Verzoekster klaagde erover dat een medewerker van de Belastingdienst zijn tijdens een gehouden bespreking gedane mondelinge toezegging niet was nagekomen dat geheel aan het verzoek inzake de aftrekbaarheid van de opgevoerde onderhoudskosten over het jaar 2000 zou worden tegemoetgekomen. Volgens verzoekster en haar gemachtigde had de betreffende Belastingdienstmedewerker tijdens de bespreking verklaard, dat de geclaimde aftrek over 2000 in orde was. De medewerker van de Belastingdienst ontkende de bedoelde toezegging te hebben gedaan.
In aanmerking genomen het doel van de kostenaftrek rijksmonumentenpanden, de hoogte van de verzochte aftrek voor het opknappen van de badkamer (ruim f. 30.000), alsmede de opgebouwde deskundigheid en ervaring van de betreffende Belastingdienstmedewerker, die binnen het kantoor waar hij werkzaam was meestal de beoordeling deed van kosten voor rijksmonumentenpanden, hechtte de Nationale ombudsman meer waarde aan de lezing van de medewerker van de Belastingdienst dat door hem tijdens de bespreking geen toezegging over de aftrek was gedaan, dan aan de lezingen van verzoekster en haar gemachtigde dat die toezegging wel zou zijn gedaan.
Nu de Nationale ombudsman ervan uitging dat de door verzoekster en haar gemachtigde gestelde toezegging niet was gedaan, mistte de klacht over de niet-nakoming van die toezegging feitelijke grondslag.
Overige klachtonderdelen:
- behandelingsduur
