht en dat we hem nu officieel aan de autoriteiten zullen overdragen. Tevens heeft de stationmanager (…) gezegd dat er op de vlucht van volgende week zondag ook nog veiligheidsmensen vanuit Jerevan meekomen. Echter onze 4 escorts vliegen ook gewoon mee, veiligheidsmensen of niet. Betr. is weer teruggebracht naar het PVT (een passantenverblijf; N.o.).
(…)
(2 mei 2000; N.o.)
Gebeld met de Stationmanager (…) met de vraag hoe de zaak er voor staat. Hij heeft een telex verzonden naar Armenië en hij verwacht morgen bericht. Hij zal morgen terugbellen naar ons bureau.
(…)
(21 mei 2000; N.o.)
Betrokkene getracht aan boord te brengen (…). Er waren geen veiligheidsmensen aan boord van de (…) zoals ook besproken met de stationmanager. De stationmanager wenst ook geen tickets te betalen voor de escorts Kmar. Hij kon wel alleen reizen zonder begeleiding. Bij het aan boord brengen pleegde betrokkene zeer veel verzet en begon te schreeuwen. De stationmanager besloot toen om wel tickets te regelen voor escorts Kmar. Betrokkene toen geboeid aan boord gebracht en achter in het vliegtuig gezet echter bleef hij schreeuwen. Hierdoor raakte zowel de bemanning als passagiers ernstig in paniek en ontstond er lichte chaos. (…) (een deel van de tekst ontbreekt; N.o.) niet meer gaan vliegen en de stationsmanager rende verloren rond. Besloten betrokkene van boord te halen en op 22-05-00 contact te zoeken met de stationmanager voor een passende oplossing in overleg Kmar en IND wat te doen met betrokkene.
(…)
Met de stationmanager afgesproken dat betr. de volgende keer echt mee moet. Ik heb met de stationmanager afgesproken dat als hij wil dat wij mee gaan er 4 man mee moeten.
Stationmanager neemt maandag 22 mei 2000 contact met ons op om alles kort te sluiten.
(…)
(24 mei 2000; N.o.)
Betr. uit NL gereisd (…).”
4.2. Ook bevonden zich bij de reactie van de minister twee mutatieverslagen van de afdeling verwijderingen, van 30 april 2000 en van 21 mei 2000, met onder meer de volgende inhoud:
“Datum 30 april 00
(…)
Naam: Tijdstip: Inhoud bericht: Melding aan:
====== ===== =========== ==========
(…)
12.15 (Verzoeker; N.o.) maakt kenbaar dat hij niet vrijwillig aan boord wil gaan. Middels een tolk uitgelegd dat betr. beter als een vrij man kan gaan i.p.v. dat er escorts met hem meegaan. Betr. is namelijk bang dat de autoriteiten in Jerevan (Armenië) hem over zullen dragen aan de autoriteiten in Iran, waar betr een PP (paspoort; N.o.) van heeft. Betr. vreest voor zijn leven als hij in Iran komt. Nog 2 keer uitgelegd dat betr. beter kan meewerken, echter zonder resultaat. Stationmanager (…) in kennis gesteld en hem vertelt dat betr. niet meegaat op de vlucht, maar dat hij met de eerst volgende vlucht meegaat, vergezelt van 4 escorts. Na overleg met de stationmanager besloten om betr. naar de gate toe te brengen alwaar de Stationmanager hem zal proberen om te praten. Mocht dit niet lukken dan gaat betr. volgende week zondag met 4 escorts, welke betaald worden door (…). Dit alles i.o.m. de Stationmanager.
Aanvulling op bovenstaande. Uitzetting niet gelukt en betr. is retour naar het GHOS (Grenshospitium; N.o.). De Stationmanager heeft aangeboden om zelf voor 4 Armeense veiligheidsmensen mee te sturen voor volgende week zondag.”
