Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) geen gevolg heeft gegeven aan de uitspraak van de rechtbank, dat aan verzoeker opvang dient te worden verleend. Voorts klaagt verzoeker erover dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) heeft geweigerd hem opvang te verlenen. Verzoeker klaagt tevens over de motivering in de brief waarin het COA zijn klacht over de weigering tot het verlenen van opvang ongegrond heeft verklaard. Hij klaagt er in dit verband over dat het COA zich niet gehouden heeft geacht aan de uitspraak van de rechtbank omdat de rechter naar de mening van het COA een onjuiste toepassing heeft gegeven aan de woorden van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie toen deze in de Tweede Kamer de Regeling verstrekking asielzoekers (Rva) toelichtte.
De IND heeft vier weken na de uitspraak van de rechtbank een positief advies gezonden naar het COA. Toen het COA weigerde dit advies op te volgen, heeft de IND verzuimd verdere inspanningen te verrichten, waardoor de uitvoering van de rechterlijke uitspraak stokte. Deze gedraging achtte de Ombudsman niet behoorlijk.
Het COA heeft op grond van de Regeling verstrekking asielzoekers tot taak opvang te verlenen aan asielzoekers. De uitspraak van de rechter, gericht tot de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, impliceerde uitvoering door het COA. Het weigeren van opvang en de motivering van de weigering waren in dit geval niet behoorlijk.
De Nationale ombudsman heeft met instemming kennis genomen van de mededeling van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie dat zij voornemens is maatregelen te treffen om situaties als deze te voorkomen, onder meer door de Rva op dit punt te herzien. De Nationale ombudsman heeft eveneens met instemming kennis genomen van de mededeling van de minister om met verzoeker in overleg te treden teneinde een billijke schadevergoeding overeen te komen voor de periode dat hij geen opvang van rijkswege heeft genoten.