2006/369

Rapport

Verzoeker, die van het UWV een WAO-uitkering ontvangt, woont in Suriname en is in 1994 gescheiden; zijn ex-echtgenote woont in Nederland. Het UWV heeft gedurende enkele jaren een deel van verzoekers uitkering overgemaakt op zijn Surinaamse bankrekening en een deel op een Nederlandse bankrekening waarover verzoekers ex-echtgenote ook de beschikking had.

Verzoeker klaagde erover dat het UWV de echtheid van één of meer machtigingen, waarmee het UWV werd verzocht een deel van zijn uitkering over te maken op de Nederlandse bankrekening, niet voldoende heeft onderzocht.

De vraag was of het UWV, door aan bedoelde machtigingen uitvoering te - blijven - geven, juist had gehandeld ten opzichte van verzoeker.

De machtiging, die het UWV op 5 juli 2000 ontving, gaf op zichzelf bezien en in ieder geval op dat moment nog onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de echtheid. Het was dan ook niet onjuist dat het verzoek om tot uitbetaling op twee rekeningen over te gaan door het UWV werd gehonoreerd. Hierbij was ook van belang dat beide rekeningen op naam van verzoeker stonden, dat de handtekening die onder de machtiging was geplaatst van verzoeker leek te zijn en dat afschriften van het paspoort van zowel verzoeker als van de gemachtigde werden meegezonden.

Bij brief van 26 juli 2001 maakte verzoeker het UWV kenbaar dat hij alle machtigingen wenste in te trekken, dat het UWV de gehele uitkering diende over te maken op zijn Surinaamse bankrekening en dat alle post naar een postadres te Suriname gestuurd moest worden. In dit - ondubbelzinnige - verzoek zag het UWV echter geen aanleiding om tot actie over te gaan. De diverse verzoeken die verzoeker het UWV hierna nog deed, leidden ook niet tot het door verzoeker gewenste resultaat. Pas nadat verzoeker, in april 2003, de hulp van de ambassade had ingeroepen werd zijn uitkering weer volledig op zijn Surinaamse bankrekening overgemaakt.

Gebleken is dat het UWV verzoekers brieven, waarmee hij poogde de beschikking over zijn uitkering te herkrijgen, herhaaldelijk naast zich heeft neergelegd. De Nationale ombudsman acht deze handelwijze, mede gezien de soms zeer opmerkelijke inhoud van de brieven die verzoekers ex-echtgenote het UWV stuurde, onbegrijpelijk.

In zoverre heeft het UWV gehandeld in strijd met het verbod van vooringenomenheid. De gedraging is niet behoorlijk.

Instantie: UWV Amsterdam

Klacht:

Onvoldoende de echtheid onderzocht van één of meer machtigingen waarmee UWV werd verzocht een deel van de uitkering over te maken op bankrekening waarover ex-echtgenote kon beschikken.

Oordeel:

Gegrond