Verzoekster werd staande gehouden omdat zij werd verdacht van het niet-handsfree bellen in haar auto.
Verzoekster klaagt erover dat de betrokken politieambtenaar haar heeft getutoyeerd en (nadat zij weigerde haar telefoon af te geven) heeft gezegd dat hij dan het recht had om haar auto helemaal te doorzoeken en dat hij dan wel bijvoorbeeld wapens of drugs kon vinden dat dan in beslag genomen zou worden. Daardoor voelde zij zich bedreigd.
In het verslag van bevindingen van de klachtencommissie was vermeld als standpunt van de betrokken ambtenaren dat het niet correct was geweest om verzoekster niet met u aan te spreken en dat was meegedeeld dat alles wat in de auto aangetroffen zou worden aan bijvoorbeeld wapens en drugs in beslag genomen zou worden. Dit laatste was bedoeld als waarschuwing.
Tijdens de hoorzitting heeft de betrokken ambtenaar uiteindelijk ontkend. Daarom gaf de klachtencommissie en vervolgens de korpsbeheerder geen oordeel op de klachten.
De Nationale ombudsman vindt op grond van de bevindingen van de klachtencommissie wel aannemelijk dat de betrokken ambtenaar verzoekster heeft getutoyeerd heeft gezegd dat hij alles wat in de auto aangetroffen zou worden aan bijvoorbeeld aan wapens en drugs in beslag genomen zou worden. Hij vindt dat in beginsel aan een erkenning meer gewicht moet worden toegekend dan aan een latere ontkenning. Hij vindt dat in strijd is gehandeld met het beginsel van correcte bejegening.
De klacht dat het verslag van de klachtencommissie incorrect of onvolledig is, is niet gegrond.