Verzoeker deed op 31 maart 2002 aangifte van diefstal van zijn crossmotor bij de politie Amsterdam-Amstelland. Hij wilde zich voegen en op de hoogte worden gehouden. Hierna vond contact plaats tussen politie Amsterdam-Amstelland en politie Utrecht. Motor werd in Amsterdam teruggevonden en bij verzoeker terugbezorgd. Omdat de crossmotor schade had opgelopen, deed verzoeker aanvullende aangifte bij politie Amsterdam-Amstelland. De verdachte van de diefstal bekende tegenover politie Amsterdam. Politie Utrecht droeg het dossier over aan het parket te Amsterdam. Op 1 juli 2003 seponeerde het parket de zaak vanwege te oud feit. Verzoeker werd hierover niet door het parket geïnformeerd.
Verzoeker klaagde er onder meer over dat het parket te Amsterdam had geweigerd om hem financieel tegemoet te komen in de schade die hij stelt te hebben geleden, omdat hij zich niet had kunnen voegen in een strafproces tegen de verdachte(n).
De Nationale ombudsman overwoog dat was gebleken dat het parket de aansprakelijkheid voor de schade had getoetst aan de Handleiding schade niet-voegen van het OM. Het parket had vervolgens de door verzoeker geclaimde schade betwist omdat aan de tweede voorwaarde in de Handleiding niet was voldaan, omdat de toewijzing van de vordering niet mogelijk was geweest vanwege niet-vervolging verdachte (sepot). De tweede voorwaarde in bovengenoemde Handleiding is, dat de verdachte van het betreffende strafbare feit door de rechter moest zijn veroordeeld. De ombudsman overwoog voorts dat moest worden geconstateerd dat de grond waarop de betwisting door het parket berustte, in overeenstemming was met de tekst van voormelde Handleiding. Ook konden het parket en de minister gevolgd in hun stelling dat niet de Staat, maar de dader aansprakelijk is voor de schade. De Handleiding voorziet om die reden dan ook slechts in vergoeding van de kosten die het voeren van een civiele procedure met zich meebrengt. Dat in de Handleiding een tegemoetkoming in de kosten ingeval van sepot is uitgesloten, is begrijpelijk omdat het sepot niet valt aan te merken als een omissie van het parket en de benadeelde partij daarna nog de mogelijkheid heeft om via de procedure van artikel 12 Sv te trachten vervolging te bewerkstelligen. In het onderhavige geval echter was die mogelijkheid voor verzoeker illusoir geworden doordat het parket hem niet had meegedeeld dat het tot sepot had besloten en niet had gewezen op de procedure van artikel 12 Sv. Bovendien gold in het onderhavige geval dat het sepot rechtstreeks voortvloeide uit een fout van het regionale politiekorps Amsterdam/Amstelland. Gezien deze omstandigheden was de afwijzing van het verzoek om schadevergoeding op grond van de enkele overweging dat niet aan de tweede voorwaarde uit de Handleiding was voldaan zodanig onjuist, dat het parket in redelijkheid niet tot die beslissing had kunnen komen. De Nationale ombudsman oordeelde dat de onderzochte gedraging op dit punt niet behoorlijk was, wegens schending redelijkheidsvereiste. Aanbeveling aan de minister van Justitie.
Overige klachtonderdelen
Politie Amsterdam: niet insturen dossier aan parket
Politie Utrecht: laat insturen dossier, bevestiging ontvangst dossier, niet actief optreden om onduidelijkheden op te lossen, laat meedelen van parketnummer, niet betalen schadevergoeding
Parket Amsterdam: niet tijdig registreren dossier, noteren onjuist parketnummer