Verzoeker klaagt erover dat de staatssecretaris van Defensie hem in juni 2001 verkeerd, althans onvolledig, heeft voorgelicht over de gevolgen van de overdracht van zijn pensioen van het ministerie van Defensie naar het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP).
Beoordeling
1. Tot 1 juni 2001 ontving verzoeker een pensioen op grond van de Algemene militaire pensioenwet (AMP-wet), onder beheer van het Ministerie van Defensie. Bij Koninklijk Besluit is de AMP-wet per 1 juni 2001 ingetrokken (zie Achtergrond, onder 1. en 2.). Het op 31 mei 2001 krachtens de AMP-wet bestaande recht op pensioen is per 1 juni 2001 omgezet in een recht op pensioen krachtens het Pensioenreglement van de Stichting Pensioenfonds ABP (PR).
In de Conversieregeling militaire pensioenen zijn de regels ten aanzien van de omzetting neergelegd (zie Achtergrond, onder 3.). Eén van de uitgangspunten bij de conversie was dat het pensioen per conversiedatum (1 juni 2001) niet lager mocht zijn dan daarvoor. Ter waarborging hiervan werd een garantieregeling getroffen. De garantieregeling houdt onder meer in dat wanneer het pensioen na omzetting lager was dan het bedrag dat zou zijn genoten zonder die omzetting, betrokkene recht had op een toeslag ter hoogte van het verschil. Verder houdt de regeling onder meer in dat de toeslag verviel zodra het pensioen op grond van het pensioenreglement plus de toeslag door indexatie hoger was dan het nominale niveau van het pensioen bij de laatste pensioenuitkering voor de conversiedatum op grond van de AMP-wet.
2. Bij brief van 6 juni 2001 werd verzoeker schriftelijk geïnformeerd door de staatssecretaris van Defensie over de overgang van de uitbetaling van het pensioen van het Ministerie van Defensie naar het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). Onder meer werd in de brief meegedeeld dat de overgang op zo'n manier was geregeld dat verzoeker er niets van zou merken. Indien de hoogte van het pensioenbedrag na nieuwe berekening lager zou uitvallen dan bij de AMP-wet, werd een garantietoeslag uitgekeerd, zodat het bruto-pensioen gelijk bleef. Bericht werd dat verzoeker later die maand meer informatie van het ABP zou ontvangen.
De brief van 6 juni 2001 is aan te merken als een voor bezwaar vatbare beschikking. In de brief werd meegedeeld dat verzoeker binnen zes weken een bezwaarschrift tegen de beslissing kon indienen.
3. Verzoeker klaagt erover dat de staatssecretaris van Defensie hem in juni 2001 verkeerd, althans onvolledig, heeft voorgelicht over de gevolgen van de overdracht van zijn pensioen van het Ministerie van Defensie naar het ABP. Hij klaagt er in het bijzonder over dat hem onvolledige informatie is verstrekt over de garantietoeslag. Pas in januari 2002 kwam hij erachter dat hij niet profiteerde van het nieuwe geïndexeerde pensioenbedrag. Omdat hij een garantietoeslag ontving, ging het pensioenbedrag niet omhoog, maar bleef dat bedrag gelijk: zoveel de indexering het pensioenbedrag hoger deed uitkomen, zoveel lager werd de garantietoeslag. Indien hij dit in juni 2001 had geweten en dus indien hij wél juist was geïnformeerd, had hij bezwaar aangetekend tegen de beschikking van 6 juni 2001. Nu werd hem pas in januari 2002 duidelijk wat de werkelijke gevolgen waren van de overdracht. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift was op dat moment echter al lang verstreken.
4. Van een bestuursorgaan mag de nodige inspanning worden verwacht om wijzigingen van regelgeving onder de aandacht te brengen van belanghebbenden. Het bestuursorgaan dient in een dergelijk geval belanghebbenden actief te informeren over hun rechten en plichten. Daarnaast dienen belanghebbenden zelf ook een zekere mate van inspanning aan de dag te leggen om zich te informeren over voor hen relevante regelgeving of relevant beleid.
