2007/046

Rapport

Op 30 april 2005 werd de minderjarig zoon H. van verzoeker door politieambtenaar W. staande gehouden omdat hij zonder licht op zijn scooter reed. Tijdens deze staande houding zou politieambtenaar W. op het vizier van de helm van H. hebben geslagen, waardoor dit vizier was gebroken. Verzoeker diende hierover een klacht in.

De Nationale ombudsman onthield zich van een oordeel. De reden hiervoor was dat de lezingen van verzoeker en politieambtenaar W. lijnrecht tegenover elkaar staan. Verzoeker hield stellig vol dat politieambtenaar W. op het vizier van de helm van H. had geslagen, terwijl politieambtenaar W. verklaarde dat hij geen geweld jegens H. had uitgeoefend en dat H. zijn helm niet meer op had op het moment dat hij hem aansprak. Nu zich geen omstandigheden voordeden op grond waarvan aan de ene stelling meer betekenis moest worden toegekend dan aan de andere stelling, kon de Nationale ombudsman niet vaststellen dat politieambtenaar W. op het vizier van de helm van H. had geslagen. De Nationale ombudsman onthield zich dan ook van een oordeel.

Grondrecht onaantastbaarheid van het lichaam.

De Nationale ombudsman onthoudt zich van een oordeel.

Instantie: Regiopolitie Rotterdam-Rijnmond

Klacht:

Zoon van verzoeker tijdens staandehouding op vizier van zijn helm geslagen waardoor dit vizier is gebroken.

Oordeel:

Geen oordeel