2005/207

Rapport

Verzoekster was vanaf 1991 als ergotherapeute werkzaam geweest in de zorgsector. In januari 2004 vroeg haar werkgever een ontslagvergunning voor haar aan bij de CWI op grond van disfunctioneren. Volgens de werkgever bestonden er al jarenlang problemen in de samenwerking van verzoekster met haar collega's, leidinggevende en andere disciplines (fysiotherapeuten, psychologen en artsen). De situatie was volgens de werkgever heel lang aangezien, onder meer omdat men “in de zorg” veel consideratie en mededogen heeft. Toen twee collega's van verzoekster in december 2003 hun dienstverband opzegden vanwege verzoekster, een reden die naar zeggen van de werkgever ook bij eerdere vertrekkers (mede) had gespeeld, was de maat voor de werkgever vol. Nadat verzoekster in twee ronden verweer had gevoerd, verleende de CWI verzoeksters werkgever bij beslissing van 16 maart 2004 toestemming om de arbeidsverhouding met verzoekster te beëindigen.

Verzoekster klaagde er met betrekking tot de verleende ontslagvergunning over dat de CWI daarin had overwogen dat haar werkgever voldoende inspanningen had gepleegd om tot verbetering van haar functioneren te komen. Volgens verzoekster had haar werkgever daarvan geen enkel bewijs geleverd.

De Nationale ombudsman overwoog dat de CWI terecht had aangegeven dat artikel 5:1, eerste lid van het Ontslagbesluit (ontslag op grond van ongeschiktheid voor de functie) niet vereist dat het disfunctioneren onomstotelijk bewezen moet worden, maar bepaalt dat de werkgever het disfunctioneren aannemelijk moet maken. Naar het oordeel van de Nationale ombudsman kon de CWI op basis van hetgeen over en weer tijdens de ontslagprocedure was aangevoerd, in redelijkheid tot de conclusie komen dat gezien de problemen in de samenwerking met directe collega's en collega's in andere disciplines verzoeksters disfunctioneren voldoende aannemelijk was gemaakt.

De Nationale ombudsman kon de CWI echter niet volgen in het standpunt dat de werkgever voldoende contact met verzoekster had gehad om te trachten verbetering te brengen in haar functioneren. De Nationale ombudsman was van oordeel dat de werkgever op geen enkele wijze inzichtelijk had gemaakt op welke momenten met verzoekster was gesproken en wat er was besproken en evenmin had aangegeven op welke wijze in de contacten met verzoekster was getracht om te proberen verbetering aan te brengen in haar functioneren. Het had volgens de Nationale ombudsman op de weg van de CWI gelegen hierover meer helderheid te verkrijgen.

Door dit na te laten had de CWI naar het oordeel van de Nationale ombudsman het vereiste van adequate en actieve informatieverwerving geschonden. Omdat de CWI op basis van de voorhanden informatie niet zonder meer tot afgifte van de ontslagvergunning had mogen afgaan, achtte de Nationale ombudsman ook strijd met het motiveringsvereiste aanwezig. De onderzochte gedraging werd niet behoorlijk geacht.

Instantie: Centrale organisatie werk en inkomen

Klacht:

Werkgever verzoekster toestemming gegeven de arbeidsverhouding op te zeggen op grond van disfunctioneren en daarbij overwogen dat verzoeksters werkgever voldoende inspanningen heeft geleverd om tot verbetering van functioneren te komen.

Oordeel:

Gegrond