5. De minister van Defensie deelde in reactie op de klacht onder meer mee dat het ABP in juni 2001 aanvullende informatie aan verzoeker had verzonden. Deze aanvullende informatie betrof een welkomstbrief met aan de achterzijde een “Leeswijzer Pensioenbericht”, en de brochure “Welkom bij ABP, De overdracht van uw pensioen van Defensie naar ABP”. Verzoeker zou deze informatie op 20 juni 2001 moeten hebben ontvangen.
De minister liet weten dat in de brochure van het ABP aandacht werd besteed aan de garantietoeslag. In de brochure werd duidelijk vermeld dat de garantietoeslag in de toekomst zou veranderen, in die zin dat de garantietoeslag lager werd telkens als het pensioen hoger werd. Dit rechtvaardigde naar het oordeel van de minister de conclusie dat er voldoende duidelijkheid was gecreëerd omtrent het karakter van de garantietoeslag.
Verder merkte de minister op dat van geen enkele zijde reacties waren ontvangen die erop zouden kunnen duiden dat de brochure “Welkom bij ABP” niet was bijgevoegd. Zo dit bij verzoeker anders was geweest, had het op zijn weg gelegen om contact op te nemen met de klantenservice, nu in de welkomstbrief expliciet werd verwezen naar de brochure.
6. In de brief van 6 juni 2001 wordt melding gemaakt van de garantietoeslag. Op de leeswijzer pensioenbericht wordt aangegeven of en waar een toegekende garantietoeslag is vermeld op het individuele pensioenbericht. In de brochure ”Welkom bij ABP, De overdracht van uw pensioen van Defensie naar ABP” wordt wederom aandacht besteed aan de garantietoeslag. Zoals de minister in zijn reactie op de klacht meedeelde, wordt in de brochure vermeld dat de hoogte van de garantietoeslag in de toekomst veranderde. De tekst van de brochure luidt dat telkens als het pensioen hoger wordt, de garantietoeslag lager wordt. In de brochure wordt voorts vermeld dat één maal per jaar de pensioenen worden geïndexeerd.
7. De Nationale ombudsman is van oordeel dat de brief van 6 juni 2001 samen met de informatie van het ABP een volledig én juist beeld geeft van de gevolgen van de overdracht met betrekking tot de garantietoeslag. Doordat de staatssecretaris van Defensie in zijn brief van 6 juni 2001 verwees naar de later die maand te ontvangen informatie van het ABP kan de informatie van het ABP worden meegewogen bij het oordeel over de zorgvuldigheid van de informatieverstrekking door de staatssecretaris van Defensie. De gevolgen zijn voldoende volledig en in begrijpelijke bewoordingen beschreven. Indien aannemelijk is dat verzoeker deze informatie heeft ontvangen, dient zijn klacht derhalve als niet gegrond te worden aangemerkt.
8. Daarnaar gevraagd door de Nationale ombudsman erkende verzoeker dat hij op 20 juni 2001 informatie van het ABP had ontvangen. Volgens hem had hij echter alleen de welkomstbrief met de leeswijzer gekregen. De brochure had hij pas in januari 2003 ontvangen, als bijlage bij het antwoord van de staatssecretaris van 20 januari 2003 op de klacht over de gang van zaken, die hij op 26 september 2002 bij de staatssecretaris had ingediend.
9. In een brief van 23 juni 2003 schreef verzoeker de Nationale ombudsman dat hij een kopie stuurde “van de originelen folder, zo ik hem heb ontvangen in juni 2001”; verzoeker voegde bij zijn brief een kopie van de welkomstbrief met de leeswijzer én van de brochure.
Op 15 augustus 2003 antwoordde verzoeker op vragen van de Nationale ombudsman dat hij de brochure “Welkom bij ABP, De overdracht van uw pensioen van Defensie naar ABP” voor het eerst bij de brief van 20 januari 2003 van de staatssecretaris van Defensie had ontvangen.
Verzoekers mededelingen omtrent het tijdstip waarop hij de brochure heeft ontvangen zijn derhalve tegenstrijdig. Om deze reden kan niet als vaststaand worden aangenomen dat verzoeker de brochure niet heeft ontvangen in juni 2001.
10. Echter, ook indien verzoeker de brochure niet in juni 2001 heeft ontvangen, kan niet worden gesteld dat tekort is geschoten uit een oogpunt van actieve informatieverstrekking.
