2007/320

Rapport

Verzoekster heeft recht op kinderalimentatie. Op 14 maart 2002 stelt de rechtbank de door verzoekster van de vader van het kind te ontvangen bijdrage vast op € 453,78. Op 1 november 2006 vernietigde het gerechtshof deze beschikking en besliste opnieuw, met inachtneming van de aanwijzingen van de Hoge Raad in deze en stelde de bijdrage met ingang van 1 oktober 2001 vast op € 322,- per maand. Nu de vader van het kind in de tussenliggende jaren altijd het eerst vastgestelde alimentatiebedrag aan verzoekster heeft voldaan, heeft hij voor dit bedrag een vordering op verzoekster.

Verzoekster klaagt erover dat het LBIO weigert het in de beschikking van 1 november 2006 genoemde bedrag te indexeren voor de daaropvolgende jaren. Het LBIO stelt dat zij, naar aanleiding van een arrest van de Hoge Raad van 29 november 1974, van mening zijn dat de datum van de uitspraak van in dit geval het Hof ( de vaststelling van de alimentatie) bepalend is voor de ingangsdatum van de indexering en niet de datum van ingang van de verschuldigdheid.

De Nationale ombudsman is van oordeel dat de beschikking van het gerechtshof in 2006 moet worden bezien als opnieuw rechtdoend op basis van de omstandigheden en wetenschap die de rechtbank in 2002 tot zijn beschikking had. Als datum van vaststelling van de alimentatie heeft hier te gelden de datum in 2002 en niet die in 2006, nu het Hof immers opnieuw recht doet op basis van de oude situatie maar met gebruikmaking van een door de Hoge Raad aangedragen ander wijze van berekenen. Dus de genoemde alimentatiebedragen dienen alsnog te worden geïndexeerd.

De onderzochte gedraging is niet behoorlijk wegens schending van het vereiste van rechtszekerheid.

Instantie: Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

Klacht:

Geweigerd om bij inning van verschuldigde kinderalimentatie de in de beschikking van 1 november 2006 genoemde alimentatiebedragen, ingaande 1 oktober 2001 en 1 februari 2002, te indexeren.

Oordeel:

Gegrond