“Datum 21 mei 00
(…)
Naam: Tijdstip: Inhoud bericht: Melding aan:
====== ===== =========== ==========
14.00 (Verzoeker; N.o.) gekomen uit Yerevan. Betrokkene stond vandaag geboekt (…) van Amsterdam naar Yerevan. Er was met de stationmanager afgesproken dat er veiligheidsmensen vanuit Yerevan zouden invliegen om betrokkene te begeleiden van Amsterdam naar Yerevan. Na telefonisch contact met de stationmanager omstreeks 11.00 uur deelde hij mij mede dat er geen veiligheidsmensen aan boord zaten. Ik vroeg hem of hij dan tickets wou betalen voor nederlandse escort's. Dit leek hem niet nodig daar betrokkene zonder problemen mee zou gaan. Betrokkene naar de gate gebracht en aldaar ingechecked. Toen wij betrokkene aan boord wilden brengen greep hij zich overal aan vast en begon luidkeels te schreeuwen. De stationmanager besloot toen onder druk van de bemanning alsnog escorts Kmar mee te laten vliegen. Betrokkene is toen geboeid aan boord gebracht en achter in het vliegtuig gezet. Hij begon wederom luidkeels te schreeuwen dat hij zou worden vermoord in Armenië. De vrouwelijke purser raakte totaal in de war en begon te schreeuwen dat zij hem niet mee wou nemen, ook de rest van de passagiers begon zich met het geheel te bemoeien. Iedereen raakte lichtelijk in paniek, behalve personeel Kmar, passagiers wilden van boord gaan of hun ticket te verruilen voor een ander ticket, er ontstond algehele paniek vooral bij de bemanning en de stationmanager die niet meer wist wat te doen. Derhalve heb ik betrokkene weer van de vlucht gehaald om escalatie aan boord te voorkomen daar het niet de fout van de passagiers was dat alles zo is gelopen, betrokkene gaat retour naar het GHOS.
Ma. 22 mei 2000 neemt de stationmanager met ons contact op over het opnieuw uitzetten van (verzoeker; N.o.). Ons aandeel is 4 escorts leveren.”
5. Verder bevond zich bij de reactie van de minister een Meldingsformulier betreffende de inzet van dwangmiddelen bij vreemdelingen tijdens de verwijdering uit Nederland dat in deze zaak was opgemaakt. In dit formulier was vermeld dat bij verzoeker op 21 mei 2000 handboeien waren aangelegd aan boord van het vliegtuig en dat de handboeien weer waren verwijderd omdat verzoeker rustig was.
6. Ook bevond zich bij de reactie van de minister een Meldingsformulier betreffende geweldsaanwending van een vreemdeling tegen de Koninklijke Marechaussee, waarop als datum van de geweldsaanwending was vermeld: 21 mei 2000.
Bij soort geweld was vermeld: verbaal, lichamelijk en intimidatie. Bij een korte beschrijving van de toedracht was vermeld dat verzoeker was begonnen te slaan, bijten en te schoppen bij het aan boord brengen van het vliegtuig. Bij de gevolgen was verder vermeld dat er geen gevolgen waren, en dat verzoeker retour was gebracht, en dat hij ter plaatse rustig was. Bij consultatie arts was vermeld dat dit niet van toepassing was, omdat verzoeker geen verwondingen had.
d. Reactie Minister van Defensie
De Nationale ombudsman stelde op 26 juni 2002 nadere vragen. De minister gaf hierop op 23 oktober 2002 onder meer de volgende reactie:
“Waaruit bestond verzoekers verzet tegen de uitzetting op 21 mei 2000? Met andere woorden wat deed hij precies tijdens de diverse stadia van de poging tot uitzetting (voor, in, naast het vliegtuig en daarna)?
Alvorens het vliegtuig werd betreden was er geen enkele aanleiding aanwezig waaruit bleek dat verzoeker weigerde zijn medewerking te verlenen aan de uitzetting. Bij aankomst in het vliegtuig begon verzoeker zich fysiek en verbaal te verzetten. Hij trapte om zich heen en schreeuwde niet verwijderd te willen worden. Hij zette zich met beide voeten af tegen de deur toeganggevende tot het vliegtuig. Beide escorterende ambtenaren van de Koninklijke marechaussee konden hem met veel moeite in bedwang houden. Om reden dat hij zich hevig bleef verzetten, besloot men hem buiten het vliegtuig aan beide polsen te boeien. Tijdens het aanbrengen van de handboeien sloeg hij met zijn hoofd heen en weer, schreeuwde luidkeels en trapte om zich heen.
Welke handelingen zijn vervolgens precies nodig geweest om verzoeker de handboeien om te leggen?