In de tekst van de welkomstbrief van juni 2001 van het ABP was immers voldoende duidelijk gemaakt dat bij deze brief een brochure behoorde te zijn gevoegd, waarin meer achtergrondinformatie stond, en was voorts meegedeeld dat betrokkenen zich met vragen telefonisch konden wenden tot de klantenservice. Voor zover deze brochure abusievelijk niet was gevoegd bij de brief aan verzoeker en hij hem toch had willen hebben, had het op de weg van verzoeker gelegen contact op te nemen met het ABP via het in de brief genoemde telefoonnummer van de klantenservice.
De onderzochte gedraging is behoorlijk.
Conclusie
De klacht over de onderzochte gedraging van de staatssecretaris van Defensie, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Defensie, is niet gegrond.
Onderzoek
Op 4 februari 2003 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. te Spijkenisse, met een klacht over een gedraging van de staatssecretaris van Defensie.
Naar deze gedraging, die wordt aangemerkt als een gedraging van de minister van Defensie, werd een onderzoek ingesteld.
In het kader van het onderzoek werd de minister van Defensie verzocht op de klacht te reageren en een afschrift toe te sturen van de stukken die op de klacht betrekking hebben.
Vervolgens werd verzoeker in de gelegenheid gesteld op de verstrekte inlichtingen te reageren.
Tevens werd verzoeker een aantal specifieke vragen gesteld.
Het resultaat van het onderzoek werd als verslag van bevindingen gestuurd aan betrokkenen.
De reactie van de minister van Defensie gaf geen aanleiding het verslag aan te vullen.
Verzoeker gaf binnen de gestelde termijn geen reactie.
Bevindingen
De bevindingen van het onderzoek luiden als volgt:
A. feiten
1. Op 6 juni 2001 deelde de staatssecretaris van Defensie verzoeker onder meer het volgende mee:
“Op 1 juni 2001 is uw pensioen overgedragen van het Ministerie van Defensie naar ABP. Voor u betekent dit dat u met ingang van deze maand uw pensioen niet meer van Defensie ontvangt maar van ABP. De overgang is zo geregeld dat u er financieel niets van merkt.
Garantie
Tot 1 juni 2001 werd uw pensioen berekend op grond van de Algemene militaire pensioenwet of een eerdere militaire pensioenwet. Vanaf 1 juni 2001 is het ABP-pensioenreglement van toepassing en/of het Besluit Bijzondere militaire pensioenen. Daardoor verandert de berekening van uw pensioen. Wat uiteraard gelijk blijft is de basis van uw pensioen: uw diensttijd en uw pensioengrondslag. Wat kan veranderen is de hoogte van het pensioenbedrag. Mocht het lager worden, dan krijgt u een garantietoeslag. Daardoor blijft uw bruto-pensioen tenminste gelijk. Later deze maand ontvangt u van ABP meer informatie.
Uw Defensie-pensioen
Uw Defensie-pensioen is op 1 juni overgedragen aan ABP. Uw pensioen wordt in juni opnieuw berekend, maar blijft gebaseerd op uw diensttijd van (…) jaren en uw pensioengrondslag van (…) bruto per jaar.
Kloppen deze gegevens niet? Bel ons dan meteen. Meestal kunnen we het probleem verhelpen. Als we er niet uitkomen, dan kunt u schriftelijk bezwaar aantekenen tegen de diensttijd en/of uw pensioengrondslag. Richt uw bezwaar aan de Staatssecretaris van Defensie, postbus (…). U moet dit wel binnen zes weken na de verzenddatum van deze brief doen.
Hebt u vragen?
Bel dan (…), op werkdagen van 8 tot 17 uur.”
2. Het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP) zond in juni 2001 aanvullende informatie over de overdracht naar betrokkenen. Het was de intentie van ABP om betrokkenen te voorzien van een zogenaamde welkomstbrief, met op de achterzijde een “Leeswijzer Pensioenbericht” en de brochure “Welkom bij ABP, De overdracht van uw pensioen van Defensie naar ABP”.
De leeswijzer bevat een uitleg van de posten op het pensioenbericht. Voorts bevat het pensioenbericht het bedrag dat betrokkene die maand aan pensioen ontving.
