2007/189

Rapport

Verzoeker meldde zich in mei 1990 ziek. Na acht maanden werd verzoeker gekeurd. De arts oordeelde dat verzoeker op het moment van keuring nog wel arbeidsongeschikt was maar dat hij naar alle waarschijnlijkheid voor het einde van de wachttijd volledig hersteld zou zijn. Gedurende deze periode kreeg verzoeker toestemming om met vakantie naar Marokko te gaan.

Verzoeker bleef vervolgens in Marokko, waardoor het UWV bij het einde van de wachttijd niet kon bepalen of verzoeker hersteld was. De ZW-uitkering werd voor de zekerheid wel het gehele jaar uitbetaald.

In 1996 vroeg verzoeker via de Caisse Nationale de Sécurité Sociale (CNSS) te Marokko een WAO-uitkering aan. Het toenmalige GUO begon een onderzoek maar, mogelijk door communicatieproblemen met het CNSS, werd het onderzoek nooit afgerond en het dossier belandde op een gegeven moment in het archief.

Op 30 mei 2005 ontving het UWV een nieuwe aanvraag. Aangezien een besluit uitbleef diende verzoeker een klacht in bij het UWV. Het UWV wikkelde de klacht af en wees verzoeker erop dat de termijn voor het behandelen van de aanvraag nog niet was verstreken. Omdat verzoeker gedurende de termijn en ook na het verstrijken van deze termijn niets van het UWV vernam, diende verzoeker een klacht bij de Nationale ombudsman in, over het uitblijven van een besluit.

Uit het onderzoek bleek dat het UWV na de klachtafwikkeling geen relevantie actie had ondernomen. Verder kenmerkte het handelen van de afdeling Buitenland van het UWV zich door traagheid omdat de zaak geen prioriteit genoot. Op het moment van het schrijven van het rapport was verzoeker zelfs nog niet gekeurd. Hierdoor had verzoeker ruim twee jaar nadat hij een nieuwe aanvraag had ingediend, nog steeds geen besluit op zijn WAO-aanvraag had ontvangen en verzoeker verkeerde derhalve nog steeds in onzekerheid over zijn (financiële) positie.

Het UWV had niet alleen de wettelijke termijn ruimschoots geschonden maar had gedurende deze periode vervolgens ook verzuimd om verzoeker op de hoogte te houden. De No achtte de klacht gegrond wegens schending van het vereiste van voortvarendheid.

De Raad van bestuur van het UWV werd in overweging gegeven ervoor te zorgen dat alsnog binnen twee maanden een beslissing werd genomen op verzoekers aanvraag.

Instantie: UWV Amsterdam

Klacht:

Geen besluit genomen op aanvraag voor WAO-uitkering.

Oordeel:

Gegrond