Ten behoeve van het aanbrengen van de handboeien werd verzoeker op de buik gelegd en vervolgens aan de beide polsen op de rug geboeid.
Bleef verzoeker zich ook verzetten nadat hij was geboeid, en op welke wijze uitte dit verzet zich?
Verzoeker bleef zich, ondanks dat hij aan zijn beide polsen geboeid was, zeer hevig verzetten. Hij schopte om zich heen en probeerde zich overal met de beide benen tegen af te zetten. Daarbij bezigde hij veel verbaal geweld. Het getoonde fysieke en verbale verzet gaf de beide ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee op duidelijke wijze aan dat verzoeker zich in een geheel andere richting wilde begeven als waar hij heen diende te worden gebracht.
Op welke wijze is verzoeker naar het vliegtuig gebracht? Is hij daarbij gesleept? Hoe ging dat precies? Op welke wijze is hij het vliegtuig binnengebracht? Is hij daarbij geduwd?
Ondanks het verzet van verzoeker lukte het de beide ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee al duwend hem naar en in het vliegtuig te brengen. Ondanks dat verzoeker zich constant, zowel fysiek als verbaal, bleef verzetten lukte het de beide ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee hem te plaatsen in de voor hem gereserveerde vliegtuigstoel. Daarbij werd verzoeker door de beide ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee met gepast geweld vastgehouden en vooruit geduwd.
Is hij het vliegtuig vervolgens weer uitgesleept? Zo nee, op welke wijze is hij dan wel vervoerd?
Verzoeker is niet uit het vliegtuig gesleept. Hij werd, nadat was beslist dat hij niet zou worden verwijderd, op normale wijze overgebracht naar afdeling Verwijderingen.
Is hij daarbij, of op enig ander tijdstip geslagen? Zo nee, op welke wijze is wel getracht zijn verzet te breken?
Verzoeker is nimmer door de escorterende ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee geslagen om reden dat zijn verzet inmiddels gebroken was, omdat hij niet verwijderd zou worden.
Is hij (op ruwe wijze) tegen de muur gezet?
Nee.
Is hij op zijn rug komen te liggen, waarbij iemand stevig zijn benen vasthield? Zo ja, wanneer is dat geweest?
De enige keer dat verzoeker op de grond is komen te liggen is het moment geweest waarop zijn handen op zijn rug geboeid werden. Hierover is reeds hiervoor gesproken.
Heeft iemand zijn knie op verzoekers gezicht gezet?
Nee.
Zijn in het vliegtuig ambtenaren op verzoekers benen gaan zitten? Zo ja, is dit gebruikelijk?
Op het moment dat de beide ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee er in geslaagd waren verzoeker te plaatsen in de voor hem gereserveerde vliegtuigstoel, bleef hij zich verzetten, hij bleef met beide benen om zich heen schoppen. Men bleef hem vasthouden. Één van de ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee slaagde erin een been om de beide benen van verzoeker te slaan teneinde te kunnen voorkomen geraakt te worden dan wel gewond te raken door de trappende bewegingen van verzoeker.
Is hij buiten het vliegtuig heen en weer geduwd, tegen de muur geslagen, aan zijn haren getrokken, en is zijn hoofd vastgehouden terwijl tegen zijn rug werd geschopt? Zo nee, welke handelingen zijn dan wel toegepast en om welke reden is dit gebeurd?
Mij is uit niets gebleken dat het in deze vraag gerelateerde heeft plaatsgevonden.
Op enig moment werd de beslissing genomen verzoeker niet te verwijderen en hem terug te geleiden naar de afdeling Verwijderingen in afwachting van het overbrengen naar het Grenshospitium. Verzoeker werd van deze beslissing, in het vliegtuig, op de hoogte gebracht.
Is verzoeker vervolgens meteen teruggebracht naar het Grenshospitium of eerst naar de afdeling Verwijderingen?
Verzoeker werd in afwachting van het overbrengen naar het Grenshospitium ondergebracht in een daartoe bestemde ruimte bij de afdeling Verwijderingen.
Op welke wijze zijn vervolgens verzoekers handboeien afgedaan?
Het verwijderen van de handboeien heeft op normale wijze kunnen plaatsvinden om reden dat verzoeker, na aankomst bij de afdeling Verwijderingen, zich rustig gedroeg.
