2005/105

Rapport

In juni 2003 werd even voor 3 uur 's nachts telefonisch bij de politie in Groningen gemeld dat een man over het hek van een bedrijfsterrein was geklommen en een stoel had weggenomen. De man was vervolgens met de stoel weggefietst in de richting van de T-straat. Naar aanleiding van deze melding reden twee politieambtenaren in de opgegeven richting. Toen zij een man met fiets en stoel zagen - verzoeker -, hebben zij hem aangehouden. Tijdens de aanhouding kwamen nog twee politieambtenaren ter plaatse. Verzoeker is na zijn aanhouding overgebracht naar het politiebureau. Op het moment dat verzoeker werd aangehouden, werd hij vergezeld door zijn vriendin.

Verzoeker klaagde erover dat de politie, nadat hij was aangehouden, zijn fiets niet heeft meegenomen naar het politiebureau, dan wel hem niet in de gelegenheid heeft gesteld zijn fiets zorgvuldig op slot te zetten.

De Nationale ombudsman overwoog dat bestuursorganen zich in hun bejegening van burgers - en dus ook van verdachten - hulpvaardig dienen op te stellen. Een en ander betekent dat indien een verdachte op het moment van zijn aanhouding een fiets bij zich heeft, de politie er voor moet zorgen dat de fiets op slot wordt gezet of anderszins niet onbeheerd achterblijft.

De Nationale ombudsman stelde vast dat de verklaringen van de politieambtenaren, verzoeker en diens vriendin uiteen liepen. De Nationale ombudsman kwam tot het oordeel dat de politie er in voldoende mate voor had zorggedragen dat verzoekers fiets niet onbeheerd achter­bleef.

De onderzochte gedraging was op dit punt behoorlijk.

Verzoeker klaagde er tevens over dat de politie zijn vriendin heeft achtergelaten, terwijl hij de politie­ambtenaren destijds heeft gevraagd of zij ervoor konden zorgen dat zijn vriendin veilig thuis kon worden gebracht.

De Nationale ombudsman achtte het aannemelijk dat verzoeker de politie destijds heeft gevraagd om zijn vriendin thuis te brengen. Verder werd als vaststaand aangenomen dat verzoekers vriendin de politie niet zelf heeft gevraagd haar naar huis te brengen.

De Nationale ombudsman oordeelde dat bestuursorganen zich in hun bejegening van burgers weliswaar hulpvaardig dienen op te stellen, maar dat dit niet met zich meebrengt dat de politie een metgezel van een verdachte desgevraagd naar huis moet brengen. Dit is alleen anders indien sprake is van zwaarwegende omstandigheden. Nu verzoeker behalve een algemeen gevoel van onveiligheid geen redenen had aangevoerd waarom zijn vriendin naar huis zou moeten worden gebracht, en nu vriendin in staat moest worden geacht zelf naar huis te fietsen, was de Nationale ombudsman van oordeel dat van dergelijke zwaarwegende omstandigheden geen sprake was.

De onderzochte gedraging was ook op dit punt behoorlijk.

Instantie: Regiopolitie Groningen

Klacht:

Wijze van bejegenen bij aanhouding: verzoekers fiets niet meegenomen naar politiebureau en verzoeker niet in gelegenheid gesteld hem op slot te zetten; verzoekers vriendin op plaats van aanhouding achtergelaten;.

Oordeel:

Niet gegrond

Instantie: Regiopolitie Groningen

Klacht:

Tegen verzoekers vriendin gezegd dat zij de relatie misschien beter kon verbreken.

Oordeel:

Geen oordeel