Verzoeker had de Belastingdienst om uitstel van betaling verzocht voor een naheffingsaanslag omzetbelasting met boete tot een zeer aanzienlijk bedrag waartegen bezwaar was aangetekend. De Belastingdienst verbond aan het uitstel van betaling de voorwaarde dat verzoeker zekerheid zou stellen. Verzoeker tekende administratief beroep aan bij de directeur tegen de voorwaarde van de zekerheid. Hij verzocht hem een termijn te stellen om het beroep te motiveren. De directeur wees het beroep af zonder verzoeker in de gelegenheid te stellen het beroep te motiveren en te worden gehoord.
Verzoekers klacht richtte zich op het feit dat hem, ondanks zijn verzoek daartoe geen gelegenheid was geboden het beroep te motiveren, dat hij niet in de gelegenheid was gesteld ter zake van zijn beroep te worden gehoord, en op de volgens verzoeker buitenproportionele gevolgen zoals een mogelijk faillissement, van de gevraagde zekerheid.
De Nationale ombudsman overwoog dat de directeur had gehandeld in strijd met artikel 25, § 1, lid 21 van de Leidraad Invordering door verzoeker niet in de gelegenheid te stellen zijn beroep te motiveren, alsmede in strijd met artikel 6.2.2. Voorschrift Algemene wet bestuursrecht door verzoeker niet in de gelegenheid te stellen te worden gehoord. Ten aanzien van de klacht dat de gevraagde zekerheid zou leiden tot buitenproportionele gevolgen voor verzoeker, stelde de directeur ter gelegenheid van het onderzoek van de Nationale ombudsman dat uitblijven van zekerheid slechts zou leiden tot beslaglegging met een conservatoir karakter en dat onherroepelijke invorderingsmaatregelen vóór de uitspraak op het bezwaar niet zonder toestemming van de minister van Financiën mochten worden genomen. De Nationale ombudsman overwoog dat hiermee voldoende waarborgen waren geboden tegen buitenproportionele gevolgen voor verzoeker van de geëiste zekerheid.
De Nationale ombudsman overwoog te dien aanzien voorts dat de directeur verzoeker onvoldoende had geïnformeerd door hem niet op deze waarborgen te wijzen en hem naar de ontvanger te verwijzen voor betaling van de naheffingsaanslag indien hij niet alsnog zekerheid zou stellen.
De Nationale ombudsman oordeelde dat de directeur had gehandeld in strijd met het vereiste van fair play door verzoeker niet in de gelegenheid te stellen het beroep te motiveren.
De Nationale ombudsman oordeelde verder dat de directeur het vereiste van hoor en wederhoor had geschonden door verzoeker niet in de gelegenheid te stellen te worden gehoord en dat de directeur het vereiste van actieve en adequate informatieverstrekking had geschonden door hem niet te informeren over de waarborgen tegen buitenproportionele gevolgen van de geëiste zekerheid.
Overige klachtonderdelen:
- de motivering van de uitspraak op het beroep bij de directeur.