Heeft iemand vervolgens voor de tweede maal zijn knie op verzoekers gezicht gezet? Mij is niet gebleken dat het in deze vraag bedoelde heeft plaatsgevonden bij de afdeling Verwijderingen, derhalve kunnen voor dit optreden ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee niet verantwoordelijk worden gesteld.
Is hij in zijn gezicht geslagen?
Mij is niet gebleken dat het in deze vraag bedoelde heeft plaatsgevonden bij de afdeling Verwijderingen, derhalve kunnen voor dit optreden ambtenaren van de Koninklijke Marechaussee niet verantwoordelijk worden gesteld.
Op welke wijze heeft het onderzoek naar verzoekers klacht plaatsgevonden?
Op verzoek van de Bevelhebber der Koninklijke Marechaussee heeft de commandant van het district Koninklijke Marechaussee Schiphol een onderzoek ingesteld naar de omstandigheden waaronder één en ander heeft plaatsgevonden. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden aan de hand van alle op het incident betrekking hebbende stukken te weten de mutatieverslagen van afdeling Verwijderingen en de Dienst Grensbewaking, incidentnotities, het meldingsformulier geweldsaanwending vreemdeling tegen Kmar en het meldingsformulier inzet dwangmiddelen bij vreemdeling tijdens verwijdering uit Nederland. (Deze stukken zijn hiervóór vermeld onder C.4. tot en met C.6.; N.o.)
Welke stukken worden bedoeld in de brief van de bevelhebber van 15 maart 2001 met de op de klacht betrekking hebben de stukken waarvan de Klachtencommissie heeft kennis genomen?
De Klachtencommissie heeft kennis genomen van de navolgende stukken:
(…) (de stukken die zich als bijlagen bevonden bij de reactie van de Minister, hiervóór vermeld onder C.2. tot en met C.6.; N.o.)
Zijn deze stukken ook aan verzoekers gemachtigde gezonden?
Nee.
Op basis van welke feiten heeft de bevelhebber geconcludeerd dat aan de ter zake dienende beleidsregels is voldaan? Welke beleidsregels betreft het hier?
Aan de hand van de in de hierboven genoemde stukken neergelegde feiten, met name de aantekening op de "Meldingsformulier geweldsaanwending vreemdeling tegen Kmar" en het "Meldingsformulier inzet dwangmiddelen bij vreemdeling tijdens verwijdering uit Nederland", heeft de Bevelhebber geoordeeld dat in casu aan de geldende beleidsregels is voldaan en dat geen disproportioneel geweld is gebruikt. De toepasselijke beleidsregels zijn de "Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar" en de "Operationele Instructie Koninklijke Marechaussee 111-12-B. d.d. 1 mei 1999" (deze Operationele Instructie betreft een nadere uitwerking van de Ambtsinstructie, en is niet in de Achtergrond vermeld; N.o.).“
e. bezoek aan de Koninklijke MArechaussee door medewerksters van het bureau Nationale ombudsman
Op 7 april 2003 brachten drie medewerksters van het Bureau Nationale ombudsman een bezoek aan de Koninklijke Marechaussee te Schiphol. Zij bekeken daar de ruimte van de afdeling Verwijderingen, waar de uit te zetten personen worden ondergebracht. Deze ruimte bestaat uit een centrale open ruimte, en twee ruimtes, één voor mannen en één voor vrouwen, die met een deur kunnen worden afgesloten. In deze twee, sobere, ruimtes bevinden zich ramen van doorzichtig glas, luchtventilatie en toiletten. Toezicht wordt gehouden vanuit de centrale ruimte, een hal waarin de receptie zich bevindt. Tevens zijn daar bagagevakken. Volgens een ambtenaar van de Koninklijke Marechaussee kunnen personen die rustig zijn ook wel in de hal plaatsnemen. Tijdens het bezoek zat er een persoon in de hal. De ruimte voor de mannen was leeg. In de ruimte voor de vrouwen bevond zich één persoon.