2a. De welkomstbrief, gedateerd juni 2001, met op de achterzijde de “Leeswijzer Pensioenbericht” houdt onder meer het volgende in:
“Op 1 juni 2001 is uw pensioen overgedragen van het Ministerie van Defensie aan ABP. (…)
En als er iets voor u persoonlijk verandert, krijgt u een Pensioenbericht. Dit Pensioenbericht vervangt de Betaalspecificatie van Defensie. Op de leeswijzer (op de achterzijde) vindt u meer informatie over uw Pensioenbericht.
(…)
U ontvangt hierbij uw eerste Pensioenbericht. Daarin ziet u wat de basisgegevens zijn waarop uw pensioen is berekend en hoeveel uw bruto-pensioen is. Dit pensioen is tenminste evenveel als uw bruto-pensioen van Defensie van de vorige maand. Want de overdracht is zo geregeld dat u er financieel niets van merkt.
Natuurlijk geven we u ook informatie over de berekening van uw netto-pensioen en wanneer het pensioen op uw rekening wordt gestort.
Hebt u vragen?
Lees dan de brochure en de leeswijzer. Hierin staat meer achtergrondinformatie.
Hebt u daarna nog vragen? Bel dan gerust onze klantenservice. We zijn bereikbaar op (…).”
2b. De brochure houdt onder meer het volgende in:
“Bij de overgang van Defensie naar ABP blijft uw pensioen bruto gelijk. Het kan zelfs iets hoger worden. Hoeveel u precies ontvangt, ziet u op het nieuwe Pensioenbericht van ABP. Dat ziet er wel anders uit dan de Betaalspecificatie van Defensie.
Van militaire pensioenwetten naar ABP-pensioenreglement
Tot 1 juni 2001 kreeg u pensioen op grond van de Algemene militaire pensioenwet. Vanaf 1 juni 2001 is het ABP-pensioenreglement op u van toepassing. Daardoor verandert de berekening van uw pensioen. Wat gelijk blijft, is het totaal van uw dienstjaren (bij ABP worden die pensioenjaren genoemd). Wat ook gelijk blijft is de pensioengrondslag. Dat is het salaris waarop uw pensioen is gebaseerd (bij ABP heet dat pensioengevend salaris).
Wat kan veranderen is de hoogte van het bruto pensioenbedrag. Soms wordt het pensioenbedrag hoger, soms lager. Als dat laatste het geval is, krijgt u een garantietoeslag. Door de garantietoeslag blijft uw bruto-pensioen gelijk.
Wat gebeurt er in de toekomst met de garantietoeslag?
De garantietoeslag zal in de toekomst veranderen. Telkens als uw pensioen hoger wordt, wordt de garantietoeslag lager. Zo blijft uw bruto-pensioen gelijk.
(…)
Uw pensioen kan veranderen
Uw pensioen wordt geïndexeerd
ABP indexeert haar pensioenen in principe één keer per jaar. Elk jaar wordt in januari het pensioen aangepast aan de ontwikkeling van de salarissen bij overheid en onderwijs. Stijgen de salarissen, dan stijgt ook uw pensioengevend salaris. De indexering vindt steeds achteraf plaats. Daarom krijgt u na zo'n aanpassing meestal een nabetaling.”
3. In januari 2002 ontving verzoeker een pensioenbericht in verband met wijzigingen in zijn pensioen. Per 1 januari 2002 had het ABP het pensioen geïndexeerd op basis van - kort gezegd - gemiddelde loonstijgingen en zodoende het inkomen waarvan verzoekers pensioen was afgeleid, verhoogd. Het bruto pensioenbedrag bleef echter gelijk.
4. Na een vraag hierover van verzoeker berichtte het ABP bij brief van 14 maart 2002 onder meer het volgende:
“Contante waarde
De omzetting van het Defensie pensioen naar een ABP pensioen dient te leiden tot gelijkwaardige aanspraken. Het gaat hier om actuariële gelijkwaardigheid, hetgeen betekent dat de actuariële waarden van de aanspraken voor en na omzetting aan elkaar gelijk moeten zijn. Hiertoe zijn allereerst de actuariële waarden vastgesteld. Bij het bepalen van de actuariële waarde - de “contante waarde” - wordt rekening gehouden met de (oude) waarden van aanspraken op ouderdoms- en nabestaandenpensioen. Vervolgens wordt de actuariële waarde vastgesteld van de aanspraken op ouderdoms- en nabestaandenpensioen conform het pensioenreglement van het ABP (nieuw).
