De werkgever van verzoekers diende een ontslagvergunning voor verzoekers in bij de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI) vanwege bedrijfseconomische redenen, namelijk een reorganisatie.
Verzoekers klaagden erover dat de CWI hun werkgever bij beslissing van 17 juni 2003 toestemming had verleend de arbeidsverhouding met hen op te zeggen. Volgens verzoekers had de CWI onvoldoende onderzoek gedaan naar de functieomschrijving van verzoekers en het anciënniteitsbeginsel onjuist toegepast.
De Nationale ombudsman overwoog dat voor zover verzoekers van mening waren dat het anciënniteitsbeginsel niet juist was toegepast, verzoekers het begrip uitwisselbaar te ruim uitlegden. Van uitwisselbare functies is uitsluitend sprake indien het gaat om vergelijkbare (zowel naar de aard van de functies als naar de beloning) functies. Niet van belang is welke functie de met ontslag bedreigde medewerker zou willen, of gezien de (soms lagere) eisen zou kunnen uitoefenen. Wel relevant is of er binnen het bedrijf één of meer soortgelijke, gelijkwaardige functies als die van de betrokken werknemer zijn. De Nationale ombudsman oordeelde dat de CWI in redelijkheid tot de conclusie had kunnen komen dat er geen sprake was van onderling uitwisselbare functies en dat verzoekers dus conform het anciënniteitsbeginsel voor ontslag in aanmerking kwamen. Hij achtte de onderzochte gedraging op dit punt behoorlijk.
Overige klachtonderdelen:
- wijze van klachtafwikkeling