Voordat een vreemdeling een aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) indient bij de Nederlandse vertegenwoordiging in het buitenland kan de in Nederland verblijvende referent, dmv de zg referentprocedure, eerst advies vragen aan de Visadienst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, ondergebracht bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Op 12 januari 2004 overwoog de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS) dat de referentprocedure niet gericht is op enig rechtsgevolg en het verzoek om advies daarom niet gelijk kan worden gesteld met een aanvraag in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Sinds deze uitspraak kan er daarom geen rechtsmiddel meer worden ingesteld tegen een advies. De Afdeling Bestuursrecht had in haar uitspraak geen overgangsregeling opgenomen. De uitspraak had daarom ook betrekking op zaken waarin reeds vóór 12 januari 2004 een rechtsmiddel was aangewend.
Verzoeksters verzoek om advies van 18 juli 2003 was bij beschikking van 25 september 2003 afgewezen. Hierin was een rechtsmiddelenverwijzing opgenomen. Het door verzoekster op 20 oktober 2003 ingediende bezwaarschrift werd echter op 12 februari 2004 niet ontvankelijk verklaard.
Verzoekster klaagt erover dat de Visadienst haar destijds onjuist heeft geïnformeerd over de mogelijkheid een rechtsmiddel in te stellen.
Verzoekster klaagt er tevens over dat de Visadienst haar verzoek om vergoeding van de kosten die zij heeft gemaakt voor rechtsbijstand in het kader van het ingediende bezwaarschrift heeft afgewezen.
De Nationale ombudsman overweegt dat de informatie in de beschikking van 25 september 2003 over de mogelijkheid dat rechtsmiddelen konden worden aangewend, op dat moment geheel naar waarheid was. De gedraging van de Visadienst is op dit punt behoorlijk.
Het is voldoende aannemelijk dat verzoekster tav de rechtsmiddelenverwijzing kosten voor rechtsbijstand heeft gemaakt die achteraf bezien niet nodig waren. De Visadienst kon het verzoek om vergoeding van die kosten niet afwijzen op de grond dat er geen sprake was geweest van toerekenbaar onrechtmatig handelen. Door dat toch te doen is in strijd gehandeld met het redelijkheidsbeginsel.
De gedraging van de Visadienst is ook op dit punt niet behoorlijk.
Individuele aanbeveling:
Nationale ombudsman geeft de minister van Buitenlandse Zaken en de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie in overweging om de kosten die verzoekster heeft gemaakt voor het inroepen van rechtsbijstand te vergoeden.