Achtergrond
1. Politiewet 1993 (Wet van 9 december 1993, Stb. 724)
Artikel 8, eerste lid:
"1. De ambtenaar van politie die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak is bevoegd in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening geweld te gebruiken, wanneer het daarmee beoogde doel dit, mede gelet op de aan het gebruik van geweld verbonden gevaren, rechtvaardigt en dat doel niet op een andere wijze kan worden bereikt. Aan het gebruik van geweld gaat zo mogelijk een waarschuwing vooraf."
2. Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar (Besluit van 8 april 1994; Stb. 275, in werking getreden op 1 april 1994)
1. Artikel 4:
"Het gebruik van een geweldmiddel is uitsluitend toegestaan aan een ambtenaar:
a. aan wie dat geweldmiddel rechtens is toegekend, voor zover hij optreedt ter uitvoering van de taak met het oog waarop het geweldmiddel hem is toegekend, en
b. die in het gebruik van dat geweldmiddel is geoefend."
2. Artikel 17:
"1. De ambtenaar die geweld heeft aangewend, meldt dit aanwenden van geweld, de redenen die daartoe hebben geleid en de daaruit voortvloeiende gevolgen onverwijld schriftelijk aan zijn meerdere.
2. Indien de aanwending van het geweld lichamelijk letsel van meer dan geringe betekenis tot gevolg heeft gehad (...), dient deze melding tevens ter kennis te worden gebracht van de officier van justitie van het arrondissement waarbinnen het geweld is aangewend (...).
3. De melding, bedoeld in het eerste en tweede lid, geschiedt binnen 48 uur in de vorm van een rapport indien:
a. de gevolgen van het aangewende geweld daartoe, naar het oordeel van de meerdere, aanleiding geven, of
b. gebruik is gemaakt van enig geweldmiddel en lichamelijk letsel dan wel de dood veroorzaakt is."
3. Artikel 22, ten aanzien van het boeien van personen
3.1. Het boeien van een persoon is het toepassen van een dwangmiddel waardoor inbreuk wordt gemaakt op het recht op onaantastbaarheid van het lichaam, welk recht artikel 11 van de Grondwet beoogt te waarborgen.
Artikel 15, vierde lid van de Grondwet maakt het mogelijk om personen die rechtens van hun vrijheid zijn beroofd, te beperken in hun grondrechten, indien de uitoefening van het grondrecht zich niet verdraagt met de vrijheidsbeneming.
Tot het toepassen van enig dwangmiddel door overheidsfunctionarissen mag slechts worden overgegaan indien feiten en omstandigheden dat rechtvaardigen.
3.2. In artikel 22, eerste lid van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar (Besluit van 8 april 1994; Stb. 275, in werking getreden op 1 april 1994) is bepaald dat de ambtenaar een persoon die rechtens van zijn vrijheid beroofd, ten behoeve van het vervoer handboeien kan aanleggen.
De leden 2 en 3 van dit artikel luiden als volgt:
"2. De maatregel, bedoeld in het eerste lid, kan slechts worden getroffen, indien de feiten of omstandigheden dit redelijkerwijs vereisen met het oog op gevaar voor ontvluchting, dan wel met het oog op gevaar voor de veiligheid of het leven van de persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, van de ambtenaar of van derden.
3. De in het tweede lid bedoelde feiten of omstandigheden kunnen slechts gelegen zijn in:
a. de persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, of
b. de aard van het strafbare feit op grond waarvan de vrijheidsbeneming heeft plaatsgevonden, één en ander in samenhang met de wijze waarop en de situatie waarin het vervoer plaatsvindt."
3.3. In artikel 22 van de Ambtsinstructie ligt aldus besloten dat het standaard aanleggen van handboeien tijdens het vervoer van een arrestant naar het politiebureau onjuist is. De politieambtenaar moet van geval tot geval de afweging maken of de aanwezige veiligheidsrisico's het toepassen van deze maatregel naar redelijk inzicht rechtvaardigen. In de Nota van Toelichting op de Ambtsinstructie is in dit verband opgenomen dat de vraag of het omleggen van handboeien in verband met de veiligheidsrisico's nodig is, afhangt van de omstandigheden die samenhangen met de persoon van de arrestant, de inrichting van de (dienst)auto, de situatie waarin wordt vervoerd en het ontbreken van de mogelijkheden om op andere wijze, met minder ingrijpende maatregelen (bijvoorbeeld door plaatsneming van een politieambtenaar naast de arrestant), een veilig transport te waarborgen. Bij omstandigheden die samenhangen met de persoon moet worden gedacht aan het gedrag van de arrestant, mogelijke eerdere ervaringen van de politie met deze persoon op grond waarvan voor moeilijkheden moest worden gevreesd, dan wel de aard of de ernst van het feit waarvoor betrokkene was aangehouden.