(…)
De waarden tussen oud en nieuw verschillen enerzijds omdat bij de pensioenberekening verschillende inkomensbegrippen en kortingsmethoden worden gehanteerd en anderzijds omdat sprake is van een verschuiving van contante waarden van nabestaandenpensioen naar ouderdomspensioen of omgekeerd.
Garantie van gelijk pensioen via een toeslag
Omdat in uw situatie sprake is van een verschuiving van aanspraken op ouderdomspensioen naar aanspraken op nabestaandenpensioen bedraagt het berekende ouderdomspensioen per 1 juni 2001 minder dan het pensioen dat u in mei van Defensie ontving.
Uw bruto ABP-pensioen moest bij de overdracht tenminste even hoog zijn als uw pensioen voorheen bij Defensie. Dat is de afspraak die Defensie en ABP hebben gemaakt en welke geregeld is in artikel 18c.11 van het pensioenreglement in de vorm van een garantietoeslag.
Deze toeslag wordt niet geïndexeerd maar telkens verminderd met de pensioenverhogingen als gevolg van de pensioenindexatie van het ABP. Zolang het geïndexeerde ABP-pensioen (zonder garantietoeslag) het gegarandeerde pensioenbedrag van mei 2001 niet te boven gaat, levert indexatie voor u geen hoger bruto pensioenbedrag op.
Zodra het geïndexeerde ABP-pensioen (zonder garantietoeslag) het gegarandeerde pensioenbedrag van mei 2001 wel te boven gaat, levert indexatie voor u wel een hoger bruto pensioenbedrag op.”
5. Bij brief van 26 september 2002 diende verzoeker de navolgende klacht in bij de staatssecretaris van Defensie:
“Ik maak (…) bezwaar omdat in de brief van 6 juni 2001 (…) informatie is achtergehouden omtrent de conversieregeling, n.l. dat ik de garantietoeslag d.m.v. de indexering terug moet betalen.”
6. Bij brief van 20 januari 2003 reageerde de staatssecretaris van Defensie als volgt op de klacht:
“De beslissing van 6 juni 2001 betreft de zogenaamde conversiebeslissing waarin onder meer is vastgelegd de diensttijd en de pensioengrondslag welke de basis vormen van de hoogte van uw pensioen dat met ingang van 1 juni 2001 is overgedragen aan ABP.
Deze beslissing bevat ook het onderdeel “Garantie”. Ten aanzien van die garantie laat de beslissing geen twijfel bestaan over het feit dat bij gelijkblijvende basiscomponenten de hoogte van het pensioenbedrag kan veranderen met gevolg dat bij verlaging een garantietoeslag kan ontstaan.
In het kader van de beoordeling van uw stelling dat u door de Staatssecretaris van Defensie onjuist bent geïnformeerd dient uiteraard ook te worden betrokken de aanvullende informatie die u ongeveer veertien dagen na verzending van de conversiebeslissing van de zijde van ABP heeft ontvangen.
Omstreeks 20 juni 2001 heeft u van ABP de zogenoemde welkomstbrief ontvangen (…). Bij deze brief waren gevoegd: uw eerste pensioenbericht, de brochure “Welkom bij ABP” en de “Leeswijzer Pensioenbericht”. In deze leeswijzer (…) staat aangegeven waar een eventueel toegekende garantietoeslag op het pensioenbericht is terug te vinden. Over het karakter van de garantietoeslag laat de brochure “Welkom bij ABP” geen onduidelijkheid bestaan. Ik verwijs in dit verband naar het daaromtrent gestelde (…) van de brochure waar het volgende is opgenomen:
“Wat gebeurt er in de toekomst met de garantietoeslag? De garantietoeslag zal in de toekomst veranderen. Telkens als uw pensioen hoger wordt, wordt de garantietoeslag lager. Zo blijft uw bruto-pensioen gelijk.”
Het vorenstaande rechtvaardigt naar mijn mening de conclusie dat er in het kader van de overgang van uw militair pensioen naar ABP voldoende duidelijkheid is gecreëerd omtrent het karakter van de garantietoeslag. Dit moge mede blijken uit het feit dat destijds diverse gepensioneerden wel - tijdig - hebben geageerd tegen het karakter van deze toeslag en een aantal gepensioneerden omtrent dit aspect - tijdig - een bezwaarprocedure is gestart.
