Verzoekers visbedrijf werd in het kader van toezicht op de Warenwet bezocht door een controleambtenaar van de Keuringsdienst van Waren van de Voedsel en Warenautoriteit van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Verzoeker klaagt erover dat de controleambtenaar een inspectie had uitgevoerd terwijl hij niet aanwezig was in zijn bedrijf.
De Nationale ombudsman overwoog dat onder de gegeven omstandigheden het redelijkerwijs noodzakelijk was dat de controleambtenaar zijn toezichtsbevoegdheden aanwendde om de inspectie uit te kunnen voeren. Niet onredelijk was dat de controleambtenaar na overleg met een collega en de hulpofficier van justitie van zijn bevoegdheid ingevolge de Awb gebruik maakte en besloot om de inspectie voort te zetten in bijzijn van twee geüniformeerde ambtenaren van politie. Nu de controleambtenaar, voordat hij het bedrijfspand betrad, ook nog had getracht verzoeker telefonisch te benaderen en zich de toegang tot de bedrijfsruimte verschafte door gebruik te maken van de sleutel van verzoekers zoon, kon niet worden gesteld dat de controleambtenaar zijn bevoegdheid had uitgeoefend op een wijze die voor verzoeker onevenredig belastend was.
De controleambtenaar had gehandeld in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.
Overige klachtonderdelen:
legitimatie