De Voorzitter van de Raad van Bestuur van de zorginstelling waar verzoeker werkzaam was, deed bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg een melding over verzoekers functioneren. De inspectie berichtte de voorzitter daarop in een van haar brieven dat zij de verstrekte informatie niet had getoetst op juistheid, maar dat zij het afgegeven signaal ernstig achtte.
Verzoeker klaagde erover dat de inspectie het afgegeven signaal als ernstig had aangemerkt, zonder dat daarnaar onderzoek was ingesteld.
De Nationale ombudsman overwoog dat de inspectie met het gestelde duidelijk (genoeg) had aangegeven dat de kwalificatie “ernstig” alleen betrekking had op de aard van de melding en niet op verzoekers functioneren. Hij oordeelde de gedraging niet in strijd met het evenredigheidsvereiste.