Gelet op het vorenstaande kan naar mijn oordeel niet worden gesteld dat u in juni 2001 door de Staatssecretaris van Defensie onjuist bent geïnformeerd.”
B. Standpunt verzoeker
1. Het standpunt van verzoeker staat samengevat weergegeven onder Klacht.
2. Verzoeker deelde mee dat hij er met name bezwaar tegen heeft dat hem onvolledige informatie is verstrekt over de garantietoeslag. Pas in januari 2002 kwam hij erachter dat hij niet profiteerde van het nieuwe geïndexeerde pensioenbedrag. Omdat hij een garantietoeslag ontving, ging het pensioenbedrag niet omhoog, maar bleef dat bedrag gelijk: zoveel de indexering het pensioenbedrag hoger deed uitkomen, zoveel lager werd de garantietoeslag. Indien hij dit in juni 2001 had geweten en dus indien hij wél juist was geïnformeerd, had hij bezwaar aangetekend tegen de beschikking van 6 juni 2001. Nu werd hem pas in januari 2002 duidelijk wat de werkelijke gevolgen waren van de overdracht. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift was op dat moment echter al lang verstreken.
C. Standpunt minister van defensie
Bij brief van 15 april 2003 reageerde de minister van Defensie onder meer als volgt op de klacht:
“Bij brief d.d. 20 januari 2003 (zie onder A.6.; N.o.) is namens de Staatssecretaris van Defensie een oordeel gegeven over de ingediende klacht. Dit oordeel wordt door mij onverkort gehandhaafd.
(…)
Voorts wordt opgemerkt dat er na de verzending in juni 2001 van de welkomstbrief met bijlagen van geen enkele zijde reacties zijn ontvangen die er op zouden kunnen duiden dat de brochure “Welkom bij ABP” niet was bijgevoegd. Indien dit in het geval van verzoeker wel het geval is geweest dan had het op de weg van verzoeker gelegen om contact op te nemen met de klantenservice. In de betreffende welkomstbrief wordt immers expliciet verwezen naar de brochure (en de leeswijzer).”
D. Reactie verzoeker
Verzoeker deelde bij brief van 23 juni 2003 onder meer het volgende mee:
“Ik stuur u een kopie van de originelen folder, zo ik hem heb ontvangen in juni 2001.”
Bij zijn brief voegde verzoeker een kopie van een gedeelte van de brochure “Welkom bij ABP, De overdracht van uw pensioen van Defensie naar ABP”.
e. nadere informatie verzoeker
1. Bij brief van 11 augustus 2003 stelde de Nationale ombudsman onder meer de navolgende vragen aan verzoeker:
“1. Op welke datum heeft u de welkomstbrief van het ABP, die aan de achterzijde de Leeswijzer Pensioenbericht (A4-formaat) bevat, ontvangen?
2. Op welke datum heeft u de brochure van het ABP “Welkom bij ABP, De overdracht van uw pensioen van Defensie naar ABP” (A5-formaat) ontvangen?”
2. Verzoeker antwoordde bij brief van 15 augustus 2003 onder meer als volgt:
“1. Omstreeks 20 juni 2001 gelijktijdig met pensioenberekening (…).
2. Als bijlage bij brief van 20 januari 2003 (verzoeker bedoelt hier de brief zoals weergegeven onder A.6.; N.o.).”
Achtergrond
1. Kaderwet militaire pensioenen (wet van 13 december 2000, Staatsblad 2001, 37)
Artikel 1, aanhef en onder a, e en g:
“In deze wet en de daarop rustende bepalingen wordt verstaan onder:
a. Onze Minister: Onze Minister van Defensie;
e. fonds: Stichting Pensioenfonds ABP;
g. pensioenreglement: pensioenreglement van het fonds.”
Artikel 2, eerste en derde lid:
“1. De aanspraken op ouderdoms- en nabestaandenpensioen en de daarmee samenhangende verplichtingen van de beroepsmilitair, de gewezen beroepsmilitair en hun nagelaten betrekkingen worden, met inachtneming van de bij of op grond van deze wet vastgestelde afwijkingen en aanvullingen, neergelegd in de overeenkomst naar burgerlijk recht, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de Wet privatisering ABP.
