Verzoeker had tegen twee beslissingen van het UWV bezwaar gemaakt door indiening van twee afzonderlijke bezwaarschriften. Zonder instemming van verzoeker en zonder overleg vooraf had het UWV tot een gevoegde behandeling van de beide bezwaren besloten. Verzoeker diende hierover een klacht in bij het UWV. Deze klacht werd niet in behandeling genomen omdat het niet mogelijk zou zijn naast de bezwaarprocedure tegelijk ook een klacht in behandeling te nemen. Daarnaast bestond tussen verzoeker en het UWV verschil van mening over de datum waarop de beslissing op bezwaar, welke op 3 oktober 2003 was genomen, aan verzoeker was toegezonden. Volgens het UWV was de beslissing op de datum van 3 oktober 2003 verzonden. Verzoeker gaf aan deze eerst in de week van 20 oktober 2003 te hebben ontvangen.
Verzoeker klaagde er bij de Nationale ombudsman over dat het UWV zijn klacht tegen de gevoegde behandeling van zijn bezwaren niet in behandeling had genomen alsmede hem niet tijdig op de hoogte had gebracht van de op zijn bezwaren genomen beslissing.
De Nationale ombudsman overwoog dat artikel 9:8, eerste lid van de Awb (oud) aangeeft in welke gevallen een bestuursorgaan niet verplicht is om een klacht te behandelen. Dit artikel behelst geen bepaling die een bestuursorgaan van zijn verplichting tot klachtbehandeling ontslaat op het moment dat een klacht met een bezwaarprocedure samenvalt. Integendeel heeft de wetgever juist uitdrukkelijk voorzien dat klacht en bezwaar naast elkaar kunnen worden ingediend. Naar het oordeel van de Nationale ombudsman had het UWV voor zijn weigering om de klacht van verzoeker in behandeling te nemen niet voldoende gemotiveerd. Hij achtte de gedraging niet behoorlijk.
Ten aanzien van het tijdstip van verzending van de beslissing op bezwaar overwoog de Nationale ombudsman in navolging van de Centrale Raad van Beroep dat het feit dat op de beslissing een stempel met 3 oktober 2003 was aangebracht en voorts in het geautomatiseerde systeem van het UWV was aangegeven dat de beslissing op die datum was verzonden, niet voldoende was om aan de kunnen nemen dat de beslissing op die datum was verzonden. Nu verzoeker had aangegeven de beslissing van 3 oktober 2003 pas in de week van 20 oktober 2003 te hebben ontvangen, nam de Nationale ombudsman aan dat de beslissing eerst in de week van 20 oktober 2003 aan verzoeker was bekend gemaakt. Naar het oordeel van de Nationale ombudsman had de bekendmaking daarmee niet voldoende voortvarend plaatsgevonden.