Ambtenaren van het regionale politiekorps Midden en West Brabant deden in het kader van een hennepactie een inval in onder meer verzoeksters woning. Omdat verzoekster niet aanwezig was, forceerde de politie de voordeur, waarna zij de woning betrad. Er werd geen hennepkwekerij aangetroffen.
Verzoekster klaagde erover dat de officier van justitie toestemming had gegeven om tijdens de actie een aantal woningen te betreden op basis van één warmtemeting en dat de politie haar woning was betreden.
Uit informatie was gebleken dat de grootscheepse hennepactie was gebaseerd op een positieve warmtemeting. Dat een eerdere soortgelijke actie succesvol was (in de zin dat er veel hennepkwekerijen werden aangetroffen) is volgens de Nationale ombudsman geen legitimatie voor een dergelijke werkwijze. Er moet sprake zijn van een redelijk vermoeden van schuld en daarvan is geen sprake bij alleen een positieve warmtemeting.
De Nationale ombudsman is van mening dat de politie een aantal onderzoekshandelingen heeft laten liggen die van belang zijn voor het beantwoorden van de vraag of er sprake is van een redelijk vermoeden van schuld. Het had in de rede gelegen dat de politie uitvoeriger onderzoek had uitgevoerd alvorens de officier van justitie om instemming te vragen.
Dat de politie de officier van justitie om instemming heeft verzocht zonder nader onderzoek én de officier van justitie heeft ingestemd met het betreden van een aantal woningen op basis van één warmtemeting, is niet juist.
Zowel de officier van justitie als de politie hadden het huisrecht geschonden.
Verzoekster klaagde er verder nog over dat de politie haar voordeur had geforceerd; klacht gegrond.