Verzoeker klaagde over de duur van de looncontrole door het UWV.
De looninspecteur van het UWV bracht op 1 en 5 november 2004 een bezoek aan vereniging X. Daarmee was de looncontrole aangevangen. Om nadere informatie in te winnen probeerde de looninspecteur verzoeker in november 2004 telefonisch te benaderen, maar dat lukte niet. Verzoeker stuurde vervolgens op 12 november 2004 een brief aan de looninspecteur waarin hij meedeelde dat hij op geen enkele wijze contact wenste met het UWV. Niettemin probeerde de looninspecteur begin 2005 alsnog telefonisch contact op te nemen met verzoeker. Om te voorkomen dat de zaak zou escaleren, zette de looninspecteur dit niet door. Ten slotte trachtte de looninspecteur bij brief van 24 oktober 2005 de benodigde gegevens via vereniging X op te vragen.
De Nationale ombudsman was van oordeel dat het UWV in strijd met het vereiste van voortvarendheid handelde. Het UWV had weliswaar in november 2004 en begin 2005 (tevergeefs) geprobeerd verzoeker telefonisch te benaderen, maar dat nam niet weg dat het UWV tot oktober 2005 geen enkele actie had ondernomen ten behoeve van de looncontrole. Pas op 24 oktober 2005, dus ruim 6 maanden later en bijna een jaar na aanvang van de looncontrole, trachtte het UWV om via het bestuur van vereniging X de benodigde informatie te verkrijgen. De looncontrole duurde onder andere om die reden ruim een jaar. Reeds hierom kon niet worden gesproken van een zo snel en efficiënt mogelijke afronding van het onderzoek.
Verzoekers weigerachtige houding alsmede de omstandigheden dat de betrokken looninspecteur van het UWV veel andere controles onder handen had en dat het UWV ten tijde van de looncontrole volop bezig was met de voorbereidingen op de overdracht van looncontroletaken naar de Belastingdienst, waren naar het oordeel van de Nationale ombudsman geen zwaarwegende of bijzondere omstandigheden die het stilleggen van de looncontrole gedurende een periode van ruim 6 maanden konden rechtvaardigen.