3.4. In artikel 23 van de Ambtsinstructie is opgenomen dat de ambtenaar die gebruik heeft gemaakt van handboeien tijdens het vervoer, dit onverwijld schriftelijk aan een meerdere moet melden, onder vermelding van de redenen die tot het gebruik van handboeien hebben geleid.
3. Het rapport van de Commissie Van den Haak, getiteld: “Humane uitzetting: een paradox?” van april 1993, aangeboden aan de staatssecretaris van Justitie op 6 mei 1993.
In paragraaf 3.7.1. “Het juridisch kader van het geweldgebruik” heeft de commissie de gebruikelijke algemene vereisten genoemd, zoals:
1. het geweld moet een wettelijke basis hebben;
2. de ambtenaar die het geweld gebruikt moet in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening zijn;
3. het doel kan niet op andere wijze worden bereikt, terwijl het doel het gebruik van geweld rechtvaardigt:
4. er mag niet meer geweld worden gebruikt dan noodzakelijk is om het beoogde doel te bereiken;
5. het gebruik van handboeien is slechts gerechtvaardigd indien naar redelijk inzicht sprake is van veiligheidsrisico's die het aanleggen van boeien noodzakelijk maken;
6. voorafgaand aan het geweld wordt zoveel mogelijk een waarschuwing gegeven;
7. van het gebruik van het geweld wordt door de ambtenaar melding gedaan aan zijn meerdere.
Verder heeft de commissie aangegeven dat:
“Aan het internationale recht zijn geen concrete normen te ontlenen voor de wijze van behandeling van vreemdelingen en het omgaan met verzet; het beginsel van een humane bejegening staat voorop.
Ook in de nationale rechtspraak zijn er geen meer concrete normen te onderscheiden die verder gaan dan de (…) hiervoor (…) gegeven voorschriften. Indien de toepassing van geweld door ambtenaren aan de rechter of aan de Nationale ombudsman wordt voorgelegd, wordt primair getoetst aan artikel 33a Politiewet en aan de geweldsartikelen van de ambtsinstructies.”
Verder verwees de commissie naar het standpunt van de Nationale ombudsman dat niet standaard mag worden geboeid, welk standpunt is verwerkt in de ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke Marechaussee en de buitengewoon opsporingsambtenaar.
In hoofdstuk 4: Conclusies en aanbevelingen, heeft de commissie onder meer de volgende aanbevelingen gedaan over het omgaan met verzet.
“ 11. Aan vreemdelingen moet - indien daartoe aanleiding bestaat - reeds in een vroegtijdig stadium duidelijkheid worden verschaft over de ernst van het voornemen van de overheid een ongunstige beslissing daadwerkelijk ten uitvoer te leggen en de wijze waarop desnodig op verzet zal worden gereageerd.
(…)
12. Ten aanzien van het omgaan met verzet door uit te zetten vreemdelingen dienen de gebruikelijke geweldsinstructies te gelden.
(…)
13. De tot medio 1992 toegepaste methode van tapen dient als disproportioneel te worden afgewezen.
(…)
14. De toepassing van dwangbuis en fixerende brancard, als middelen tot beheersing van agressie, dient in uitzonderlijke gevallen te worden toegelaten.
(…)
15. Ten einde ook in gevallen van ultiem verzet door schreeuwen, bijten of spugen tot uitzetting te kunnen overgaan dienen spoedig technische hulpmiddelen als ultimum remedium te worden ontwikkeld, met behulp waarvan deze risico's kunnen worden beperkt. (dit is overigens niet gebeurd; N.o.)
Toelichting:
De meeste vormen van fysiek verzet kunnen op verantwoorde wijze worden geneutraliseerd, desnodig met behulp van handboeien, voetboeien, broekstok en/of dwangbuis, brancard of getapede deken.
(…)
16. Farmacologische middelen (sedativa) dienen alleen op medische indicatie te worden verstrekt.”
4. Algemene wet bestuursrecht:
Artikel 9:12:
“ -1. Het bestuursorgaan stelt de klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.”