3. De door het eerste en tweede lid beheerste pensioenaanspraken worden vastgelegd in het pensioenreglement.”
Artikel 3, eerste, derde en vierde lid:
“1. De wetten en regelingen waaraan de militairen en hun nagelaten betrekkingen op de datum van inwerkingtreding van deze wet een aanspraak op pensioen kunnen ontlenen, worden met ingang van een bij koninklijk besluit te bepalen datum, die voor de verschillende wetten of regelingen of groepen van rechthebbenden binnen die wetten of regelingen een andere kan zijn en niet kan liggen voor de datum waarop in de vervangende aanspraken is voorzien, buiten werking gesteld of ingetrokken.
3. (…) De te volgen methode van omzetting garandeert individuele gelijkwaardigheid van uitzichten op pensioen en, voor het totaal van de aan dezelfde dienstverhouding te ontlenen nieuwe aanspraken, nominale gelijkheid van de op het omzettingsmoment al ingegane pensioenen. (…)
4. Waar het een omzetting naar het pensioenreglement betreft, worden in elk geval de verschillen in pensioenniveau in acht genomen die krachtens de in te trekken regels tussen gehuwden en ongehuwden of daarmee gelijk te stellen rechthebbenden konden bestaan. Andere persoonlijke omstandigheden die ingevolge die vroegere regels het pensioenbedrag zouden kunnen beïnvloeden werken bij een omzetting naar het pensioenreglement door naar de situatie op een voor alle uitzichten en rechten geldende vaste peildatum. Tenzij dat uitdrukkelijk anders wordt bepaald heeft een wijziging van de laatstbedoelde omstandigheden na die peildatum geen invloed op de na omzetting gevonden nieuwe pensioenbedragen. Onze Minister legt de te hanteren werkwijze vast in een nadere regeling.”
Artikel 4, tweede lid:
“2. De uitvoering van de pensioenaanspraken voor militairen en hun nagelaten betrekkingen, bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt ondergebracht bij het fonds.”
Artikel 7, eerste lid, aanhef en onder 1°:
“1. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, eerste lid, zullen, zo nodig na een voorafgaande groepsgewijze buiten werking stelling als daar bedoeld, worden ingetrokken:
1°. Algemene militaire pensioenwet.”
2. Besluit van 20 mei 2001, houdende intrekking van een aantal wetten op het gebied van militair pensioen (Staatsblad 2001, 260)
Artikel I:
“De in artikel 7 van de Kaderwet militaire pensioenen genoemde wetten en regelingen worden ingetrokken.”
Artikel IV:
“Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juni 2001 (…).”
3. Conversieregeling militaire pensioenen (Besluit van de staatssecretaris van Defensie van 21 mei 2001, Staatscourant 23 augustus 2001, nr. 162/pag. 18)
“De Staatssecretaris van Defensie;
Gelet op artikel 3, vierde lid, van de Kaderwet militaire pensioenen,
Besluit;
Artikel 1
In deze regeling wordt verstaan onder:
a. fonds: de Stichting Pensioenfonds ABP;
b. pensioenreglement: het pensioenreglement van het fonds;
(…)
d. AMP-wet: de Algemene militaire pensioenwet
(…)
Artikel 4
De ingevolge artikel 2 voor de vaststelling van de nieuwe rechten of uitzichten op pensioen gevonden berekeningsfactoren vormen voor het fonds het uitgangspunt voor de onder de werking van het pensioenreglement voort te zetten verdere ontwikkeling daarvan.”
In artikel 9 van de Bijlage bij de Conversieregeling wordt de toekenning van een garantietoeslag geregeld. In het vijfde lid van dit artikel is vastgelegd dat een gepensioneerde in bepaalde gevallen recht heeft op een tijdelijke overbrugging van het verschil tussen het nominale niveau van het ouderdomspensioen bij de laatste pensioenuitkering voor de conversiedatum op grond van de AMP-wet en het geïndexeerde ouderdomspensioen na conversiedatum op grond van het pensioenreglement plus het geïndexeerde correctiebedrag.
In het zesde lid van artikel 9 is neergelegd dat de in het vijfde lid bedoelde tijdelijke toeslag vervalt zodra het pensioen op grond van het pensioenreglement plus de toeslag door indexatie hoger is dan het nominale niveau van het pensioen bij de laatste pensioenuitkering voor de conversiedatum op grond van de AMP-wet.