Verzoekster ontving naast een gedeeltelijke WAO-uitkering ook een WW-uitkering en had zich vanuit de WW gemeld met toegenomen klachten. Haar ziekmelding werd na een spreekuurcontact met een verzekeringsarts op 4 september 2007 tijdelijk geaccepteerd. Dezelfde verzekeringsarts vond tijdens een vervolgconsult op 23 oktober 2007 dat er niet langer sprake was van toegenomen klachten. Doordat hij zich volgens verzoekster op een intimiderende wijze opstelde liep dat tweede gesprek volledig uit de hand. In de daarop volgende klachtbehandeling onthield het UWV zich van een oordeel omdat verzoeksters versie van het gebeuren niet overeenkwam met die van de verzekeringsarts.
De klacht betreft de wijze van bejegening door de verzekeringsarts tijdens diens spreekuur op 23 oktober 2007, het ging onder meer om: opmerking dat begeleiding door de huisarts niet zinvol was, dat verzoekster zich door psychiater moest laten onderzoeken, dat zij tot drie keer toe moest vertellen wat zij mankeerde, dat hij zag dat zij in de gezondheidszorg had gewerkt en daarom de kneepjes van het vak wel zou kennen, dat hij papieren naar haar toesmeet en zei dat zij maar naar de tuchtraad moest gaan en dat ze haar wel weer aan het weer zouden krijgen.
Door het zich onthouden van een oordeel in de klachtbehandeling leek het erop dat het UWV de verzekeringsarts de hand boven het hoofd hield.
De Nationale ombudsman stelde na een hoorzitting op zijn Bureau vast dat verzoekster en de verzekeringsarts op essentiële punten van mening bleven verschillen over het verloop van het gesprek. Beide erkenden wel dat het gesprek was geëscaleerd. De verzekeringsarts had dit als professional moeten zien te voorkomen.
Het UWV heeft onvoldoende gedaan om de 'waarheid' boven tafel te krijgen. Het UWV had bijvoorbeeld nog een wederhoor ronde kunnen inlassen of verzoekster kunnen horen in aanwezigheid van de verzekeringsarts.
Vereiste van professionaliteit - Niet behoorlijk
Vereiste van actieve en adequate informatieverwerving - Niet behoorlijk