De Belastingdienst stortte in augustus 2004 een tweetal voor verzoeker bestemde belastingteruggaven op een rekening die op naam stond van een BV waarvan verzoeker in het verleden directeur-grootaandeelhouder was. Dit rekeningnummer was bij de Belastingdienst geregistreerd als het nummer waarop teruggaven voor verzoeker konden worden gestort. De BV reageerde niet op verzoeken het geld terug te storten.
Verzoeker klaagde er over dat de Belastingdienst zich op het standpunt stelde bevrijdend te hebben betaald en niet bereid was tot verdere stappen te zijnen gunste.
De Nationale ombudsman overwoog dat de Belastingdienst niet had voldaan aan de op hem rustende onderzoeksverplichting omdat de Belastingdienst het nummer niet vóór de stortingen bij verzoeker had geverifieerd. Dat het nummer tot 2002 regelmatig voor teruggaven was gebruikt, deed daaraan niet af. De Belastingdienst was voorbijgegaan aan de omstandigheid dat zich op elk moment wijzigingen in de beschikkingsmacht over een bank- of girorekening kunnen voordoen zonder dat de Belastingdienst daarover wordt geïnformeerd.
De Nationale ombudsman oordeelde dat de Belastingdienst het vereiste van actieve en adequate informatieverwerving had geschonden door niet vooraf bij verzoeker te informeren of het betrokken rekeningnummer ook voor deze teruggaven kon worden gebruikt
Hij achtte de onderzochte gedraging niet behoorlijk.
De Nationale ombudsman deed de aanbeveling het bedrag van de twee teruggaven alsnog te storten op een door verzoeker op te geven rekeningnummer.
De staatssecretaris van Financiën liet op 7 september 2005 weten de aanbeveling te zullen opvolgen.