2. Memorie van toelichting op artikel 9:12, eerste lid, Awb (Kamerstukken 25 837, nr. 3, pagina 22):
"Het onderhavige artikel verplicht het bestuursorgaan om, na het afsluiten van het onderzoek, de klager schriftelijk zijn bevindingen mee te delen. Onder de bevindingen wordt verstaan een weergave van de feiten die tijdens het klachtonderzoek zijn komen vast te staan. Op grond van deze bevindingen zal het bestuursorgaan zich een oordeel vormen over de gang van zaken en daaraan wellicht conclusies verbinden.
Hoever de mededelingsplicht strekt zal van geval tot geval verschillen. Uit de aard der zaak bevat de afdoeningsbrief het oordeel van het bestuursorgaan over de klacht. De behoefte aan een uitgebreide motivering zal groter zijn wanneer de klacht ongegrond wordt geacht dan in het geval de klacht naar tevredenheid is afgehandeld."
5. De klachtenregeling politietaken Koninklijke Marechaussee/krijgsmacht
Artikel 10:
“1. Aan de ambtenaar wordt een afschrift van het klaagschrift alsmede van de daarbij meegezonden stukken toegezonden.
2. De klager en de ambtenaar worden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.
3. Van het horen van de klager kan worden afgezien indien deze heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord.
4. Van het horen wordt een verslag gemaakt.
5. De klager en de ambtenaar kunnen zich laten bijstaan door een door hen aan te wijzen persoon.
6. Van de resultaten van het onderzoek wordt een rapportage opgesteld die terstond in afschrift aan het bevoegd gezag en aan de klachtcommissie Koninklijke marechaussee/krijgsmacht wordt gezonden.”
Artikel 13:
“1. De beheerder neemt een beslissing over de vraag of de wijze waarop de ambtenaar zich heeft gedragen al dan niet behoorlijk is geweest.
2. De beheerder stelt de klager, de klachtencommissie Koninklijke marechaussee/ krijgsmacht, de ambtenaar, het bevoegd gezag, en de officier van justitie te Arnhem belast met militaire zaken, schriftelijk in kennis van zijn met redenen omklede beslissing.
3. Bij zijn beslissing maakt de beheerder melding van de mogelijkheid om ingevolge artikel 12 van de Wet Nationale ombudsman een verzoekschrift in te dienen.”
Artikel 14:
“1. Een klacht wordt afgedaan binnen zes weken na ontvangst.
2. In het geval de klachtencommissie Koninklijke marechaussee/krijgsmacht een advies uitbrengt over de afdoening van de klacht, wordt de klacht afgedaan binnen tien weken na ontvangst.
3. In het geval de afdoeningtermijn wordt overschreden, stelt de beheerder de klager en de ambtenaar schriftelijk in kennis van de redenen die daaraan ten grondslag liggen alsmede van de termijn waarbinnen afdoening alsnog te verwachten valt.”
6. Wijziging van de Politiewet 1993 in verband met de aanpassing van de politieklachtenregeling aan hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht. Voorstel van wet (ingediend op 11 mei 2001, Kamerstukken 27731).
Memorie van toelichting (Kamerstukken 27 731, nr. 3, pagina 1):
"Met het onderhavig wetsvoorstel wordt de klachtregeling, die is opgenomen in de Politiewet 1993, aangepast aan hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)."
Nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken 27 731, nr. 5, pagina 12):
"Artikel 9:12 Awb verplicht het bestuursorgaan om, na het afsluiten van het onderzoek, de klager schriftelijk en gemotiveerd zijn bevindingen alsmede eventuele conclusies die het daaraan verbindt, mee te delen. In de memorie van toelichting bij dat artikel wordt opgemerkt dat onder de bevindingen wordt verstaan een weergave van de feiten die tijdens het klachtonderzoek zijn komen vast te staan. Op grond van deze bevindingen zal het bestuursorgaan zich een oordeel vormen over de gang van zaken en daaraan wellicht conclusies verbinden. Hoever de mededelingsplicht strekt zal van geval tot geval verschillen. Uit de aard van de zaak bevat de afdoeningsbrief het oordeel van het bestuursorgaan over de klacht."